Zierikzee: verschil tussen versies

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
W. van Gorsel (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
W. van Gorsel (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
 
(7 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 3: Regel 3:
}}
}}


'''Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984'''
[[Bestand:Zierikzee-1.jpg|thumb|right|250px|Luchtfoto van Zierikzee. Foto: PZEM, 1986. Bron: ZB, Beeldbank Zeeland, rec.nr. 84065]]


Stad en gemeente op Schouwen. Opp. 12168 ha, waarvan 9759 ha water van de Oosterschelde. De historische stadskern omvat circa 40 ha; 9657 inw. (1982). Over de verklaring van de naam zijn in de loop der tijden verschillende theorieën ontwikkeld. De meest aannemelijke is dat Zierikzee betekent Zierik's Ee. Aan de Ee, een zijkreek van de Gouwe, de stroom die Schouwen en Duiveland scheidde, vestigde zich een zekere Zierik. Zierikzee heeft derhalve niets met 'zee' te maken. Oude spellingen zijn bijvoorbeeld Sirixe, Siricasha, Sericze, Zierixee en Sierxee. Wapen: Het stadswapen toont een leeuw van sabel (zwart) op een veld van keel (rood). De leeuw is ontleend aan het wapen van Holland. Reeds in 1299 zegelde Zierikzee met deze leeuw. De kombinatie sabel-keel is afwijkend van de heraldische regel, dat kleur niet op kleur mag worden aangebracht. Er wordt verondersteld dat de leeuw oorspronkelijk in zilver was uitgevoerd, maar door oxydatie zwart was geworden. Aan weerszijden van het schild vond men wel een meermin en een meerman of twee meerminnen, ontleend aan het wapen van Schouwen. In het huidige wapen treft men als schildhouders aan een gestileerde gotische Z en het spiegelbeeld daarvan, duidend op de aanvangsletter van de stadsnaam. Het schild wordt gedekt door een soort kruis. De verklaringen hiervoor zijn niet eensluidend. Sommigen zien er een St.-Andrieskruis in, anderen een weefspoel, wijzend op de vroegere laken nijverheid. Ook is de gedachte geopperd dat het hier een ruitvenster met kruisroede betreft, afkomstig uit een verdedigingstoren. De schildhouders en de schilddekking zijn alle van goud. Vlag: De vlag van de gemeente Zierikzee is vastgesteld bij raadsbesluit van 29 mei 1961; vijf horizontale banen van rood, zwart, rood, zwart, rood. Daarvóór werd als vlag gebruikt: effen rood met op het midden een zwarte leeuw en zeven banen van zwart en rood (Sierksma). Ook was wel een effen rode vlag (Smallegange) in gebruik. Al spoedig kwam daarvoor de in 1961 officieel vastgestelde vlag in de plaats. Varia: Kermis wordt gehouden op de zaterdag na de eerste donderdag in september tot en met de daaropvolgende donderdag (zondags gesloten) op het Havenplein. De jaarmarkt (vroeger en nog steeds genoemd: paardenmarkt) wordt gehouden op de woensdag voor de eerste donderdag in juni op de Balie. Varremarkt en Lammermarkt. De wekelijkse marktdag vindt plaats op donderdag van (9.00-16.00) uur op het Havenplein. In de zomer worden op de dinsdagen toeristendagen georganiseerd, die veel bezoekers trekken. Plattegrond: De Ee werd afgedamd bij de Dam. Op de kreekrug van de verzande en afgedamde zijtak, het westelijk deel van de binnenstad, vond de eerste bewoning plaats. Daar werd ook de St.-Lievens Monsterkerk gebouwd en het kasteel van de graaf: 's-Gravenhof. In de tweede helft van de 14e eeuw vond bebouwing plaats van het oostelijk deel van de stad in het bijzonder langs de Oude Haven. Na het graven van het havenkanaal (1595-1600) concentreerde de nieuwe bebouwing zich aan en in de buurt van de Nieuwe Haven. De terreinen van het kasteel Ravenstein en het Predikherenklooster werden in de l7de eeuw benut voor het bouwen van nieuwe huizen. Na de watersnoodramp van 1953 vond nieuwbouw plaats in het gebied tussen Slabberswerf en Hofferstraat-Zevengetijstraat, het zg. Plan Buijze. In de zestiger en zeventiger jaren werd besloten de nieuwbouw plaats te doen vinden buiten de stadswallen. Aan de oostelijke zijde van de binnenstad ligt de wijk Malta en aan de westelijke zijde de wijk Poortambacht. Een kleine bungalowwijk is in de zeventiger jaren aangelegd bij Kaaskenswater. Monumenten: Naast Zierikzee zijn er weinig steden die hun middeleeuwse en vroeg 17e eeuwse stratenbeloop zo zuiver hebben bewaard (Van Swigchem). Deze goed geconserveerde interessante stadsplattegrond is des te belangwekkender omdat binnen het niet al te grote stadsdomein een zeer groot aantal historische monumenten de tand des tijds heeft doorstaan. Het betrekkelijk kleine Zierikzee bezit evenveel monumenten als Delft! In het kader van het Monumentenjaar 1975 kreeg Zierikzee als één van elf gemeenten een gedenkpenning uitgereikt met het bijbehorende predikaat 'Lichtend Voorbeeld'. De onderscheiding was bedoeld als eerbetoon aan het stedelijk beleid waardoor èn de oude stadskern èn de aldaar aanwezige talrijke monumenten zoveel mogelijk werden behouden. Het havenpoortencomplex, bestaande uit de Zuidhavenpoort, de Noordhavenpoort en een muurfragment, maken deel uit van de vroegere verdedigingswerken van Zierikzee (zie vesting). De poorten, ten dele stammend uit het laatst van de 14e eeuw, werden in de 16e eeuw gewijzigd, met name de Noordhaven poort, die aan de stadzijde een ander front kreeg. In de jaren 1961-1967 werd het complex grondig gerestaureerd. De Nobelpoort, 'de meest volledige stads poort uit de vroege 14e eeuw', bleef eveneens behouden. De Gasthuiskerk, oorspronkelijk een uit de 14e eeuw daterende kapel van het voormalige St.-Elisabethgasthuis, onderging verschillende wijzigingen en werd in 1651 vergroot met een galerij, die rust op de toen gebouwde Beurs. In het interieur van dit kerkgebouw, dat in de jaren 1950-1958 werd gerestaureerd, bevindt zich fraai antiek meubilair en betimmering. Het kleine Lutherse kerkje kreeg zijn huidige gedaante en omvang in 1755; het was tot 1713 in gebruik als Schotse kerk. Op het kerkerf, waar tot 1832 de indrukwekkende St.-Lievens Monsterkerk stond (in de nacht van 6 op 7 oktober van dat jaar door brand verwoest), werd in 1848 een nieuw, speciaal voor de protestantse eredienst gebouwd bedehuis in gebruik genomen. Dit forse neo-classicistisch eenbeukig gebouw bezit aan de oostzijde een monumentale Toscaanse zuilenportiek en aan de westkant een front met Dorische muurzuilen. De restauratie van het in verval geraakte exterieur kon in 1982 worden afgesloten, het interieur wacht nog op herstel. In de onmiddellijke nabijheid van de kerk bevindt zich de geheel vrijstaande St.-Lievens Monstertoren. De fundering van dit bouwwerk van buitengewone omvang (gemiddelde breedte aan de voet 24,50 m, Domtoren Utrecht 19.50 m!) werd gelegd in 1454. In 1535 werden de luidklokken geplaatst onder een provisorische houten opbouw. Hoewel de toren waarschijnlijk naar ontwerp van Rombout Keldermans onvoltooid bleef, is zij toch zeer dominant en bepaalt tot op grote afstand het stadssilhouet van Zierikzee. Een 15-jarig herstel van dit monument, dat in 1881 door het rijk van de gemeente werd overgenomen, vond zijn bekroning in 1972. Het stadhuis met zijn twee Vlaamse topgevels kreeg zijn tegenwoordig aanzien in hoofdzaak tijdens de periode 1550-1554. De kern van het complex, dat een ingewikkelde bouwgeschiedenis heeft, bestaat uit de Vleeshal met zware toren, nog daterend uit 14e/15e eeuw. In de 17e eeuw kreeg het stadhuis verschillende aanbouwen, terwijl het in de jaren 1775-1779 ingrijpend werd gewijzigd. Niet alleen werd de voorgevel naar de trant van de tijd 'gemoderniseerd' kruisvensters werden vervangen door schuiframen met roedeverdeling en de gevel werd bekleed met natuursteen maar bij een interne verbouwing werden ook enkele uit het midden van de 16e eeuw daterende interieurs getransformeerd tot ruimten in Lodewijk-XV-stijl. In de periode 1955 tot 1973 vond in fasen een algehele restauratie plaats. Behalve genoemde grote monumenten bezit Zierikzee ook nog een Weeshuis (17e/18e eeuw), de Vismarkt (1804), het Gravensteen (1524-1526) en tal van belangwekkende woonhuizen uit verschillende eeuwen. Als waardevol in het stadsbeeld dienen ook nog het Blauwe Bolwerk (1621) en twee 19e eeuwse korenmolens te worden vermeld. Het oudste exemplaar 'De Haas' (1727) op het Bolwerk is dringend aan herstel toe; de molen 'De Hoop' (1850; herbouwd 1874) werd volledig gerestaureerd (1982). Beide molens zijn ronde stenen bovenkruiers, resp. ongetailleerd en licht getailleerd. Van de twee vliedbergen, die op Schouwen bewaard zijn gebleven (van de oorspronkelijke tweeëndertig), ligt er één iets ten noorden van de stad. Van het viertal kastelen in en bij Zierikzee bleef niets behouden; Blodenburg, gelegen bij het verdronken [[Borrendamme]], werd al in 1303 door de Vlamingen verwoest; het 's Gravenhof nabij de St.-Lievens Monsterkerk verdween in 1615 door afbraak; slot Ravesteyn besloeg een terrein waarvan een gedeelte thans nog in beslag wordt genomen door de Lutherse kerk; bij zeer laag water zijn soms van het verdwenen slot Weldamme in de Oosterschelde nog wel eens funderingsrestanten zichtbaar. Vesting: A. Middeleeuwse aanleg. Blijkens de kronieken van belegeringen (de eerste van 1205) zou de stad in haar verschillende ontwikelingsfasen ommuurd en omgracht zijn. Bij de laatste uitleg van 1320-1330 kreeg zij haar peervormige gedaante en werd zij waarschijnlijk geheel ommuurd versterkt met rondelen en enkele wachttorens, o.a. de Beulstoren en omgracht. De stad had 7 poorten: de Noordhavenpoort (eerste vermelding 1407), de Zuidhavenpoort, de Hoofdpoort aan de Ravenstraat (gesloten 1811, opgeheven 1817), de Bagijnepoort (gesloopt 1620), de Westpoort aan de Weststraat (afgebroken in 1842), de Zuidwelle- of Weverswellepoort aan de Korte Nobel straat. De twee eerstgenoemde en de Nobelpoort zijn nog aanwezig; van de stadsmuren zijn enkele restanten nog zichtbaar. B. 17e eeuwse aanleg. Of voor het beleg van Mondragon of daarna de verdedigingswerken zijn gemoderniseerd is niet vast te stellen. Na het graven van de Nieuwe Haven (1597-1600) mag worden aangenomen dat de oude stadsmuren van de Bagijnestraat tot de Zuidhavenpoort werden afgebroken en vervangen door een aan de zuidzijde van de Nieuwe Haven gelegen eenvoudig gebastioneerd tracé met twee bolwerken (de westelijke is het Oranjebolwerk) verbonden door een wal en voorzien van een natte gracht. Tegenover de Bagijnestraat verrees het Blauwebolwerk (1621). Tegenover de Nobel- en Zuidwellepoort werden nog buitenwerken opgeworpen (vermoedelijk omgrachte lunetten). Gezien de geringe militaire betekenis van Zierikzee zijn de vestingwerken al spoedig verwaarloosd. De Nobelpoort kan tot de meest volledige stadspoorten uit de vroege 14e eeuw worden gerekend. De poort bestaat uit een fors rechthoekig gebouw van 11 bij 11,5 m, aan de veldzijde geflankeerd door 2 ronde torens. De doorgang is gedekt met twee kruisgewelven, de poort heeft twee verdiepingen en een zolder. In de hoeken aan de stadszijde zijn spiltrappen aangebracht. De muren en torens waren voorzien van kijkgaten en schietsleuven. Rond de voet van het hoofddak is geen weergang geweest. De oostelijke toren heeft een 8-kante spits, de westelijke heeft een 16-kante spits. De Zuidhavenpoort is een rechthoekig (afm. 8 x 12 m, hoogte 32 m) poortgebouw van drie verdiepingen, bereikbaar via een traptoren. Vier spiltorens op de hoeken. De kern dateert uit het eerste kwart van de 13e eeuw, de bovenbouw is verbouwd (omstreeks 1501); bij herstel in 1774/1779, toen ze met baksteen werd bekleed, kreeg ze haar huidige vorm. De weermuur met aan de havenzijde een hoektoren werd in 1961-1964 gerestaureerd. De Noordhavenpoort is een ingewikkeld verdedigingswerk (afm. 18 x 32 m), daterend uit de 14e-eeuwse verdedigingsaanleg en bestaat uit een buitenpoort (van 1500) en een binnenpoort, verbonden door twee vleugels met weergangen, kanonkelders en schietsleuven, aan de stadzijde voorzien van twee natuurstenen trapgevels (gedateerd 1599), met rolwerk in Vlaamse renaissance