Koolzaad: verschil tussen versies

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Jacqueline (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Jacqueline (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(18 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 2: Regel 2:
  | above      = Koolzaad  
  | above      = Koolzaad  
}}
}}
[[Bestand:dorsen33024.jpg|right|thumb|450px|Koolzaad dorsen op het eiland Walcheren rond 1895, collectie Terwoert, ansichtkaart, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 33024]]
==Koolzaad (Brássica nápuo)==
Oliehoudend zaad, opvolger van het in de middeleeuwen veel verbouwde raapzaad (Brássicarapa of Campestrio), omdat het koolzaad een hoger oliegehalte had.
===Geschiedenis===
Het zou in de 14e eeuw al in de kleistreken van Nederland bekend zijn en het gaf tot in de 20ste eeuw op de vruchtbare kleigronden van Noord/West-Europa een goed financieel rendement. Het werd na de [[braak]] of de [[haver]] verbouwd, maar de meeste bekendheid heeft deze cultuur toch wel als behoorlijk zoutbestendig gewas, dat daarom als eerste vrucht op pas ingedijkte grond kon worden gezaaid, waarbij men het daaropvolgende jaar ook vaak weer koolzaad in de eerste koolzaadstoppel uitzaaide. Verder was koolzaad een geliefde teelt op gescheurd weiland, waar een zwaar gewas kon groeien. Uitgebloeid moest er een haas over het groene dek kunnen lopen.
===Zaaien===
Het zaaien moest liefst 10 september gebeurd zijn. [[zaadsnijden]] en [[zaaddorsen]] was dan ook een der vroegste oogstwerkzaamheden het daarop volgende jaar; dit gebeurde op een kleed of zeil; ook het gedroogde zaad werd op zeilen, gespannen op koolzaadsleden, aangevoerd. Dit had een feestelijk karakter.
===Verwerking===
Het zaad werd voor verlichtingsdoeleinden verwerkt (olieslagerijen); een vee voeder product bleef over. In de Tweede wereldoorlog eisten de bezetters een bepaald percentage verplichte teelt; de olie werd toen voor vetproductie en als spijsolie gewaardeerd. Het stro had nooit veel waarde en werd als onderlaag in de tas, voor stooksel in de oven of buiten gebruikt. Rond 1850 werd, na Groningen en Zuid-Holland, de meeste koolzaad in Zeeland verbouwd, namelijk in 1849 5724 ha. Tegelijk met de meekrapcultuur nam de koolzaadteelt af in de zeventiger jaren. De plantaardige raapolie moest het veld ruimen voor de (voor verlichting) betere en goedkopere petroleum, zodat de Zeeuwse teelt rond 1890 nog 1111 ha en in 1911 nog slechts 417 ha bedroeg. In de Eerste wereldoorlog werd nog 1100 ha verbouwd, hoofdzakelijk in Zeeuws-Vlaanderen en op Zuid-Beveland. Tegenwoordig is de teelt beperkt tot 110 ha (1979) in Zeeland op een Nederlands areaal van 6826 ha. In EEG verband wordt een toeslag gegeven voor de variëteiten die geen ericazuur bevatten.
===Ziektes===
Overigens was het nogal een riskante teelt, het vroor gemakkelijk uit en was zeer vatbaar voor ziekten en plagen: glanskever, koolzaadaardvlooien, zwart ‘verslag’.
===Honing===
Imkers zoeken nog steeds de geelbloeiende koolzaadvelden op om er hun volken in bijenkasten te plaatsen, vanwege de hoge productie en goede kwaliteit van de honing.


==Auteur==
-M.A. Geuze


==Literatuur==
Vader, Koolzaaddorsen
[https://iguana.zebi.nl/iguana/www.main.cls?surl=catalogus#recordid=236935623&Index=Indexppn]


==Koolzaad (brássica Nápuo)==
[[Category:Flora]]
Oliehoudend zaad, opvolger van het in de middeleeuwen veel verbouwde raapzaad (Brássicarapa of campestrio, omdat het koolzaad een hoger oliegehalte had. Het zou in de 14e eeuw reeds in de kleistreken van Nederland bekend zijn en het gaf tot in de 20ste eeuw op de vruchtbare kleigronden van NW-Europa een goed financieel rendement. Het werd na de [[braak]] of de haver verbouwd, doch de meeste bekendheid heeft deze cultuur toch wel als behoorlijk zoutbestendig gewas, dat daarom als eerste vrucht op pas ingedijkte grond kon worden gezaaid, waarbij men het daaropvolgende jaar ook vaak weer koolzaad in de eerste koolzaadstoppel uitzaaide. Verder was koolzaad een geliefde teelt op gescheurd weiland, waar een zwaar gewas kon groeien. Uitgebloeid moest er een haas over het groene dek kunnen lopen. Het zaaien moest liefst 10 september gebeurd zijn. Zaadsnijden en [[zaaddorsen]] was dan ook een der vroegste oogstwerkzaamheden het daarop volgende jaar; dit geschiedde op een kleed of zeil; ook het gedroogde zaad werd op zeilen, gespannen op koolzaadsleden, aangevoerd. Dit had een feestelijk karakter. Overigens was het nogal een riskante teelt, het vroor gemakkelijk uit en was zeer vatbaar voor ziekten en plagen: glanskever, koolzaadaardvlooien, zwart ‘verslag’. Het zaad werd voor verlichtingsdoeleinden verwerkt (olieslagerijen); een veevoederproduct bleef over. In de Tweede wereldoorlog eisten de bezetters een bepaald percentage verplichte teelt; de olie werd toen voor vetproductie en als spijsolie gewaardeerd. Het stro had nooit veel waarde en werd als onderlaag in de tas, voor stookcel in de oven of buiten gebruikt. Rond 1850 werd, na Groningen en Zuid-Holland, de meeste koolzaad in Zeeland verbouwd, t.w. in 1849 5724 ha.
[[category:landbouw]]
 
