Stadspoorten: verschil tussen versies
Regel 16: | Regel 16: | ||
==Poorten en torens in Zeeland== | ==Poorten en torens in Zeeland== | ||
[[Bestand:Stadspoorten2.jpg|thumb| | [[Bestand:Stadspoorten2.jpg|thumb|left|300px|De Gentse Poort in Hulst. Links: beeld Reynaert de Vos. Prentbriefkaart, ca. 1964. Bron: ZB/Beeldbank Zeeland, rec.nr. 36694]] | ||
''Aardenburg:'' De Westpoort (1650) sloot oorspronkelijk aan op de aarden wal. | ''Aardenburg:'' De Westpoort (1650) sloot oorspronkelijk aan op de aarden wal. |
Versie van 1 okt 2024 07:17
Stadspoorten |
---|
Doorgangen in de stedelijke omwalling. De vorm Van de poorten van een stad is meestal bepaald door twee factoren: de stand van de verdedigingstechniek in de tijd dat de poort gebouwd werd en de ligging ten opzichte van land- en waterwegen.
Verdedigingstechniek
In de 14de eeuw werd een vijand bestreden met pijl en boog vanaf de zo hoog mogelijk gelegen weergang van poort- of stadsmuur. Tussen de kantelen waren openingen, de moordgaten, van waaruit de vijand beschoten werd. Was het gevaar te dicht genaderd dan kon men door de moordgaten stenen en pek omlaag werpen: ook kon men die door openingen hoog boven de poortdeuren, mezekouwen genaamd, op de vijand laten vallen: dit laatste ingeval de valbrug over de gracht niet snel genoeg opgehaald kon worden. Als dan ook nog de deuren niet gesloten waren had men als laatste redmiddel de hamei, een scherp gepunt valhek, dat altijd voor de deur gereed hing om snel neergelaten te worden.
In de 15de eeuw kwamen, met het buskruit, de kanonnen en verschillende soorten kleinere schietwapens op. Toen had het geen zin meer van grote hoogte te schieten en de poorten hoog te maken. De kanongaten werden meestal zo aangebracht. dat men van geringe hoogte een oeveelheid paniekzaaiend schroot over de vijand kon uitstoten. Van gericht schieten was geen sprake. Kijksleuven ontbraken vaak boven kanongaten. Met lichtere wapens, onder andere haakbussen.Werd wel gericht geschoten. Om een vijand niet direct tot de eigenlijke poort te laten doordringen ontwikkelde zich in de latere 15de eeuw de voorpoort.
16de en I7de eeuw: In de laatste fase van de verdedigingstechniek der middeleeuwen bracht men kanonnen aan in overwelfde gangen of geheel overwelfde kelders. Tenslotte werden de schietwapens zo krachtig, dat stenen torens, muren en poorten geen voldoende weerstand meer konden bieden. Men ging er toe over een verdedigingsgordel van aarden wallen met uitstekende bastions met daarvoor ravelijnen en hoornwerken te maken. De oude poorten hadden geen functie meer, werden afgebroken of bedolven door de nieuwe omwalling. Alleen in strategisch onbelangrijke steden als Zierikzee kon men volstaan met de oude poorten. Elders kwam een nieuw type stadspoort tot ontwikkeling: een stenen doorgang in de aarden wal die veelal versierd werd. De meeste wallen zijn in de 19de eeuw geslecht. Alleen het beloop is vaak nog herkenbaar in het beloop van de singels.
Ligging
Het meest gebruikelijke type stadspoort geeft toegang tot de stad vanaf een landweg via een brug over de gracht. Andere poorten sluiten een waterweg af. Sommige waren een combinatie van water- en landpoort. In Zeeland had de poort tevens de functie het zoute water van de open zeegaten te scheiden van het zoete binnenwater. Tenslotte kon in de poort nog een spuisluis opgenomen zijn. Op belangrijke punten werd de stdasmuur versterkt met verdediginggstorens, die op strategische punten zoals een haveningang en dergelijke tot de omvang van een poortgebouw konden uitgroeien.
Poorten en torens in Zeeland
Aardenburg: De Westpoort (1650) sloot oorspronkelijk aan op de aarden wal.