stijl. Geschiedenis: Vondsten wijzen op bewoning in de 11e/12e eeuw. Op 11 maart 1248 bevestigde graaf Willem II. Rooms-Koning de stadsrechten. Vermoedelijk betrof het hier een uitbreiding van reeds eerder gegeven stadsrechten. De stad mocht zich in de gunst weten van de Hollandse graven. Floris V verleende Zierikzee in 1290 tolvrijheid in zijn gehele gebied. Mede hierdoor konden nijverheid en handel groeien en bloeien. De handel, vooral die met Engeland, was een belangrijk bestaansmiddel van de stad. Vis werd erheen vervoerd, wol en steenkool mee teruggebracht. Ook de lakennijverheid en de verwerking van meekrap, alsmede de zoutbereiding en -handel behoorden tot de belangrijkste geldbronnen voor de stad. Zierikzee kreeg in 1303 van de graaf het Poortambacht. In deze tijd ging Zierikzee ook een rol spelen in de historie van de Nederlanden door trouw te blijven aan het gravenhuis. In 1299 verbond Jan II, graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen, zich met Philips II, koning van Frankrijk, tegen de Vlamingen. In 1304 werd de stad enige malen door de Vlamingen belegerd, doch zij gaf zich niet over. Willem van Oostervant, 18 jaar oud, voerde het bevel bij de verdediging tegen Guy van Namen, bij wie zich ook Zeeuwse edelen, waaronder Jan van Renesse, hadden aangesloten. De te hulp gesnelde Hollandse vloot werd echter verslagen en Holland werd onder de voet gelopen, met uitzondering van Dordrecht. De Vlamingen konden Zierikzee niet stormenderhand nemen en probeerden de stad uit te hongeren. Een Frans-Hollandse vloot, onder leiding van de Genuees Grimaldi in dienst van Philips III, versloeg echter de Vlamingen in een slag op de Gouwe op 10 augustus 1304. Melis Stoke dichtte over deze strijd uitvoerig in zijn rijmkroniek. Op 6 mei 1304 was Willem III, na het overlijden van Jan II, te Zierikzee reeds als graaf ingehuldigd. Hij had de stad voorrechten gegeven, waaronder toestemming tot het stichten van een Latijnse school, die heeft bestaan tot 1880. Ook internationaal trad Zierikzee in de 14e eeuw naar voren; in 1370 ondertekende de stad als belanghebbende bij de handel met Danzig en Reval mede de vrede van Stralsund waartoe koning Waldemar van Denemarken werd gedwongen. In 1355 benoemde het stadsbestuur een voogd op het Deense Skanor en Falsterbo, die als steunpunt dienden voor de Zierikzeese visserij. Koning Albert van Zweden gaf in 1368 de stad toestemming om er permanent een strook land te bezetten onder eigen bestuur en rechtspraak. Hoewel Zierikzee formeel geen lid was van het machtige Hanze-verbond werd zij in deze jaren wel als zodanig beschouwd. De tweede helft van de 14e eeuw is dan ook een onbetwist hoogtepunt in de geschiedenis van Zierikzee. De 15e eeuw begon met allerlei tegenspoed. In 1414 brandde de halve stad af; in 1418 moest strijd met Dordrecht worden geleverd, dat Kabeljauws was geworden en op de hand was van Jan van Brabant, oom van Jacoba van Beieren. De St.-Elisabethsvloed in 1421 bracht aan de welvaart een slag toe. Met Duitse Hanzesteden en met zeerovers werden gevechten geleverd. Een Engelse vloot, uitgezonden door Humphrey van Gloucester, de derde gemaal van Jacoba van Beieren, werd in Zierikzee niet toegelaten de stad had oog voor de naderende ommekeer in de machtsverhoudingen en op 13 januari 1426 werden de Engelsen, verbonden met de Hoekse edelen, op de kust iets ten noorden van Brouwers haven door de Bourgondiërs verslagen waarbij Jan van Renesse sneuvelde. Philips de Goede verruimde het handelsgebied, maar de tegenslagen duurden voort. In 1458 en 1466 teisterden branden opnieuw de stad. Tegen Karel de Stoute en diens belastinggaarders kwamen de Zierikzeeënaars onder leiding van enkele monniken op 20 november 1472 in opstand. Hiervoor werden ze in 1473 zeer zwaar gestraft. Alle privileges werden ingetrokken en hoge boeten werden opgelegd; een deel daarvan werd voldaan uit inkomsten van zeeroverij. Maar nadat Karel de Stoute in 1477 was gesneuveld gaf Maria de Rijke de privileges terug. In 1492 strafte Albrecht van Saksen, veldheer van Maximiliaan, Zierikzee opnieuw wegens hulp aan de Hoekse partij. Velerlei rampen en tegenslagen moest Zierikzee ook in de 16e eeuw verwerken zoals pestepidemieën o.a. in 1513 en voor het laatst in 1666. De Gouwe werd slechter bevaarbaar en bovendien verplaatste de handelsweg naar Vlaanderen zich van de Oosterschelde naar de Honte. Het water tastte de zuidkant van Schouwen aan, in 1518 vond een grote dijkval plaats. Bij de St.-Felixvloed van 5 november 1530 wist Zierikzee na 18 dagen het eiland Schouwen te redden. Daarop volgde de overstroming van 2 november 1532. Op 8 augustus 1572 veroverde Jacob Simonsz, de Rijk Zierikzee voor de Prins. In 1575 en 1576 belegerden de Spaanse troepen onder leiding van de 71-jarige Mondragon de stad. Ondanks dapper verzet en uitgebreide inundaties moest de stad zich tenslotte overgeven op 29 juni 1576. De bezetting duurde echter maar kort en de verovering van Zierikzee betekende het laatste succes voor Mondragon in Holland en Zeeland. De Spaanse furie was inmiddels losgebarsten en in Zierikzee viel niets meer te roven. Reeds op 3 november 1576 moesten de Spaanse troepen Zierikzee voorgoed verlaten. Het gevaar dat zoveel andere handelssteden heeft getroffen: verzanding van de toegangsweg naar zee, bezwoer Zierikzee door een 3 km lang havenkanaal te graven gedurende 1595-1600. In 1610 sloot een dam naar Duiveland de Gouwe definitief af. In de 17e eeuw had de stad zich met grote opofferingen hersteld van de vele tegenslagen. De zouten meekraphandel bloeide opnieuw op. Op Zierikzee als agrarisch centrum voor Schouwen-Duiveland kwam steeds meer de nadruk te liggen. De handel naar het buitenland leefde weer op, maar zou niet meer de grote hoogte behalen van drie eeuwen daarvoor. Vanaf 1660 nam de vangst van haring af, maar die van kabeljauw nam in belangrijkheid toe. De overstromingen van 1682 en 1715, waarbij Schouwen telkens weer onderliep, kwam men te boven. De Zierikzeese patriciërs hielden de touwtjes van het stadsbestuur in de eigen besloten kring. Het eerste Nederlandse 'contract van correspondentie' werd in Zierikzee in 1652 gesloten. Hierin werd de verdeling van de verschillende funkties geregeld. De rijke heren lieten monumentale woonhuizen bouwen onder meer aan de Oude Haven en bewoonden buitenhuizen in Schuddebeurs. Het stadsbestuur bestond uit twee burgemeesters, dertien schepenen en vierentwintig raden. Voorts waren er twaalf thesauriers, waarvan het aantal later tot vier werd teruggebracht. De ene burgemeester, de heer-burgemeester, was voorzitter en lid van het college van schepenen. Zijn collega, de gemeente-burgemeester, was voorzitter van het college van heemraden van Schouwen, belast met de waterschapsbelangen van Schouwen. In 1756 overleed één van die rijke Zierikzeese patriciërs, mr. Pieter [[Mogge]]. Hij legateerde aan zijn vaderstad een groot bedrag voor de stichting van een universiteit. Door verzet van Leiden dat zijn monopolie wilde handhaven, is de hogeschool er nooit gekomen. Later was het legaat goed voor allerlei bijzondere uitgaven van de stad. De bewegingen onder de burgerij in 1787 hebben dezelfde achtergrond als in andere steden van de Republiek (evenals die in 1672 en 1747). De tweede helft van de 18e eeuw is voor Zierikzee, evenals de rest van Nederland, een tijd van stagnatie en achteruitgang. De Franse tijd betekende verval. Een belangrijk deel van het uiterst kostbare stadsarchief werd in 1811, na de inlijving bij het Franse keizerrijk, als scheurpapier verkocht. Op 8 december 1813 beleefde de stad het ontzet door een Engels eskader. In de 19e eeuw bleef het met de welvaart treurig gesteld. Een poging uit 1818 om de visserij opnieuw leven in te blazen werd een mislukking. Op een tweetal scheepswerven was men een aantal jaren met succes werkzaam. De hier gebouwde zeilschepen bevoeren de wereldzeeën en brachten opnieuw bedrijvigheid naar het ingedommelde stadje. Het graven van de Nieuwe Waterweg zorgde ervoor dat het [[Brouwershavensche]] Gatende Oosterschelde niet langer de belangrijkste vaarroute waren naar Rotterdam. De zeilschepen werden tenslotte geheel verdrongen. Enigszins succesvol was een katoenweverij waarvoor in 1840 een gebouw werd neergezet aan het Kerkhof. Reeds in 1868 verdween de weverij echter weer. Zierikzee moest steeds meer en meer terugvallen op haar agrarische streekfunktie voor Schouwen-Duiveland. De meekrapteelt was aanvankelijk uiterst succesvol. Een kunstmatig vervaardigde kleurstof verdrong de meekrap echter geheel. Vanaf 1873 zakten de prijzen in snel tempo. Nog vóór 1900 behoorde de meekrapteelt vrijwel tot het verleden. De suikerbieten waren maar een bescheiden vervangingsprodukt voor de verdwenen meekrap. Belangrijk voor Zierikzee was de opening van de stoomtramverbinding Zijpe-Zierikzee-Brouwershaven in 1900. Dit was echter niet voldoende om belangrijke industriëen naar Zierikzee te halen. De in 1869 opgerichte Hogere Burgerschool moest de Latijnse school gaan vervangen. De arrondissementsrechtbank werd in 1923 opgeheven en alleen het kantongerecht bleef voor Zierikzee behouden. Positief is het begin van de mossel kwekerij vanaf 1912. De Eerste Wereldoorlog bracht opwinding in de vorm van een Engels eskader dat, menende boven Zeebrugge te zijn, zijn bommen op Zierikzee liet vallen (30 april 1917). Deze schade was echter niets vergeleken met die in de Tweede Wereldoorlog. In februari 1944 werd een plotselinge evacuatie gelast. Zierikzee werd opnieuw zwaar getroffen tijdens de watersnoodramp van 1 februari 1953. De laaggelegen gedeelten van de stad werden zwaar beschadigd. 1953 betekende ook voor Zierikzee een keerpunt. Op bescheiden schaal kon industrie worden aangetrokken. De visserij kon uitbreiden, maar vooral de recreatie liet een nieuwsgierig oog vallen op het bijna vergeten stadje, waarvan de rijkdom aan monumenten velen voor een bezoek lokte. In belangrijke mate droegen daaraan bij de openstelling van de Grevelingendam in 1965 en van de Zeelandbrug in 1966. De Koninklijke Zeelandia, een fabriek van bakkerijgrondstoffen, kon uitgroeien tot een internationale onderneming. Deze fabriek werd in 1900 opgericht door H.J. Doeleman voor de aanmaak van beschuitgelei. Ook op maatschappelijk terrein is de positieve in vloed van 'Zeelandia' zeer groot. In 1962 opende de scheepsmotorenfabriek Smit Bolnes NV. In 1975 moest dit bedrijf helaas worden gesloten. In het pand is sinds 1981 de Nemag NV gevestigd, een fabriek voor kranen en transportinrichtingen. De stadshaven dient voor visserij en binnenvaart. Sinds de zestiger jaren zijn langs de Westhavendijk steigers aangelegd om de steeds groeiende stroom van recreatievaartuigen op te vangen. De haven De [[Val]], tot 1966 aanlegplaats van de provinciale boot naar Kats, is een getijhaven. De centrumfunktie van Zierikzee voor Schouwen-Duiveland is in de loop der jaren gegroeid. Op velerlei gebied heeft Zierikzee voorzieningen o.a. voor het onderwijs. Het culturele leven vindt in de Concertzaal, in 1971 ingrijpend verbouwd, voor een belangrijk deel plaats. Sinds 1953 onderhoudt Zierikzee jumelagecontacten met het Franse St. Hilaire en het Engelse Hatfield. De vele verenigingen in Zierikzee hebben ten dele eveneens een belangrijke centrumfunktie. In 1972 kon mede dankzij een burgerzinlening een sporthal annex overdekt zwembad onder de naam 'Onderdak' worden geopend. Niet langer is Zierikzee de tweede stad van Zeeland, maar de ontwikkelingen na 1953 hebben aangetoond dat deze stad met zijn rijke historische verleden nieuwe wegen heeft ingeslagen waardoor de woorden van Multatuli -Nooit was ik ergens aangenamer dan te Zierikzee- uit 1878 opnieuw frisse klank hebben gekregen. Kerkelijke Geschiedenis: Volgens een oorkonde uit 976 bezat de St.-Baafsabdij te Gent op Schouwen landerijen, weidegrond voor 500 schapen, aan de Gouwe, als ook een kerk. Uit het feit dat de kerk te Zierikzee gewijd was aan St.