[[category:Landbouw & visserij]]
Tegelijk met de meekrapcultuur nam de koolzaadteelt af in de zeventiger jaren. De plantaardige raapolie moest het veld ruimen voor de (voor verlichting) betere en goedkopere petroleum, zodat de Zeeuwse teelt rond 1890 nog 1111 ha en in 1911 nog slechts 417 ha bedroeg. In de Eerste wereldoorlog werd nog 1100 ha verbouwd, hoofdzakelijk in Zeeuws-Vlaanderen en op Zuid-Beveland. Thans is de teelt beperkt tot 110 ha (1979) in Zeeland op een Nederlands areaal van 6826 ha. In EEG verband wordt een toeslag gegeven voor de variëteiten die geen ericazuur bevatten. Imkers zoeken nog steeds de geelbloeiende koolzaadvelden op om er hun volken in bijenkasten te plaatsen, vanwege de hoge produktie en goede kwaliteit van de honing. Zie kleurenplaat XVII; t.o. pag. 304.
 
 
AUTEUR
 
M.A. Geuze
 
 
LITERATUUR
 
Vader, Koolzaaddorsen.
 
 
AFBEELDING
 
Kleurenplaat Onder: Veld bloeiend koolzaad.

Huidige versie van 15 jun 2022 om 07:13

Koolzaad
Koolzaad dorsen op het eiland Walcheren rond 1895, collectie Terwoert, ansichtkaart, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 33024

Koolzaad (Brássica nápuo)

Oliehoudend zaad, opvolger van het in de middeleeuwen veel verbouwde raapzaad (Brássicarapa of Campestrio), omdat het koolzaad een hoger oliegehalte had.

Geschiedenis

Het zou in de 14e eeuw al in de kleistreken van Nederland bekend zijn en het gaf tot in de 20ste eeuw op de vruchtbare kleigronden van Noord/West-Europa een goed financieel rendement. Het werd na de braak of de haver verbouwd, maar de meeste bekendheid heeft deze cultuur toch wel als behoorlijk zoutbestendig gewas, dat daarom als eerste vrucht op pas ingedijkte grond kon worden gezaaid, waarbij men het daaropvolgende jaar ook vaak weer koolzaad in de eerste koolzaadstoppel uitzaaide. Verder was koolzaad een geliefde teelt op gescheurd weiland, waar een zwaar gewas kon groeien. Uitgebloeid moest er een haas over het groene dek kunnen lopen.

Zaaien

Het zaaien moest liefst 10 september gebeurd zijn. zaadsnijden en zaaddorsen was dan ook een der vroegste oogstwerkzaamheden het daarop volgende jaar; dit gebeurde op een kleed of zeil; ook het gedroogde zaad werd op zeilen, gespannen op koolzaadsleden, aangevoerd. Dit had een feestelijk karakter.

Verwerking

Het zaad werd voor verlichtingsdoeleinden verwerkt (olieslagerijen); een vee voeder product bleef over. In de Tweede wereldoorlog eisten de bezetters een bepaald percentage verplichte teelt; de olie werd toen voor vetproductie en als spijsolie gewaardeerd. Het stro had nooit veel waarde en werd als onderlaag in de tas, voor stooksel in de oven of buiten gebruikt. Rond 1850 werd, na Groningen en Zuid-Holland, de meeste koolzaad in Zeeland verbouwd, namelijk in 1849 5724 ha. Tegelijk met de meekrapcultuur nam de koolzaadteelt af in de zeventiger jaren. De plantaardige raapolie moest het veld ruimen voor de (voor verlichting) betere en goedkopere petroleum, zodat de Zeeuwse teelt rond 1890 nog 1111 ha en in 1911 nog slechts 417 ha bedroeg. In de Eerste wereldoorlog werd nog 1100 ha verbouwd, hoofdzakelijk in Zeeuws-Vlaanderen en op Zuid-Beveland. Tegenwoordig is de teelt beperkt tot 110 ha (1979) in Zeeland op een Nederlands areaal van 6826 ha. In EEG verband wordt een toeslag gegeven voor de variëteiten die geen ericazuur bevatten.

Ziektes

Overigens was het nogal een riskante teelt, het vroor gemakkelijk uit en was zeer vatbaar voor ziekten en plagen: glanskever, koolzaadaardvlooien, zwart ‘verslag’.

Honing

Imkers zoeken nog steeds de geelbloeiende koolzaadvelden op om er hun volken in bijenkasten te plaatsen, vanwege de hoge productie en goede kwaliteit van de honing.

Auteur

-M.A. Geuze

Literatuur

Vader, Koolzaaddorsen [1]