Platvissen: verschil tussen versies
kGeen bewerkingssamenvatting |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 6: | Regel 6: | ||
= | ==Auteur== | ||
-K.F. Vaas | |||
[[category:Fauna]] | |||
[[category:vissen]] | [[category:vissen]] |
Versie van 15 jan 2024 10:04
Platvissen |
---|
Platvissen (Pleuronectiformes)
Groep van enige families van zeevissen met hoog, zeer sterk zijdelings samengedrukt lichaam, asymmetrisch ten gevolge van een draaiing der voorste schedelbeenderen en kaken. Hierdoor wordt de linker- of rechterzijde van het oorspronkelijk symmetrische jonge visje tot bovenkant en de tegenovergestelde zijde tot onderkant van de volwassen vis. De ogen draaien mee en komen nu beide aan de bovenkant te zitten. De bek gaat een scheve stand innemen. De rugvin, die nu aan de zijkant komt, is lang begint vlak achter de kop en loopt tot aan de staart door. Aan de andere zijkant zit de eveneens lange anale vin. Platvissen kunnen zeer goed zwemmend een prooi vervolgen en liggen vaak plat op de zeebodem naar prooi te loeren, soms door het zand bedekt, zodat alleen de uitpuilende ogen te zien zijn. Ook de adembewegingen van het kieuwdeksel zijn dan waar te nemen. De schar rust niet plat op de bodem, maar steunt het voorste deel van het lichaam op de kleine buikvinnen en heft de kop omhoog. Veel platvissen zoeken de bodem af naar beweeglijk, klein dierlijk voedsel, zoals slakjes, wormen, kleinere lagere kreeftachtigen of de beweeglijke in- en uitstroombuizen van tweekleppige weekdieren. Bot (Platíchthys flésus) lijkt op de schol, maar is ervan te onderscheiden doordat onder de basis van de rug- en anaalvin de huid glad aanvoelt en doordat de staartwortel langer en slanker is. Gevlekt bruine bovenkant. De jonge botjes trekken zeer ver de rivieren op en keren na omstreeks een jaar naar zee terug om te paaien. Algemeen in de Zeeuwse wateren, waar de bot zowel door de hengelaars, als ook commercieel gevist wordt. Griet (Scophthálmus rhómbus) komt voor in de kustwateren en het Grevelingenmeer. Lijkt op tarbot, maar blijft kleiner en de huid voelt ruw aan. Schar (Limánda limánda) lijkt op de schol, maar is te herkennen aan het ruw aanvoelen van de huid en aan de zijstreep over het lichaam, die niet recht is, maar een boog vertoont ter hoogte van de borstvin. De kop is spitser dan die van de schol. Grijsachtig geel-bruin van kleur, soms met gele vlekken. Leeft in het kustwater en in zoute en zout brakke delen der Zeeuwse wateren. Schol (Pleuronéctes platéssa). Platvis met hoog zeer sterk samengedrukt lichaam. De bovenkant is de rechterzijde, bij enkele afwijkende exemplaren de linker. Olijfgroen tot rood-bruin met rode of gele vlekken, welke soms ontbreken. Kan in zee tot 90 cm lang worden. De volwassen exemplaren van het ras dat in Zeeland wordt aangetroffen, paaien in volle zee ter hoogte van de Belgische kust en de larven bewegen zich naar het kustwater. De jonge dieren, reeds in de typische platvisgedaante, dringen de zeearmen en riviermonden binnen, groeien daar een of twee jaar flink en keren dan naar zee terug. In dit verband spreekt men van de kinderkamerfunctie van bijv. de Oosterschelde. In de Zeeuwse wateren worden veel kleine schollen aangetroffen. In de, door de Deltawerken van zee afgesneden zoute wateren, zoals Veerse Meer en Grevelingen, groeide de plotseling ingesloten scholpopulatie snel door tot grote vissen, die door beroeps- en sportvissers konden worden weggevangen. De geslachtsrijpe schollen konden zich echter in het voor hen ongewone milieu niet voortplanten, zodat de populaties snel afnamen. In beide wateren heeft men aanvankelijk jonge schol uit de Oosterschelde uitgezet, maar men is daar na enige jaren mee opgehouden. De schol vormt een belangrijke bron voor de zeevisserij in de Noordzee. Schurftvis (Arnoglóssus latérna). Tot 20 cm lange platvis met een slank, bijna doorschijnend lichaam. Komt in de kustwateren en zoute delen van de zeegaten en riviermondingen sporadisch voor. Tarbot (Scophthálmus máximus). Tot 80 cm lange ovaalronde platvis van de kustwateren en riviermonden. Komt ook voor in het Grevelingenmeer. Huid voelt gladder aan dan die van de iets kleinere griet, die er veel op lijkt. Zeer gewaardeerde consumptievis. Tong (Sólea sólea). Langwerpig ovaal, naar achteren wat versmald; sterk afgeronde snuit. De rugvin loopt tot de staartwortel door. Veranderlijke kleur afhankelijk van de ondergrond. Groen-grijs tot grijs-bruin of zandkleurig, soms met vlekken. Ligt overdag veelal ingegraven in de bodem en zwemt 's nachts rond op zoek naar voedsel. Tot 50 cm; hooggewaardeerde consumptievis, die commercieel gevist wordt op zee en in het kustwater. Ook in de Zeeuwse wateren, die in open verbinding staan met de zee komt veel tong voor; dringt vrij ver in het brakke gebied door.
Auteur
-K.F. Vaas