-Lieven, een fictieve heilige van deze abdij en dat deze in 1341 hier nog 8 gemeten grond bezat, is het zeer waarschijnlift dat die kerk gestaan heeft waar nu Zierikzee ligt. De naam 'monster' wijst ook al op grote ouderdom van deze kerk, hoewel ze eerst in 1156 in de nog voorhanden zijnde stukken wordt vermeld. Oorspronkelijk zou het hier gaan om een eigen kerk van de St.-Baafsabdij. Mogelijk heeft de graaf van Holland een belangrijk deel van de goederen van de abdij overgenomen. De kerk is overgegaan aan de bisschop van Utrecht, die op zijn beurt de kerken op Schouwen toevertrouwde aan de kapittels van St.-Jan en St.-Marie te Utrecht. Het patronaatsrecht was in handen van de graaf van Holland. Die oude kerk heeft gestaan op de plaats van de huidige Nieuwe kerk. In het midden van de 15e eeuw begon men met de bouw van de huidige toren, die een hoogte van 130 m zou moeten krijgen, maar verder dan wat er nu staat is er niet gebouwd. De daarbij behorende kerk, de grootste die Zeeland heeft gekend en bijna even groot als de Haarlemse St.-Bavo, is in 1832 afgebrand. De oude kerk is niet alleen de grootste, maar ook de luisterrijkste van Zeeland geweest. Er waren vier pastoorsplaatsen aan verbonden. Zierikzee is een grafelijke stad geweest en dit feit heeft niet alleen bijgedragen tot de bloei van de stad, maar ook tot de rijkdom van deze kerk. De graaf had ook nogal wat te zeggen bij de benoeming van de geestelijkheid. In 1322 verordende graaf Willem III dat er aan de St.-Lievens Monsterkerk niet minder dan acht priesters verbonden zouden zijn, die de inkomsten gelijkelijk moesten verdelen en in 1325 stichtte hij hier een kapellerij voor de zielen van zijn voorouders en voor de zielen van hen die in gevechten te Veere, Arnemuiden en Zierikzee waren gesneuveld. Nog groter zou de luister van deze kerk worden. Hertog Albrecht van Beieren stichtte hier in 1378 een kapittel dat ook weer het grootste van Zeeland moest worden. Er werd gedacht aan niet minder dan 24 kanunniken. Waarschijnlijk zijn het er op z'n hoogst 20 geweest. De St.-Lieven telde niet minder dan 27 kapellen en 49 altaren. Aan het altaar van het H.Kruis was een vicarie verbonden, in 1393 gesticht. De tegenwoordige Kleine kerk was oorspronkelijk de kapel van Het Onze Lieve Vrouwe gasthuis, een van de oudste gestichten van de stad. Het bestond reeds in 1271. De kerk is in 1651 vergroot, doordat men aan de zuidzijde een grote galerij heeft gebouwd, terwijl de ruimte daaronder martkhal werd. Deze kapel was, evenals het gasthuis, gewijd aan de H.Maagd. Behalve dit gasthuis kende men nog een ander, dat in 1443 gesticht werd krachtens testament van Poppe Hayman, een Zierikzees burgemeester, met een kapel gewijd aan de H. Drieëenheid. Dit gesticht stond aan de latere Kapellestraat. In het midden van de 16e eeuw wordt er te Zierikzee ook nog een St.-Catharinagasthuis vermeld. Voorts heeft Zierikzee als gesticht van liefdadigheid een pesthuis met een St.-Rochuskapel gehad. Het lag aan de Hoge Molenstraat, tegenover het Onze Lieve Vrouwegasthuis. In 1655 werd het bestemd tot proveniershuis. Overigens kende men ook hier een leprozerie met een St.-Machariuskapel. Deze stond aan de gracht buiten de Noordhavenpoort. In 1655 werd het bestemd tot pesthuis. Ook het getal der kloosters is in Zierikzee respectabel geweest. De franciscanen waren hier reeds in 1260 en aan wat nu nog Minderbroederstraat heet hebben zij zich gevestigd. De dominicanen of predikheren waren er te Zierikzee in elk geval in 1255. Waar zij toen woonden is niet bekend. In 1286 betrokken zij het huis van de eksterbroeders. Dit lag ten zuiden van de St.-Domusstraat niet de hoofdingang tegen over de Korte St.-Jansstraat. De begarden hadden hun aan St.-Agatha gewijd klooster ten zuiden van het kerkhof tussen de Raamstraat en de Wevershoek. Dit gesticht heeft maar een kort bestaan gehad. Gesticht in 1470 gingen de gebouwen in 1482 over aan de [[cisterci]]ënzers, die er hun O.L.V. Zaal inrichtten. Vanuit de St.-Bernardsabdij te Hemiksem aan de Schelde is deze priorij in het leven geroepen in 1483. De karmelieten hebben te Zierikzee een termijnhuis gehad. Augustijner servitinnen (zwarte zusters, broodzusters of cellezusters) hebben zich gevestigd aan Slabberswerf voor 1443. Het Zwarte Zusterstraatje (later St.-Lievensstraat was naar hen genoemd. In 1490 zijn de franciscaanse tertiarissen (grauwzusters) naar Zierikzee gekomen. Zij vestigden zich in het Poppe Haymangasthuis. Hun klooster noemden zij St.-Martha van Nazareth. Het Driekoningenklooster, dat stond ten oosten van de Korte Nobelstraat en aan welke stichting de Driekoningenlaan haar naam te danken heeft, was een convent van kanunnikessen dat in de eerste helft van de 15e eeuw hier werd gesticht. Meer dan 20 mochten er niet zijn, benevens haar buitenzusters en dienaars. Hoewel niet aangesloten, stonden zij onder toezicht van het kapittel van Sion. Van korte duur is geweest de vestiging van de kleine bedelorde der fratres de pica of eksterbroeders. De orde werd in 1274 opgeheven en hun huis werd verkocht aan de predikheren. En natuurlijk is er in Zierikzee ook een begijnhof geweest, dat aan St.-Catharina was gewijd. Het stond aan de Breedstraat en was er reeds in 1271. De graaf, die er wellicht de stichter van was, nam het onder zijn hoede. In het begin van de 14e eeuw is het, evenals dat te Middelburg het geval was, een afzonderlijke parochie geworden. In dit begijnhof was een kluis. Nog in 1570 wenste een begijntje hier ingesloten te worden, hetgeen echter werd afgewezen. In 1805 zijn de laatste resten van dit gesticht door de stedelijke overheid opgeruimd. Verder stond er te Zierikzee nog een aantal kapellen, zoals men toen in alle steden aan trof. De Reformatie heeft in Zierikzee reeds spoedig aanhangers gehad. Er zijn hier nogal wat doopsgezinde martelaren gevallen. Het calvinisme is hier ook spoedig doorgedrongen. In 1566 blijkt er een gereformeerde gemeente te zijn met Jacob Jorisz. [[Barselis]] als predikant. In juli en augustus van dat jaar werd zijn optreden steeds openlijker, ook binnen Zierikzee. Toen de plakkaten na de beeldenstorm (die overigens in Zierikzee is verhinderd) strenger werden, hebben tal van calvinistisch gezinde personen Zierikzee verlaten. De meesten vonden in Engeland een toevluchtsoord. Slachtoffers vielen ook toen onder de doopsgezinden. Na de overgang van de stad aan de prins op 8 augustus 1572 kwam de onverschrokken Herman Moded, die niet alleen de kerkelijke gemeente van Zierikzee organiseerde maar meteen heel Schouwen en Duiveland. In 1573 kreeg hij een ambtgenoot in Gerardus van Cuilenburg. Door de verovering van de stad in 1576 door Mondragon kwam hieraan een einde. Na het vertrek van de Spanjaarden in hetzelfde jaar ging de kerkelijke ontwikkeling met rasse schreden voort. Het getal van de predikanten werd al spoedig op vier gebracht tot er in 1650 een vijfde bijkwam. Het modernisme kreeg in het bijzonder in Zierikzee vaste voet aan de grond in de 19e eeuw. Tot in de le helft van deze eeuw waren de vrijzinnigen in de meerderheid. De Hervormde Gemeente is thans verdeeld in een vrijzinnige en een rechtzinnige modaliteit, met voor elke modaliteit een predikantsplaats. Het rechtzinnige deel van de gemeente is verreweg het grootst. Voor hun diensten maken beide modaliteiten gebruik van de Gasthuiskerk. De Nieuwe kerk werd in 1977 overgedragen aan de Stichting Oude Zeeuwse kerken. Een Waalse gemeente, die eerst bijeenkwam in de Gasthuiskerk en later een eigen kerk had aan het einde van de Poststraat, heeft hier bestaan vanaf 1587 tot 1826. Na de herroeping van het Edict van Nantes in 1685 kreeg zij een tweede predikant. Een Schotse gemeente heeft slechts kort bestaan. Behalve deze gemeenten van calvinistische signatuur heeft men te Zierikzee gekend een gemeente van doopsgezinden, met een kerk in de Wevershoek. Zij bestond reeds zeer vroeg in de 16e eeuw. In 1600 telde zij een honderdtal leden. Tot 1808 heeft zij hier bestaan. De lutherse gemeente ontstond in 1712; in 1728 kwam hier de eerste predikant. Joh. P. Schuman; in het midden van de 18e eeuw had zij ruim 100 lidmaten; haar kerk, die in 1755 haar huidige vorm kreeg, staat op de hoek van Pieterseliestraat-Gat van West Noord Westen. Ten aanzien van de rooms-katholieke kerk kan 1619 als het stichtingsjaar van de statie beschouwd worden. In dat jaar vestigde pater Willem de Jonge (Junius) zich definitief in Zierikzee en hij is daar 10 jaar lang gebleven. Tot 1781 was de statie in handen van de jezuïeten. Toen stierf de laatste jezuïetenpastoor, Benedictus Buretti. Hij werd opgevolgd door de seculier Arnoldus Tomas, die hem als kapelaan ter zijde had gestaan. Na 1681 ging het huis van de familie De Vager aan de Oude Haven over aan de katholieke gemeenschap. De verdiepingen werden uitgebroken en tot gaanderijen verbouwd. In 1766 kreeg men toestemming voor de bouw van een nieuwe kerk. Op 8 mei 1768 werd deze schuurkerk ingewijd. In 1842 kreeg dit kerk gebouw aan de Hoge Molenstraat zijn huidige vorm. Een Israëlitische gemeente kreeg in 1799 toestemming een pand als synagoge in te richten. In 1921 werd deze gemeente opgeheven. De synagoge was toen gevestigd in de Meelstraat. Het nog steeds bestaande joodse kerkhof dateert uit 1799, toen toestemming werd gegeven tot de aanleg ervan. De [[Afscheiding]] deed in Zierikzee reeds spoedig haar invloed gelden. Bekend is dat men in 1836 in verschillende huizen samen kwam. Erkenning als Christelijk Afgescheiden Gemeente werd gevraagd en verleend in 1841. In 1852 kreeg zij haar eerste predikant, A.F. Kok. In 1869 werd deze gemeente Christelijk Gereformeerde kerk. In 1841 kreeg de gemeente een kerkgebouw in de Meelstraat. In 1965 werd het huidige gebouw aan de Zevengetijstraat in gebruik genomen. Uit een rechtzinnige Hervormde evangelisatievereniging ontstond een tweede Christelijk Gereformeerde kerk in 1878. Deze werd in 1892 Gereformeerde kerk. De andere Christelijk Gereformeerde kerk ging in 1892 niet mee met de vereniging. In de loop der jaren heeft deze laatste zich sterk uitgebreid met verschillende leden over heel Schouwen-Duiveland. In Haamstede en Kerkwerve werden afzonderlijke gemeenten gesticht. Het kerkgebouw van de Gereformeerde kerk werd oorspronkelijk als evangelisatiegebouw in gebruik genomen in 1869. Het is gelegen aan de St.-Domusstraat. Onder invloed van ds. L. Boone van St. Philipsland werd in 1911 een Oud Gereformeerde Gemeente gesticht, welke in 1946 ten onder is gegaan. Voordien had zich reeds een Gereformeerde Gemeente gevormd, die werd geïnstitueerd in 1932. In 1956 sloot deze zich aan bij de uitgetreden Gereformeerde gemeenten. Na moeilijkheden binnen dit verband besloot de gemeente in 1981 zelfstandig te worden en in 1982 aansluiting te zoeken bij het verband van de Oud Gereformeerde gemeenten in Nederland. Een klein deel verenigde zich hiermee niet en besloot terug te keren tot het verband van de Gereformeerde gemeenten in Nederland. Deze groep vormt een afdeling van de Gereformeerde Gemeente in Nederland te Bruinisse. Het kerkgebouw van de Oud Gereformeerde Gemeente, vergroot in 1981, staat aan de St.-Domusstraat. Tot een definitieve vestiging van het Leger des Heils kwam het in 1932. Het huidige pand in de Poststraat werd in 1935 in gebruik genomen. Zie kleurenplaat XXIX; t.o. pag. 368.
==De stad: kenmerken==
Zierikzee is een stad in de gemeente Schouwen-Duiveland in de Nederlandse provincie Zeeland. De stad telt 11.630 inwoners (1 januari 2021) en is de hoofdplaats en tevens grootste plaats van de gemeente. Over de verklaring van de naam zijn in de loop der tijden verschillende theorieën ontwikkeld. De meest aannemelijke is dat Zierikzee betekent Zierik's Ee. Aan de Ee, een zijkreek van de Gouwe, de stroom die Schouwen en Duiveland scheidde, vestigde zich een zekere Zierik. Zierikzee heeft derhalve niets met 'zee' te maken. Oude spellingen zijn bijvoorbeeld Sirixe, Siricasha, Sericze, Zierixee en Sierxee.