Hulst: De Dobbele poort of Bollewerkpoort (1506) was een ingewikkeld verdedigingswerk aan de voormalige haveningang. Oorspronkelijk was het een combinatie van een overwelfde waterpoort, twee landpoorten, twee waterscheidingen en een spuikoker. Het geheel is bekleed met witte Belgische natuursteen. Een oudere stadsmuur in baksteen sluit op de poort aan. In 1618 werd het bouwwerk in het hoge aardwerk van het nieuwe bastion Brederode opgenomen bij het maken van een vesting volgens de nieuwe principes. In 1957 en latere jaren zijn belangrijke resten blootgelegd en geconserveerd. In de latere omwalling, die nog behouden is, zijn opgenomen de Bagijnepoort (1704), de nieuwe Dubbele poort (1771) en de rijk bewerkte Gentse poort (1781).
Middelburg: Behouden bleef een schamele rest van de Dam- of Veerse poort (1585/91) en de Koepoort. in 1735 als sierpoort onder leiding van stadsbouwmeester Jan de Munck opgetrokken. Het beeldhouwwerk is van J. P. Baurscheit de Jonge, ook bekend als bouwmeester van belangrijke woonhuizen in Zeeland.
Sluis: Gedeelten bleven bewaard van de Westpoort of Stenen Beer, gebouwd in 1444/50, een ingewikkeld verdedigingssysteem bestaande uit een gecompliceerd poortgebouw en een voorpoort buiten de ophaalbrug. Onder de brug door kon door een stenen kanaal gespuid worden op het buitenwater van het Zwin.
Veere: Ter bescherming van de haveningang werd de stadsmuur aan het eind van de 15de eeuw versterkt met een halfronde toren bij het veer naar Kamperland. de Kampveerse toren. Dit gebouw en de aansluitende stukken stadsmuur bleven behouden.
Vlissingen: De Westpoort (circa 1490) bestond oorspronkelijk uit twee forse ronde torens verbonden door een tussenlid dat over de doorgang gebouwd was. Later werd het gebouw gevangenis waaraan het de naam Gevangenpoort ontleende. Hij werd beschadigd door de inval van de Engelsen in 1809. De enige overgebleven toren werd verlaagd en met een koepelgewelf overdekt. waardoor de naam
Bomvrije toren ontstond. In 1944 werd de toren zwaar beschadigd en daarna hersteld, waarbij hij vier meter verhoogd werd en deel ging uitmaken van de zeewering.
Zierikzee. Hier bleven de drie belangrijkste Zeeuwse stadspoorten bewaard. De Nobelpoort van ca. 1320 vertegenwoordigt het hoge 14de-eeuwse type. Een vierkant poortgebouw wordt geflankeerd door twee ronde torens. De respectievelijk 8 en 16-hoekige spitsen van de torens zijn vermoedelijk 15de eeuws. Volgens plaatselijke overlevering zouden ze geschonken zijn door de gezusters Nobel. De Zuidhavenpoort (ca. 1320) is een kleinere vertegenwoordiger van het 14de -eeuwse type. Opvallend zijn de ruitvormige versieringen in groengeglazuurde bakstenen bouwmaterialen. De aansluitende stadsmuren zijn reconstructies van de 15de of 16de -eeuwse toestand. In het 18de -eeuwse torentje hangt sedert 1964 een klein carillon uit 1550/54, gegoten door Pieter van den Ghein uit Mechelen, afkomstig uit de stadhuistoren. De Noordhavenpoort Moet als de Zuidhavenpoort zijn geweest maar werd in het begin van de 16de eeuw geheel verbouwd- en voorzien van een rondeelachtige uitbouw waarin vele kanonkelders verbonden door gangen. De poort is tevens waterscheiding. Daarom zitten de kanongaten aan de landzijde veel lager dan aan de zeezijde en was er geen ophaalbrug over een gracht voor de poort mogelijk. Wel was er een hamei aan de buitenzijde. In 1559 werden de ruimten aan de stadzijde gemoderniseerd. Dit deel heeft geen verdedigend karakter meer.
Auteur
H. Janse
Literatuur
H. Janse en Van Straalen, Middeleeuwse stadswallen