==Wapen==
Het stadswapen toont een leeuw van sabel (zwart) op een veld van keel (rood). De leeuw is ontleend aan het wapen van Holland. Reeds in 1299 zegelde Zierikzee met deze leeuw. De kombinatie sabel-keel is afwijkend van de heraldische regel, dat kleur niet op kleur mag worden aangebracht. Er wordt verondersteld dat de leeuw oorspronkelijk in zilver was uitgevoerd, maar door oxydatie zwart was geworden. Aan weerszijden van het schild vond men wel een meermin en een meerman of twee meerminnen, ontleend aan het wapen van Schouwen. In het huidige wapen treft men als schildhouders aan een gestileerde gotische Z en het spiegelbeeld daarvan, duidend op de aanvangsletter van de stadsnaam. Het schild wordt gedekt door een soort kruis. De verklaringen hiervoor zijn niet eensluidend. Sommigen zien er een St.-Andrieskruis in, anderen een weefspoel, wijzend op de vroegere laken nijverheid. Ook is de gedachte geopperd dat het hier een ruitvenster met kruisroede betreft, afkomstig uit een verdedigingstoren. De schildhouders en de schilddekking zijn alle van goud.


= AUTEUR =
==Vlag==
= S.J.M. Hulsbergen, C.P.M. Holtkamp, W.H. Keikes, H. Uil, C.A. de Bruyn =
De vlag van de gemeente Zierikzee is vastgesteld bij raadsbesluit van 29 mei 1961; vijf horizontale banen van rood, zwart, rood, zwart, rood. Daarvóór werd als vlag gebruikt: effen rood met op het midden een zwarte leeuw en zeven banen van zwart en rood (Sierksma). Ook was wel een effen rode vlag (Smallegange) in gebruik. Al spoedig kwam daarvoor de in 1961 officieel vastgestelde vlag in de plaats.  
= LITERATUUR =
De Vos, Vroedschap. P.J. Andreae, Geschiedenis Evangelisch-Luthersche Gemeente te Zierikzee, Utrecht 1845. De Blécourt, Verdwenen kastelen. Broeder, History of Zealand. Constant Rebecque, Gecostumeerde optogt. Meerkamp van Embden, Over pottenbakkerijen. Schoengen, Monasticon. J.W. te Water, Kort verhaal. Kok, Zeeuwse patrocinia. Hendriks, Oudste bedelordenkloosters. Koorn, Begijnhoven. Bachiene, Vaderlandsche geographie II, 820. Reijgersbergen-Van Boxhoorn, Chronijck, I, 35; II, 266-268. Zie verder Bibliografie, topografische ingang.


==Varia==
Kermis wordt gehouden op de zaterdag na de eerste donderdag in september tot en met de daaropvolgende donderdag (zondags gesloten) op het Havenplein. De jaarmarkt (vroeger en nog steeds genoemd: paardenmarkt) wordt gehouden op de woensdag voor de eerste donderdag in juni op de Balie. Varremarkt en Lammermarkt. De wekelijkse marktdag vindt plaats op donderdag van (9.00-16.00) uur op het Havenplein. In de zomer worden op de dinsdagen toeristendagen georganiseerd, die veel bezoekers trekken.


= AFBEELDING =
==Plattegrond==
Overzichtskaart gemeente Zierikzee. Overzichtskaart gemeente en stad Zierikzee. Gezicht op de St.-Lievens Monstertoren te Zierikzee, vanuit de Poststraat (1975).Het Gravensteen op de Dam te Zierikzee, waarin recht gesproken werd. De voorgevel van dit gebouw werd tussen 1524 en 1526 opgetrokken voor een vermoedelijk uit de 14e eeuw stammend gebouw.Marktdag aan het Havenplein te Zierikzee. Op de achtergrond de Gasthuiskerk, ten dele de Beurs overspannend. Het door de architect ir. Magis ontworpen gebouw van de 'Rijksscholengemeenschap Professor Zeeman' te Zierikzee, dat in oktober 1981 in gebruik werd genomen. De recreatievaart heeft na 1970 voor een groot deel bezit genomen van de Nieuwe Haven. Hier een gezicht op de aanlegplaats 't Luitje met op de achtergrond de jachthaven-accomodatie in het Havenkanaal. Kleurenplaat: Boven; de Zuidhavenpoort te Zierikzee vóór 1980, in welk jaar de ophaalbrug naar het oorspronkelijk model werd herbouwd.
De Ee werd afgedamd bij de Dam. Op de kreekrug van de verzande en afgedamde zijtak, het westelijk deel van de binnenstad, vond de eerste bewoning plaats. Daar werd ook de St.-Lievens Monsterkerk gebouwd en het kasteel van de graaf: 's-Gravenhof. In de tweede helft van de 14e eeuw vond bebouwing plaats van het oostelijk deel van de stad in het bijzonder langs de Oude Haven. Na het graven van het havenkanaal (1595-1600) concentreerde de nieuwe bebouwing zich aan en in de buurt van de Nieuwe Haven. De terreinen van het kasteel Ravenstein en het Predikherenklooster werden in de l7de eeuw benut voor het bouwen van nieuwe huizen. Na de watersnoodramp van 1953 vond nieuwbouw plaats in het gebied tussen Slabberswerf en Hofferstraat-Zevengetijstraat, het zg. Plan Buijze. In de zestiger en zeventiger jaren werd besloten de nieuwbouw plaats te doen vinden buiten de stadswallen. Aan de oostelijke zijde van de binnenstad ligt de wijk Malta en aan de westelijke zijde de wijk Poortambacht. Een kleine bungalowwijk is in de zeventiger jaren aangelegd bij Kaaskenswater.  


==Monumenten==
Naast Zierikzee zijn er weinig steden die hun middeleeuwse en vroeg 17e eeuwse stratenbeloop zo zuiver hebben bewaard (Van Swigchem). Deze goed geconserveerde interessante stadsplattegrond is des te belangwekkender omdat binnen het niet al te grote stadsdomein een zeer groot aantal historische monumenten de tand des tijds heeft doorstaan. Het betrekkelijk kleine Zierikzee bezit evenveel monumenten als Delft! In het kader van het Monumentenjaar 1975 kreeg Zierikzee als één van elf gemeenten een gedenkpenning uitgereikt met het bijbehorende predikaat 'Lichtend Voorbeeld'. De onderscheiding was bedoeld als eerbetoon aan het stedelijk beleid waardoor èn de oude stadskern èn de aldaar aanwezige talrijke monumenten zoveel mogelijk werden behouden.
Het havenpoortencomplex, bestaande uit de Zuidhavenpoort, de Noordhavenpoort en een muurfragment, maken deel uit van de vroegere verdedigingswerken van Zierikzee (zie vesting). De poorten, ten dele stammend uit het laatst van de 14e eeuw, werden in de 16e eeuw gewijzigd, met name de Noordhaven poort, die aan de stadzijde een ander front kreeg. In de jaren 1961-1967 werd het complex grondig gerestaureerd. De Nobelpoort, 'de meest volledige stads poort uit de vroege 14e eeuw', bleef eveneens behouden. De Gasthuiskerk, oorspronkelijk een uit de 14e eeuw daterende kapel van het voormalige St.-Elisabethgasthuis, onderging verschillende wijzigingen en werd in 1651 vergroot met een galerij, die rust op de toen gebouwde Beurs. In het interieur van dit kerkgebouw, dat in de jaren 1950-1958 werd gerestaureerd, bevindt zich fraai antiek meubilair en betimmering.
Het kleine Lutherse kerkje kreeg zijn huidige gedaante en omvang in 1755; het was tot 1713 in gebruik als Schotse kerk. Op het kerkerf, waar tot 1832 de indrukwekkende St.-Lievens Monsterkerk stond (in de nacht van 6 op 7 oktober van dat jaar door brand verwoest), werd in 1848 een nieuw, speciaal voor de protestantse eredienst gebouwd bedehuis in gebruik genomen. Dit forse neo-classicistisch eenbeukig gebouw bezit aan de oostzijde een monumentale Toscaanse zuilenportiek en aan de westkant een front met Dorische muurzuilen. De restauratie van het in verval geraakte exterieur kon in 1982 worden afgesloten, het interieur wacht nog op herstel. In de onmiddellijke nabijheid van de kerk bevindt zich de geheel vrijstaande St.-Lievens Monstertoren. De fundering van dit bouwwerk van buitengewone omvang (gemiddelde breedte aan de voet 24,50 m, Domtoren Utrecht 19.50 m!) werd gelegd in 1454. In 1535 werden de luidklokken geplaatst onder een provisorische houten opbouw. Hoewel de toren waarschijnlijk naar ontwerp van Rombout Keldermans onvoltooid bleef, is zij toch zeer dominant en bepaalt tot op grote afstand het stadssilhouet van Zierikzee. Een 15-jarig herstel van dit monument, dat in 1881 door het rijk van de gemeente werd overgenomen, vond zijn bekroning in 1972. Het stadhuis met zijn twee Vlaamse topgevels kreeg zijn tegenwoordig aanzien in hoofdzaak tijdens de periode 1550-1554. De kern van het complex, dat een ingewikkelde bouwgeschiedenis heeft, bestaat uit de Vleeshal met zware toren, nog daterend uit 14e/15e eeuw. In de 17e eeuw kreeg het stadhuis verschillende aanbouwen, terwijl het in de jaren 1775-1779 ingrijpend werd gewijzigd. Niet alleen werd de voorgevel naar de trant van de tijd 'gemoderniseerd' kruisvensters werden vervangen door schuiframen met roedeverdeling en de gevel werd bekleed met natuursteen maar bij een interne verbouwing werden ook enkele uit het midden van de 16e eeuw daterende interieurs getransformeerd tot ruimten in Lodewijk-XV-stijl. In de periode 1955 tot 1973 vond in fasen een algehele restauratie plaats.
Behalve genoemde grote monumenten bezit Zierikzee ook nog een Weeshuis (17e/18e eeuw), de Vismarkt (1804), het Gravensteen (1524-1526) en tal van belangwekkende woonhuizen uit verschillende eeuwen. Als waardevol in het stadsbeeld dienen ook nog het Blauwe Bolwerk (1621) en twee 19e eeuwse korenmolens te worden vermeld. Het oudste exemplaar 'De Haas' (1727) op het Bolwerk is dringend aan herstel toe; de molen 'De Hoop' (1850; herbouwd 1874) werd volledig gerestaureerd (1982). Beide molens zijn ronde stenen bovenkruiers, resp. ongetailleerd en licht getailleerd.
Van de twee vliedbergen, die op Schouwen bewaard zijn gebleven (van de oorspronkelijke tweeëndertig), ligt er één iets ten noorden van de stad. Van het viertal kastelen in en bij Zierikzee bleef niets behouden; Blodenburg, gelegen bij het verdronken Borrendamme, werd al in 1303 door de Vlamingen verwoest; het 's Gravenhof nabij de St.-Lievens Monsterkerk verdween in 1615 door afbraak; slot Ravesteyn besloeg een terrein waarvan een gedeelte thans nog in beslag wordt genomen door de Lutherse kerk; bij zeer laag water zijn soms van het verdwenen slot Weldamme in de Oosterschelde nog wel eens funderingsrestanten zichtbaar.
==Vesting==
===A. Middeleeuwse aanleg===
Blijkens de kronieken van belegeringen (de eerste van 1205) zou de stad in haar verschillende ontwikelingsfasen ommuurd en omgracht zijn. Bij de laatste uitleg van 1320-1330 kreeg zij haar peervormige gedaante en werd zij waarschijnlijk geheel ommuurd versterkt met rondelen en enkele wachttorens, o.a. de Beulstoren en omgracht. De stad had 7 poorten: de Noordhavenpoort (eerste vermelding 1407), de Zuidhavenpoort, de Hoofdpoort aan de Ravenstraat (gesloten 1811, opgeheven 1817), de Bagijnepoort (gesloopt 1620), de Westpoort aan de Weststraat (afgebroken in 1842), de Zuidwelle- of Weverswellepoort aan de Korte Nobel straat. De twee eerstgenoemde en de Nobelpoort zijn nog aanwezig; van de stadsmuren zijn enkele restanten nog zichtbaar.


===B. 17e eeuwse aanleg===
Of voor het beleg van Mondragon of daarna de verdedigingswerken zijn gemoderniseerd is niet vast te stellen. Na het graven van de Nieuwe Haven (1597-1600) mag worden aangenomen dat de oude stadsmuren van de Bagijnestraat tot de Zuidhavenpoort werden afgebroken en vervangen door een aan de zuidzijde van de Nieuwe Haven gelegen eenvoudig gebastioneerd tracé met twee bolwerken (de westelijke is het Oranjebolwerk) verbonden door een wal en voorzien van een natte gracht. Tegenover de Bagijnestraat verrees het Blauwebolwerk (1621). Tegenover de Nobel- en Zuidwellepoort werden nog buitenwerken opgeworpen (vermoedelijk omgrachte lunetten). Gezien de geringe militaire betekenis van Zierikzee zijn de vestingwerken al spoedig verwaarloosd. De Nobelpoort kan tot de meest volledige stadspoorten uit de vroege 14e eeuw worden gerekend. De poort bestaat uit een fors rechthoekig gebouw van 11 bij 11,5 m, aan de veldzijde geflankeerd door 2 ronde torens. De doorgang is gedekt met twee kruisgewelven, de poort heeft twee verdiepingen en een zolder. In de hoeken aan de stadszijde zijn spiltrappen aangebracht. De muren en torens waren voorzien van kijkgaten en schietsleuven. Rond de voet van het hoofddak is geen weergang geweest. De oostelijke toren heeft een 8-kante spits, de westelijke heeft een 16-kante spits. De Zuidhavenpoort is een rechthoekig (afm. 8 x 12 m, hoogte 32 m) poortgebouw van drie verdiepingen, bereikbaar via een traptoren. Vier spiltorens op de hoeken. De kern dateert uit het eerste kwart van de 13e eeuw, de bovenbouw is verbouwd (omstreeks 1501); bij herstel in 1774/1779, toen ze met baksteen werd bekleed, kreeg ze haar huidige vorm. De weermuur met aan de havenzijde een hoektoren werd in 1961-1964 gerestaureerd. De Noordhavenpoort is een ingewikkeld verdedigingswerk (afm. 18 x 32 m), daterend uit de 14e-eeuwse verdedigingsaanleg en bestaat uit een buitenpoort (van 1500) en een binnenpoort, verbonden door twee vleugels met weergangen, kanonkelders en schietsleuven, aan de stadzijde voorzien van twee natuurstenen trapgevels (gedateerd 1599), met rolwerk in Vlaamse renaissance stijl.


==Geschiedenis==
Vondsten wijzen op bewoning in de 11e/12e eeuw. Op 11 maart 1248 bevestigde graaf Willem II. Rooms-Koning de stadsrechten. Vermoedelijk betrof het hier een uitbreiding van reeds eerder gegeven stadsrechten. De stad mocht zich in de gunst weten van de Hollandse graven. Floris V verleende Zierikzee in 1290 tolvrijheid in zijn gehele gebied. Mede hierdoor konden nijverheid en handel groeien en bloeien. De handel, vooral die met Engeland, was een belangrijk bestaansmiddel van de stad. Vis werd erheen vervoerd, wol en steenkool mee teruggebracht. Ook de lakennijverheid en de verwerking van meekrap, alsmede de zoutbereiding en -handel behoorden tot de belangrijkste geldbronnen voor de stad. Zierikzee kreeg in 1303 van de graaf het Poortambacht. In deze tijd ging Zierikzee ook een rol spelen in de historie van de Nederlanden door trouw te blijven aan het gravenhuis. In 1299 verbond Jan II, graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen, zich met Philips II, koning van Frankrijk, tegen de Vlamingen. In 1304 werd de stad enige malen door de Vlamingen belegerd, doch zij gaf zich niet over. Willem van Oostervant, 18 jaar oud, voerde het bevel bij de verdediging tegen Guy van Namen, bij wie zich ook Zeeuwse edelen, waaronder Jan van Renesse, hadden aangesloten. De te hulp gesnelde Hollandse vloot werd echter verslagen en Holland werd onder de voet gelopen, met uitzondering van Dordrecht. De Vlamingen konden Zierikzee niet stormenderhand nemen en probeerden de stad uit te hongeren. Een Frans-Hollandse vloot, onder leiding van de Genuees Grimaldi in dienst van Philips III, versloeg echter de Vlamingen in een slag op de Gouwe op 10 augustus 1304. Melis Stoke dichtte over deze strijd uitvoerig in zijn rijmkroniek. Op 6 mei 1304 was Willem III, na het overlijden van Jan II, te Zierikzee reeds als graaf ingehuldigd. Hij had de stad voorrechten gegeven, waaronder toestemming tot het stichten van een Latijnse school, die heeft bestaan tot 1880. Ook internationaal trad Zierikzee in de 14e eeuw naar voren; in 1370 ondertekende de stad als belanghebbende bij de handel met Danzig en Reval mede de vrede van Stralsund waartoe koning Waldemar van Denemarken werd gedwongen. In 1355 benoemde het stadsbestuur een voogd op het Deense Skanor en Falsterbo, die als steunpunt dienden voor de Zierikzeese visserij. Koning Albert van Zweden gaf in 1368 de stad toestemming om er permanent een strook land te bezetten onder eigen bestuur en rechtspraak. Hoewel Zierikzee formeel geen lid was van het machtige Hanze-verbond werd zij in deze jaren wel als zodanig beschouwd. De tweede helft van de 14e eeuw is dan ook een onbetwist hoogtepunt in de geschiedenis van Zierikzee. De 15e eeuw begon met allerlei tegenspoed. In 1414 brandde de halve stad af; in 1418 moest strijd met Dordrecht worden geleverd, dat Kabeljauws was geworden en op de hand was van Jan van Brabant, oom van Jacoba van Beieren. De St.-Elisabethsvloed in 1421 bracht aan de welvaart een slag toe. Met Duitse Hanzesteden en met zeerovers werden gevechten geleverd. Een Engelse vloot, uitgezonden door Humphrey van Gloucester, de derde gemaal van Jacoba van Beieren, werd in Zierikzee niet toegelaten de stad had oog voor de naderende ommekeer in de machtsverhoudingen en op 13 januari 1426 werden de Engelsen, verbonden met de Hoekse edelen, op de kust iets ten noorden van Brouwers haven door de Bourgondiërs verslagen waarbij Jan van Renesse sneuvelde. Philips de Goede verruimde het handelsgebied, maar de tegenslagen duurden voort. In 1458 en 1466 teisterden branden opnieuw de stad. Tegen Karel de Stoute en diens belastinggaarders kwamen de Zierikzeeënaars onder leiding van enkele monniken op 20 november 1472 in opstand. Hiervoor werden ze in 1473 zeer zwaar gestraft. Alle privileges werden ingetrokken en hoge boeten werden opgelegd; een deel daarvan werd voldaan uit inkomsten van zeeroverij. Maar nadat Karel de Stoute in 1477 was gesneuveld gaf Maria de Rijke de privileges terug. In 1492 strafte Albrecht van Saksen, veldheer van Maximiliaan, Zierikzee opnieuw wegens hulp aan de Hoekse partij. Velerlei rampen en tegenslagen moest Zierikzee ook in de 16e eeuw verwerken zoals pestepidemieën o.a. in 1513 en voor het laatst in 1666. De Gouwe werd slechter bevaarbaar en bovendien verplaatste de handelsweg naar Vlaanderen zich van de Oosterschelde naar de Honte. Het water tastte de zuidkant van Schouwen aan, in 1518 vond een grote dijkval plaats. Bij de St.-Felixvloed van 5 november 1530 wist Zierikzee na 18 dagen het eiland Schouwen te redden. Daarop volgde de overstroming van 2 november 1532. Op 8 augustus 1572 veroverde Jacob Simonsz, de Rijk Zierikzee voor de Prins. In 1575 en 1576 belegerden de Spaanse troepen onder leiding van de 71-jarige Mondragon de stad. Ondanks dapper verzet en uitgebreide inundaties moest de stad zich tenslotte overgeven op 29 juni 1576. De bezetting duurde echter maar kort en de verovering van Zierikzee betekende het laatste succes voor Mondragon in Holland en Zeeland. De Spaanse furie was inmiddels losgebarsten en in Zierikzee viel niets meer te roven. Reeds op 3 november 1576 moesten de Spaanse troepen Zierikzee voorgoed verlaten. Het gevaar dat zoveel andere handelssteden heeft getroffen: verzanding van de toegangsweg naar zee, bezwoer Zierikzee door een 3 km lang havenkanaal te graven gedurende 1595-1600. In 1610 sloot een dam naar Duiveland de Gouwe definitief af. In de 17e eeuw had de stad zich met grote opofferingen hersteld van de vele tegenslagen. De zouten meekraphandel bloeide opnieuw op. Op Zierikzee als agrarisch centrum voor Schouwen-Duiveland kwam steeds meer de nadruk te liggen. De handel naar het buitenland leefde weer op, maar zou niet meer de grote hoogte behalen van drie eeuwen daarvoor. Vanaf 1660 nam de vangst van haring af, maar die van kabeljauw nam in belangrijkheid toe. De overstromingen van 1682 en 1715, waarbij Schouwen telkens weer onderliep, kwam men te boven. De Zierikzeese patriciërs hielden de touwtjes van het stadsbestuur in de eigen besloten kring. Het eerste Nederlandse 'contract van correspondentie' werd in Zierikzee in 1652 gesloten. Hierin werd de verdeling van de verschillende funkties geregeld. De rijke heren lieten monumentale woonhuizen bouwen onder meer aan de Oude Haven en bewoonden buitenhuizen in Schuddebeurs. Het stadsbestuur bestond uit twee burgemeesters, dertien schepenen en vierentwintig raden. Voorts waren er twaalf thesauriers, waarvan het aantal later tot vier werd teruggebracht. De ene burgemeester, de heer-burgemeester, was voorzitter en lid van het college van schepenen. Zijn collega, de gemeente-burgemeester, was voorzitter van het college van heemraden van Schouwen, belast met de waterschapsbelangen van Schouwen. In 1756 overleed één van die rijke Zierikzeese patriciërs, mr. Pieter Mogge. Hij legateerde aan zijn vaderstad een groot bedrag voor de stichting van een universiteit. Door verzet van Leiden dat zijn monopolie wilde handhaven, is de hogeschool er nooit gekomen. Later was het legaat goed voor allerlei bijzondere uitgaven van de stad. De bewegingen onder de burgerij in 1787 hebben dezelfde achtergrond als in andere steden van de Republiek (evenals die in 1672 en 1747). De tweede helft van de 18e eeuw is voor Zierikzee, evenals de rest van Nederland, een tijd van stagnatie en achteruitgang. De Franse tijd betekende verval. Een belangrijk deel van het uiterst kostbare stadsarchief werd in 1811, na de inlijving bij het Franse keizerrijk, als scheurpapier verkocht. Op 8 december 1813 beleefde de stad het ontzet door een Engels eskader. In de 19e eeuw bleef het met de welvaart treurig gesteld. Een poging uit 1818 om de visserij opnieuw leven in te blazen werd een mislukking. Op een tweetal scheepswerven was men een aantal jaren met succes werkzaam. De hier gebouwde zeilschepen bevoeren de wereldzeeën en brachten opnieuw bedrijvigheid naar het ingedommelde stadje. Het graven van de Nieuwe Waterweg zorgde ervoor dat het Brouwershavensche Gatende Oosterschelde niet langer de belangrijkste vaarroute waren naar Rotterdam. De zeilschepen werden tenslotte geheel verdrongen. Enigszins succesvol was een katoenweverij waarvoor in 1840 een gebouw werd neergezet aan het Kerkhof. Reeds in 1868 verdween de weverij echter weer. Zierikzee moest steeds meer en meer terugvallen op haar agrarische streekfunktie voor Schouwen-Duiveland. De meekrapteelt was aanvankelijk uiterst succesvol. Een kunstmatig vervaardigde kleurstof verdrong de meekrap echter geheel. Vanaf 1873 zakten de prijzen in snel tempo. Nog vóór 1900 behoorde de meekrapteelt vrijwel tot het verleden. De suikerbieten waren maar een bescheiden vervangingsprodukt voor de verdwenen meekrap. Belangrijk voor Zierikzee was de opening van de stoomtramverbinding Zijpe-Zierikzee-Brouwershaven in 1900. Dit was echter niet voldoende om belangrijke industriëen naar Zierikzee te halen. De in 1869 opgerichte Hogere Burgerschool moest de Latijnse school gaan vervangen. De arrondissementsrechtbank werd in 1923 opgeheven en alleen het kantongerecht bleef voor Zierikzee behouden. Positief is het begin van de mossel kwekerij vanaf 1912. De Eerste Wereldoorlog bracht opwinding in de vorm van een Engels eskader dat, menende boven Zeebrugge te zijn, zijn bommen op Zierikzee liet vallen (30 april 1917). Deze schade was echter niets vergeleken met die in de Tweede Wereldoorlog. In februari 1944 werd een plotselinge evacuatie gelast. Zierikzee werd opnieuw zwaar getroffen tijdens de watersnoodramp van 1 februari 1953. De laaggelegen gedeelten van de stad werden zwaar beschadigd. 1953 betekende ook voor Zierikzee een keerpunt. Op bescheiden schaal kon industrie worden aangetrokken. De visserij kon uitbreiden, maar vooral de recreatie liet een nieuwsgierig oog vallen op het bijna vergeten stadje, waarvan de rijkdom aan monumenten velen voor een bezoek lokte. In belangrijke mate droegen daaraan bij de openstelling van de Grevelingendam in 1965 en van de Zeelandbrug in 1966. De Koninklijke Zeelandia, een fabriek van bakkerijgrondstoffen, kon uitgroeien tot een internationale onderneming. Deze fabriek werd in 1900 opgericht door H.J. Doeleman voor de aanmaak van beschuitgelei. Ook op maatschappelijk terrein is de positieve in vloed van 'Zeelandia' zeer groot. In 1962 opende de scheepsmotorenfabriek Smit Bolnes NV. In 1975 moest dit bedrijf helaas worden gesloten. In het pand is sinds 1981 de Nemag NV gevestigd, een fabriek voor kranen en transportinrichtingen. De stadshaven dient voor visserij en binnenvaart. Sinds de zestiger jaren zijn langs de Westhavendijk steigers aangelegd om de steeds groeiende stroom van recreatievaartuigen op te vangen. De haven De Val, tot 1966 aanlegplaats van de provinciale boot naar Kats, is een getijhaven. De centrumfunktie van Zierikzee voor Schouwen-Duiveland is in de loop der jaren gegroeid. Op velerlei gebied heeft Zierikzee voorzieningen o.a. voor het onderwijs. Het culturele leven vindt in de Concertzaal, in 1971 ingrijpend verbouwd, voor een belangrijk deel plaats. Sinds 1953 onderhoudt Zierikzee jumelagecontacten met het Franse St. Hilaire en het Engelse Hatfield. De vele verenigingen in Zierikzee hebben ten dele eveneens een belangrijke centrumfunktie. In 1972 kon mede dankzij een burgerzinlening een sporthal annex overdekt zwembad onder de naam 'Onderdak' worden geopend. Niet langer is Zierikzee de tweede stad van Zeeland, maar de ontwikkelingen na 1953 hebben aangetoond dat deze stad met zijn rijke historische verleden nieuwe wegen heeft ingeslagen waardoor de woorden van Multatuli -Nooit was ik ergens aangenamer dan te Zierikzee- uit 1878 opnieuw frisse klank hebben gekregen. Kerkelijke Geschiedenis: Volgens een oorkonde uit 976 bezat de St.-Baafsabdij te Gent op Schouwen landerijen, weidegrond voor 500 schapen, aan de Gouwe, als ook een kerk. Uit het feit dat de kerk te Zierikzee gewijd was aan St.-Lieven, een fictieve heilige van deze abdij en dat deze in 1341 hier nog 8 gemeten grond bezat, is het zeer waarschijnlift dat die kerk gestaan heeft waar nu Zierikzee ligt. De naam 'monster' wijst ook al op grote ouderdom van deze kerk, hoewel ze eerst in 1156 in de nog voorhanden zijnde stukken wordt vermeld. Oorspronkelijk zou het hier gaan om een eigen kerk van de St.-Baafsabdij. Mogelijk heeft de graaf van Holland een belangrijk deel van de goederen van de abdij overgenomen. De kerk is overgegaan aan de bisschop van Utrecht, die op zijn beurt de kerken op Schouwen toevertrouwde aan de kapittels van St.-Jan en St.-Marie te Utrecht. Het patronaatsrecht was in handen van de graaf van Holland. Die oude kerk heeft gestaan op de plaats van de huidige Nieuwe kerk. In het midden van de 15e eeuw begon men met de bouw van de huidige toren, die een hoogte van 130 m zou moeten krijgen, maar verder dan wat er nu staat is er niet gebouwd. De daarbij behorende kerk, de grootste die Zeeland heeft gekend en bijna even groot als de Haarlemse St.-Bavo, is in 1832 afgebrand. De oude kerk is niet alleen de grootste, maar ook de luisterrijkste van Zeeland geweest. Er waren vier pastoorsplaatsen aan verbonden. Zierikzee is een grafelijke stad geweest en dit feit heeft niet alleen bijgedragen tot de bloei van de stad, maar ook tot de rijkdom van deze kerk. De graaf had ook nogal wat te zeggen bij de benoeming van de geestelijkheid. In 1322 verordende graaf Willem III dat er aan de St.-Lievens Monsterkerk niet minder dan acht priesters verbonden zouden zijn, die de inkomsten gelijkelijk moesten verdelen en in 1325 stichtte hij hier een kapellerij voor de zielen van zijn voorouders en voor de zielen van hen die in gevechten te Veere, Arnemuiden en Zierikzee waren gesneuveld. Nog groter zou de luister van deze kerk worden. Hertog Albrecht van Beieren stichtte hier in 1378 een kapittel dat ook weer het grootste van Zeeland moest worden. Er werd gedacht aan niet minder dan 24 kanunniken. Waarschijnlijk zijn het er op z'n hoogst 20 geweest. De St.-Lieven telde niet minder dan 27 kapellen en 49 altaren. Aan het altaar van het H.Kruis was een vicarie verbonden, in 1393 gesticht. De tegenwoordige Kleine kerk was oorspronkelijk de kapel van Het Onze Lieve Vrouwe gasthuis, een van de oudste gestichten van de stad. Het bestond reeds in 1271. De kerk is in 1651 vergroot, doordat men aan de zuidzijde een grote galerij heeft gebouwd, terwijl de ruimte daaronder martkhal werd. Deze kapel was, evenals het gasthuis, gewijd aan de H.Maagd. Behalve dit gasthuis kende men nog een ander, dat in 1443 gesticht werd krachtens testament van Poppe Hayman, een Zierikzees burgemeester, met een kapel gewijd aan de H. Drieëenheid. Dit gesticht stond aan de latere Kapellestraat. In het midden van de 16e eeuw wordt er te Zierikzee ook nog een St.-Catharinagasthuis vermeld. Voorts heeft Zierikzee als gesticht van liefdadigheid een pesthuis met een St.-Rochuskapel gehad. Het lag aan de Hoge Molenstraat, tegenover het Onze Lieve Vrouwegasthuis. In 1655 werd het bestemd tot proveniershuis. Overigens kende men ook hier een leprozerie met een St.-Machariuskapel. Deze stond aan de gracht buiten de Noordhavenpoort. In 1655 werd het bestemd tot pesthuis. Ook het getal der kloosters is in Zierikzee respectabel geweest. De franciscanen waren hier reeds in 1260 en aan wat nu nog Minderbroederstraat heet hebben zij zich gevestigd. De dominicanen of predikheren waren er te Zierikzee in elk geval in 1255. Waar zij toen woonden is niet bekend. In 1286 betrokken zij het huis van de eksterbroeders. Dit lag ten zuiden van de St.-Domusstraat niet de hoofdingang tegen over de Korte St.-Jansstraat. De begarden hadden hun aan St.-Agatha gewijd klooster ten zuiden van het kerkhof tussen de Raamstraat en de Wevershoek. Dit gesticht heeft maar een kort bestaan gehad. Gesticht in 1470 gingen de gebouwen in 1482 over aan de cisterciënzers, die er hun O.L.V. Zaal inrichtten. Vanuit de St.-Bernardsabdij te Hemiksem aan de Schelde is deze priorij in het leven geroepen in 1483. De karmelieten hebben te Zierikzee een termijnhuis gehad. Augustijner servitinnen (zwarte zusters, broodzusters of cellezusters) hebben zich gevestigd aan Slabberswerf voor 1443. Het Zwarte Zusterstraatje (later St.-Lievensstraat was naar hen genoemd. In 1490 zijn de franciscaanse tertiarissen (grauwzusters) naar Zierikzee gekomen. Zij vestigden zich in het Poppe Haymangasthuis. Hun klooster noemden zij St.-Martha van Nazareth. Het Driekoningenklooster, dat stond ten oosten van de Korte Nobelstraat en aan welke stichting de Driekoningenlaan haar naam te danken heeft, was een convent van kanunnikessen dat in de eerste helft van de 15e eeuw hier werd gesticht. Meer dan 20 mochten er niet zijn, benevens haar buitenzusters en dienaars. Hoewel niet aangesloten, stonden zij onder toezicht van het kapittel van Sion. Van korte duur is geweest de vestiging van de kleine bedelorde der fratres de pica of eksterbroeders. De orde werd in 1274 opgeheven en hun huis werd verkocht aan de predikheren. En natuurlijk is er in Zierikzee ook een begijnhof geweest, dat aan St.-Catharina was gewijd. Het stond aan de Breedstraat en was er reeds in 1271. De graaf, die er wellicht de stichter van was, nam het onder zijn hoede. In het begin van de 14e eeuw is het, evenals dat te Middelburg het geval was, een afzonderlijke parochie geworden. In dit begijnhof was een kluis. Nog in 1570 wenste een begijntje hier ingesloten te worden, hetgeen echter werd afgewezen. In 1805 zijn de laatste resten van dit gesticht door de stedelijke overheid opgeruimd. Verder stond er te Zierikzee nog een aantal kapellen, zoals men toen in alle steden aan trof. De Reformatie heeft in Zierikzee reeds spoedig aanhangers gehad. Er zijn hier nogal wat doopsgezinde martelaren gevallen. Het calvinisme is hier ook spoedig doorgedrongen. In 1566 blijkt er een gereformeerde gemeente te zijn met Jacob Jorisz. Barselis als predikant. In juli en augustus van dat jaar werd zijn optreden steeds openlijker, ook binnen Zierikzee. Toen de plakkaten na de beeldenstorm (die overigens in Zierikzee is verhinderd) strenger werden, hebben tal van calvinistisch gezinde personen Zierikzee verlaten. De meesten vonden in Engeland een toevluchtsoord. Slachtoffers vielen ook toen onder de doopsgezinden. Na de overgang van de stad aan de prins op 8 augustus 1572 kwam de onverschrokken Herman Moded, die niet alleen de kerkelijke gemeente van Zierikzee organiseerde maar meteen heel Schouwen en Duiveland. In 1573 kreeg hij een ambtgenoot in Gerardus van Cuilenburg. Door de verovering van de stad in 1576 door Mondragon kwam hieraan een einde. Na het vertrek van de Spanjaarden in hetzelfde jaar ging de kerkelijke ontwikkeling met rasse schreden voort. Het getal van de predikanten werd al spoedig op vier gebracht tot er in 1650 een vijfde bijkwam. Het modernisme kreeg in het bijzonder in Zierikzee vaste voet aan de grond in de 19e eeuw. Tot in de le helft van deze eeuw waren de vrijzinnigen in de meerderheid. De Hervormde Gemeente is thans verdeeld in een vrijzinnige en een rechtzinnige modaliteit, met voor elke modaliteit een predikantsplaats. Het rechtzinnige deel van de gemeente is verreweg het grootst. Voor hun diensten maken beide modaliteiten gebruik van de Gasthuiskerk. De Nieuwe kerk werd in 1977 overgedragen aan de Stichting Oude Zeeuwse kerken. Een Waalse gemeente, die eerst bijeenkwam in de Gasthuiskerk en later een eigen kerk had aan het einde van de Poststraat, heeft hier bestaan vanaf 1587 tot 1826. Na de herroeping van het Edict van Nantes in 1685 kreeg zij een tweede predikant. Een Schotse gemeente heeft slechts kort bestaan. Behalve deze gemeenten van calvinistische signatuur heeft men te Zierikzee gekend een gemeente van doopsgezinden, met een kerk in de Wevershoek. Zij bestond reeds zeer vroeg in de 16e eeuw. In 1600 telde zij een honderdtal leden. Tot 1808 heeft zij hier bestaan. De lutherse gemeente ontstond in 1712; in 1728 kwam hier de eerste predikant. Joh. P. Schuman; in het midden van de 18e eeuw had zij ruim 100 lidmaten; haar kerk, die in 1755 haar huidige vorm kreeg, staat op de hoek van Pieterseliestraat-Gat van West Noord Westen. Ten aanzien van de rooms-katholieke kerk kan 1619 als het stichtingsjaar van de statie beschouwd worden. In dat jaar vestigde pater Willem de Jonge (Junius) zich definitief in Zierikzee en hij is daar 10 jaar lang gebleven. Tot 1781 was de statie in handen van de jezuïeten. Toen stierf de laatste jezuïetenpastoor, Benedictus Buretti. Hij werd opgevolgd door de seculier Arnoldus Tomas, die hem als kapelaan ter zijde had gestaan. Na 1681 ging het huis van de familie De Vager aan de Oude Haven over aan de katholieke gemeenschap. De verdiepingen werden uitgebroken en tot gaanderijen verbouwd. In 1766 kreeg men toestemming voor de bouw van een nieuwe kerk. Op 8 mei 1768 werd deze schuurkerk ingewijd. In 1842 kreeg dit kerk gebouw aan de Hoge Molenstraat zijn huidige vorm. Een Israëlitische gemeente kreeg in 1799 toestemming een pand als synagoge in te richten. In 1921 werd deze gemeente opgeheven. De synagoge was toen gevestigd in de Meelstraat. Het nog steeds bestaande joodse kerkhof dateert uit 1799, toen toestemming werd gegeven tot de aanleg ervan. De Afscheiding deed in Zierikzee reeds spoedig haar invloed gelden. Bekend is dat men in 1836 in verschillende huizen samen kwam. Erkenning als Christelijk Afgescheiden Gemeente werd gevraagd en verleend in 1841. In 1852 kreeg zij haar eerste predikant, A.F. Kok. In 1869 werd deze gemeente Christelijk Gereformeerde kerk. In 1841 kreeg de gemeente een kerkgebouw in de Meelstraat. In 1965 werd het huidige gebouw aan de Zevengetijstraat in gebruik genomen. Uit een rechtzinnige Hervormde evangelisatievereniging ontstond een tweede Christelijk Gereformeerde kerk in 1878. Deze werd in 1892 Gereformeerde kerk. De andere Christelijk Gereformeerde kerk ging in 1892 niet mee met de vereniging. In de loop der jaren heeft deze laatste zich sterk uitgebreid met verschillende leden over heel Schouwen-Duiveland. In Haamstede en Kerkwerve werden afzonderlijke gemeenten gesticht. Het kerkgebouw van de Gereformeerde kerk werd oorspronkelijk als evangelisatiegebouw in gebruik genomen in 1869. Het is gelegen aan de St.-Domusstraat. Onder invloed van ds. L. Boone van St. Philipsland werd in 1911 een Oud Gereformeerde Gemeente gesticht, welke in 1946 ten onder is gegaan. Voordien had zich reeds een Gereformeerde Gemeente gevormd, die werd geïnstitueerd in 1932. In 1956 sloot deze zich aan bij de uitgetreden Gereformeerde gemeenten. Na moeilijkheden binnen dit verband besloot de gemeente in 1981 zelfstandig te worden en in 1982 aansluiting te zoeken bij het verband van de Oud Gereformeerde gemeenten in Nederland. Een klein deel verenigde zich hiermee niet en besloot terug te keren tot het verband van de Gereformeerde gemeenten in Nederland. Deze groep vormt een afdeling van de Gereformeerde Gemeente in Nederland te Bruinisse. Het kerkgebouw van de Oud Gereformeerde Gemeente, vergroot in 1981, staat aan de St.-Domusstraat. Tot een definitieve vestiging van het Leger des Heils kwam het in 1932. Het huidige pand in de Poststraat werd in 1935 in gebruik genomen. Zie kleurenplaat XXIX; t.o. pag. 368.


==Auteur==
S.J.M. Hulsbergen, C.P.M. Holtkamp, W.H. Keikes, H. Uil, C.A. de Bruyn


==Literatuur==
*De Vos, Vroedschap.
*P.J. Andreae, Geschiedenis Evangelisch-Luthersche Gemeente te Zierikzee, Utrecht 1845.
*De Blécourt, Verdwenen kastelen.
*Broeder, History of Zealand.
*Constant Rebecque, Gecostumeerde optogt.
*Meerkamp van Embden, Over pottenbakkerijen.
*Schoengen, Monasticon.
*J.W. te Water, Kort verhaal.
*Kok, Zeeuwse patrocinia.
*Hendriks, Oudste bedelordenkloosters.
*Koorn, Begijnhoven.
*Bachiene, Vaderlandsche geographie II, 820.
*Reijgersbergen-Van Boxhoorn, Chronijck, I, 35; II, 266-268.
Zie verder Bibliografie, topografische ingang.
[[category:Geografie]]
[[category:Topografie]]
[[category:Topografie]]
 
[[category:Plaats]]
[[category:Plaats Schouwen-Duiveland]]


==Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984==
==Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984==
{{GoToOriginal}}
{{GoToOriginal}}

Huidige versie van 29 mrt 2022 om 08:03

Zierikzee
Luchtfoto van Zierikzee. Foto: PZEM, 1986. Bron: ZB, Beeldbank Zeeland, rec.nr. 84065

De stad: kenmerken

Zierikzee is een stad in de gemeente Schouwen-Duiveland in de Nederlandse provincie Zeeland. De stad telt 11.630 inwoners (1 januari 2021) en is de hoofdplaats en tevens grootste plaats van de gemeente. Over de verklaring van de naam zijn in de loop der tijden verschillende theorieën ontwikkeld. De meest aannemelijke is dat Zierikzee betekent Zierik's Ee. Aan de Ee, een zijkreek van de Gouwe, de stroom die Schouwen en Duiveland scheidde, vestigde zich een zekere Zierik. Zierikzee heeft derhalve niets met 'zee' te maken. Oude spellingen zijn bijvoorbeeld Sirixe, Siricasha, Sericze, Zierixee en Sierxee.

Wapen

Het stadswapen toont een leeuw van sabel (zwart) op een veld van keel (rood). De leeuw is ontleend aan het wapen van Holland. Reeds in 1299 zegelde Zierikzee met deze leeuw. De kombinatie sabel-keel is afwijkend van de heraldische regel, dat kleur niet op kleur mag worden aangebracht. Er wordt verondersteld dat de leeuw oorspronkelijk in zilver was uitgevoerd, maar door oxydatie zwart was geworden. Aan weerszijden van het schild vond men wel een meermin en een meerman of twee meerminnen, ontleend aan het wapen van Schouwen. In het huidige wapen treft men als schildhouders aan een gestileerde gotische Z en het spiegelbeeld daarvan, duidend op de aanvangsletter van de stadsnaam. Het schild wordt gedekt door een soort kruis. De verklaringen hiervoor zijn niet eensluidend. Sommigen zien er een St.-Andrieskruis in, anderen een weefspoel, wijzend op de vroegere laken nijverheid. Ook is de gedachte geopperd dat het hier een ruitvenster met kruisroede betreft, afkomstig uit een verdedigingstoren. De schildhouders en de schilddekking zijn alle van goud.

Vlag

De vlag van de gemeente Zierikzee is vastgesteld bij raadsbesluit van 29 mei 1961; vijf horizontale banen van rood, zwart, rood, zwart, rood. Daarvóór werd als vlag gebruikt: effen rood met op het midden een zwarte leeuw en zeven banen van zwart en rood (Sierksma). Ook was wel een effen rode vlag (Smallegange) in gebruik. Al spoedig kwam daarvoor de in 1961 officieel vastgestelde vlag in de plaats.

Varia

Kermis wordt gehouden op de zaterdag na de eerste donderdag in september tot en met de daaropvolgende donderdag (zondags gesloten) op het Havenplein. De jaarmarkt (vroeger en nog steeds genoemd: paardenmarkt) wordt gehouden op de woensdag voor de eerste donderdag in juni op de Balie. Varremarkt en Lammermarkt. De wekelijkse marktdag vindt plaats op donderdag van (9.00-16.00) uur op het Havenplein. In de zomer worden op de dinsdagen toeristendagen georganiseerd, die veel bezoekers trekken.

Plattegrond

De Ee werd afgedamd bij de Dam. Op de kreekrug van de verzande en afgedamde zijtak, het westelijk deel van de binnenstad, vond de eerste bewoning plaats. Daar werd ook de St.-Lievens Monsterkerk gebouwd en het kasteel van de graaf: 's-Gravenhof. In de tweede helft van de 14e eeuw vond bebouwing plaats van het oostelijk deel van de stad in het bijzonder langs de Oude Haven. Na het graven van het havenkanaal (1595-1600) concentreerde de nieuwe bebouwing zich aan en in de buurt van de Nieuwe Haven. De terreinen van het kasteel Ravenstein en het Predikherenklooster werden in de l7de eeuw benut voor het bouwen van nieuwe huizen. Na de watersnoodramp van 1953 vond nieuwbouw plaats in het gebied tussen Slabberswerf en Hofferstraat-Zevengetijstraat, het zg. Plan Buijze. In de zestiger en zeventiger jaren werd besloten de nieuwbouw plaats te doen vinden buiten de stadswallen. Aan de oostelijke zijde van de binnenstad ligt de wijk Malta en aan de westelijke zijde de wijk Poortambacht. Een kleine bungalowwijk is in de zeventiger jaren aangelegd bij Kaaskenswater.

Monumenten

Naast Zierikzee zijn er weinig steden die hun middeleeuwse en vroeg 17e eeuwse stratenbeloop zo zuiver hebben bewaard (Van Swigchem). Deze goed geconserveerde interessante stadsplattegrond is des te belangwekkender omdat binnen het niet al te grote stadsdomein een zeer groot aantal historische monumenten de tand des tijds heeft doorstaan. Het betrekkelijk kleine Zierikzee bezit evenveel monumenten als Delft! In het kader van het Monumentenjaar 1975 kreeg Zierikzee als één van elf gemeenten een gedenkpenning uitgereikt met het bijbehorende predikaat 'Lichtend Voorbeeld'. De onderscheiding was bedoeld als eerbetoon aan het stedelijk beleid waardoor èn de oude stadskern èn de aldaar aanwezige talrijke monumenten zoveel mogelijk werden behouden. Het havenpoortencomplex, bestaande uit de Zuidhavenpoort, de Noordhavenpoort en een muurfragment, maken deel uit van de vroegere verdedigingswerken van Zierikzee (zie vesting). De poorten, ten dele stammend uit het laatst van de 14e eeuw, werden in de 16e eeuw gewijzigd, met name de Noordhaven poort, die aan de stadzijde een ander front kreeg. In de jaren 1961-1967 werd het complex grondig gerestaureerd. De Nobelpoort, 'de meest volledige stads poort uit de vroege 14e eeuw', bleef eveneens behouden. De Gasthuiskerk, oorspronkelijk een uit de 14e eeuw daterende kapel van het voormalige St.-Elisabethgasthuis, onderging verschillende wijzigingen en werd in 1651 vergroot met een galerij, die rust op de toen gebouwde Beurs. In het interieur van dit kerkgebouw, dat in de jaren 1950-1958 werd gerestaureerd, bevindt zich fraai antiek meubilair en betimmering. Het kleine Lutherse kerkje kreeg zijn huidige gedaante en omvang in 1755; het was tot 1713 in gebruik als Schotse kerk. Op het kerkerf, waar tot 1832 de indrukwekkende St.-Lievens Monsterkerk stond (in de nacht van 6 op 7 oktober van dat jaar door brand verwoest), werd in 1848 een nieuw, speciaal voor de protestantse eredienst gebouwd bedehuis in gebruik genomen. Dit forse neo-classicistisch eenbeukig gebouw bezit aan de oostzijde een monumentale Toscaanse zuilenportiek en aan de westkant een front met Dorische muurzuilen. De restauratie van het in verval geraakte exterieur kon in 1982 worden afgesloten, het interieur wacht nog op herstel. In de onmiddellijke nabijheid van de kerk bevindt zich de geheel vrijstaande St.-Lievens Monstertoren. De fundering van dit bouwwerk van buitengewone omvang (gemiddelde breedte aan de voet 24,50 m, Domtoren Utrecht 19.50 m!) werd gelegd in 1454. In 1535 werden de luidklokken geplaatst onder een provisorische houten opbouw. Hoewel de toren waarschijnlijk naar ontwerp van Rombout Keldermans onvoltooid bleef, is zij toch zeer dominant en bepaalt tot op grote afstand het stadssilhouet van Zierikzee. Een 15-jarig herstel van dit monument, dat in 1881 door het rijk van de gemeente werd overgenomen, vond zijn bekroning in 1972. Het stadhuis met zijn twee Vlaamse topgevels kreeg zijn tegenwoordig aanzien in hoofdzaak tijdens de periode 1550-1554. De kern van het complex, dat een ingewikkelde bouwgeschiedenis heeft, bestaat uit de Vleeshal met zware toren, nog daterend uit 14e/15e eeuw. In de 17e eeuw kreeg het stadhuis verschillende aanbouwen, terwijl het in de jaren 1775-1779 ingrijpend werd gewijzigd. Niet alleen werd de voorgevel naar de trant van de tijd 'gemoderniseerd' kruisvensters werden vervangen door schuiframen met roedeverdeling en de gevel werd bekleed met natuursteen maar bij een interne verbouwing werden ook enkele uit het midden van de 16e eeuw daterende interieurs getransformeerd tot ruimten in Lodewijk-XV-stijl. In de periode 1955 tot 1973 vond in fasen een algehele restauratie plaats. Behalve genoemde grote monumenten bezit Zierikzee ook nog een Weeshuis (17e/18e eeuw), de Vismarkt (1804), het Gravensteen (1524-1526) en tal van belangwekkende woonhuizen uit verschillende eeuwen. Als waardevol in het stadsbeeld dienen ook nog het Blauwe Bolwerk (1621) en twee 19e eeuwse korenmolens te worden vermeld. Het oudste exemplaar 'De Haas' (1727) op het Bolwerk is dringend aan herstel toe; de molen 'De Hoop' (1850; herbouwd 1874) werd volledig gerestaureerd (1982). Beide molens zijn ronde stenen bovenkruiers, resp. ongetailleerd en licht getailleerd. Van de twee vliedbergen, die op Schouwen bewaard zijn gebleven (van de oorspronkelijke tweeëndertig), ligt er één iets ten noorden van de stad. Van het viertal kastelen in en bij Zierikzee bleef niets behouden; Blodenburg, gelegen bij het verdronken Borrendamme, werd al in 1303 door de Vlamingen verwoest; het 's Gravenhof nabij de St.-Lievens Monsterkerk verdween in 1615 door afbraak; slot Ravesteyn besloeg een terrein waarvan een gedeelte thans nog in beslag wordt genomen door de Lutherse kerk; bij zeer laag water zijn soms van het verdwenen slot Weldamme in de Oosterschelde nog wel eens funderingsrestanten zichtbaar.

Vesting

A. Middeleeuwse aanleg

Blijkens de kronieken van belegeringen (de eerste van 1205) zou de stad in haar verschillende ontwikelingsfasen ommuurd en omgracht zijn. Bij de laatste uitleg van 1320-1330 kreeg zij haar peervormige gedaante en werd zij waarschijnlijk geheel ommuurd versterkt met rondelen en enkele wachttorens, o.a. de Beulstoren en omgracht. De stad had 7 poorten: de Noordhavenpoort (eerste vermelding 1407), de Zuidhavenpoort, de Hoofdpoort aan de Ravenstraat (gesloten 1811, opgeheven 1817), de Bagijnepoort (gesloopt 1620), de Westpoort aan de Weststraat (afgebroken in 1842), de Zuidwelle- of Weverswellepoort aan de Korte Nobel straat. De twee eerstgenoemde en de Nobelpoort zijn nog aanwezig; van de stadsmuren zijn enkele restanten nog zichtbaar.

B. 17e eeuwse aanleg

Of voor het beleg van Mondragon of daarna de verdedigingswerken zijn gemoderniseerd is niet vast te stellen. Na het graven van de Nieuwe Haven (1597-1600) mag worden aangenomen dat de oude stadsmuren van de Bagijnestraat tot de Zuidhavenpoort werden afgebroken en vervangen door een aan de zuidzijde van de Nieuwe Haven gelegen eenvoudig gebastioneerd tracé met twee bolwerken (de westelijke is het Oranjebolwerk) verbonden door een wal en voorzien van een natte gracht. Tegenover de Bagijnestraat verrees het Blauwebolwerk (1621). Tegenover de Nobel- en Zuidwellepoort werden nog buitenwerken opgeworpen (vermoedelijk omgrachte lunetten). Gezien de geringe militaire betekenis van Zierikzee zijn de vestingwerken al spoedig verwaarloosd. De Nobelpoort kan tot de meest volledige stadspoorten uit de vroege 14e eeuw worden gerekend. De poort bestaat uit een fors rechthoekig gebouw van 11 bij 11,5 m, aan de veldzijde geflankeerd door 2 ronde torens. De doorgang is gedekt met twee kruisgewelven, de poort heeft twee verdiepingen en een zolder. In de hoeken aan de stadszijde zijn spiltrappen aangebracht. De muren en torens waren voorzien van kijkgaten en schietsleuven. Rond de voet van het hoofddak is geen weergang geweest. De oostelijke toren heeft een 8-kante spits, de westelijke heeft een 16-kante spits. De Zuidhavenpoort is een rechthoekig (afm. 8 x 12 m, hoogte 32 m) poortgebouw van drie verdiepingen, bereikbaar via een traptoren. Vier spiltorens op de hoeken. De kern dateert uit het eerste kwart van de 13e eeuw, de bovenbouw is verbouwd (omstreeks 1501); bij herstel in 1774/1779, toen ze met baksteen werd bekleed, kreeg ze haar huidige vorm. De weermuur met aan de havenzijde een hoektoren werd in 1961-1964 gerestaureerd. De Noordhavenpoort is een ingewikkeld verdedigingswerk (afm. 18 x 32 m), daterend uit de 14e-eeuwse verdedigingsaanleg en bestaat uit een buitenpoort (van 1500) en een binnenpoort, verbonden door twee vleugels met weergangen, kanonkelders en schietsleuven, aan de stadzijde voorzien van twee natuurstenen trapgevels (gedateerd 1599), met rolwerk in Vlaamse renaissance stijl.

Geschiedenis

Vondsten wijzen op bewoning in de 11e/12e eeuw. Op 11 maart 1248 bevestigde graaf Willem II. Rooms-Koning de stadsrechten. Vermoedelijk betrof het hier een uitbreiding van reeds eerder gegeven stadsrechten. De stad mocht zich in de gunst weten van de Hollandse graven. Floris V verleende Zierikzee in 1290 tolvrijheid in zijn gehele gebied. Mede hierdoor konden nijverheid en handel groeien en bloeien. De handel, vooral die met Engeland, was een belangrijk bestaansmiddel van de stad. Vis werd erheen vervoerd, wol en steenkool mee teruggebracht. Ook de lakennijverheid en de verwerking van meekrap, alsmede de zoutbereiding en -handel behoorden tot de belangrijkste geldbronnen voor de stad. Zierikzee kreeg in 1303 van de graaf het Poortambacht. In deze tijd ging Zierikzee ook een rol spelen in de historie van de Nederlanden door trouw te blijven aan het gravenhuis. In 1299 verbond Jan II, graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen, zich met Philips II, koning van Frankrijk, tegen de Vlamingen. In 1304 werd de stad enige malen door de Vlamingen belegerd, doch zij gaf zich niet over. Willem van Oostervant, 18 jaar oud, voerde het bevel bij de verdediging tegen Guy van Namen, bij wie zich ook Zeeuwse edelen, waaronder Jan van Renesse, hadden aangesloten. De te hulp gesnelde Hollandse vloot werd echter verslagen en Holland werd onder de voet gelopen, met uitzondering van Dordrecht. De Vlamingen konden Zierikzee niet stormenderhand nemen en probeerden de stad uit te hongeren. Een Frans-Hollandse vloot, onder leiding van de Genuees Grimaldi in dienst van Philips III, versloeg echter de Vlamingen in een slag op de Gouwe op 10 augustus 1304. Melis Stoke dichtte over deze strijd uitvoerig in zijn rijmkroniek. Op 6 mei 1304 was Willem III, na het overlijden van Jan II, te Zierikzee reeds als graaf ingehuldigd. Hij had de stad voorrechten gegeven, waaronder toestemming tot het stichten van een Latijnse school, die heeft bestaan tot 1880. Ook internationaal trad Zierikzee in de 14e eeuw naar voren; in 1370 ondertekende de stad als belanghebbende bij de handel met Danzig en Reval mede de vrede van Stralsund waartoe koning Waldemar van Denemarken werd gedwongen. In 1355 benoemde het stadsbestuur een voogd op het Deense Skanor en Falsterbo, die als steunpunt dienden voor de Zierikzeese visserij. Koning Albert van Zweden gaf in 1368 de stad toestemming om er permanent een strook land te bezetten onder eigen bestuur en rechtspraak. Hoewel Zierikzee formeel geen lid was van het machtige Hanze-verbond werd zij in deze jaren wel als zodanig beschouwd. De tweede helft van de 14e eeuw is dan ook een onbetwist hoogtepunt in de geschiedenis van Zierikzee. De 15e eeuw begon met allerlei tegenspoed. In 1414 brandde de halve stad af; in 1418 moest strijd met Dordrecht worden geleverd, dat Kabeljauws was geworden en op de hand was van Jan van Brabant, oom van Jacoba van Beieren. De St.-Elisabethsvloed in 1421 bracht aan de welvaart een slag toe. Met Duitse Hanzesteden en met zeerovers werden gevechten geleverd. Een Engelse vloot, uitgezonden door Humphrey van Gloucester, de derde gemaal van Jacoba van Beieren, werd in Zierikzee niet toegelaten de stad had oog voor de naderende ommekeer in de machtsverhoudingen en op 13 januari 1426 werden de Engelsen, verbonden met de Hoekse edelen, op de kust iets ten noorden van Brouwers haven door de Bourgondiërs verslagen waarbij Jan van Renesse sneuvelde. Philips de Goede verruimde het handelsgebied, maar de tegenslagen duurden voort. In 1458 en 1466 teisterden branden opnieuw de stad. Tegen Karel de Stoute en diens belastinggaarders kwamen de Zierikzeeënaars onder leiding van enkele monniken op 20 november 1472 in opstand. Hiervoor werden ze in 1473 zeer zwaar gestraft. Alle privileges werden ingetrokken en hoge boeten werden opgelegd; een deel daarvan werd voldaan uit inkomsten van zeeroverij. Maar nadat Karel de Stoute in 1477 was gesneuveld gaf Maria de Rijke de privileges terug. In 1492 strafte Albrecht van Saksen, veldheer van Maximiliaan, Zierikzee opnieuw wegens hulp aan de Hoekse partij. Velerlei rampen en tegenslagen moest Zierikzee ook in de 16e eeuw verwerken zoals pestepidemieën o.a. in 1513 en voor het laatst in 1666. De Gouwe werd slechter bevaarbaar en bovendien verplaatste de handelsweg naar Vlaanderen zich van de Oosterschelde naar de Honte. Het water tastte de zuidkant van Schouwen aan, in 1518 vond een grote dijkval plaats. Bij de St.-Felixvloed van 5 november 1530 wist Zierikzee na 18 dagen het eiland Schouwen te redden. Daarop volgde de overstroming van 2 november 1532. Op 8 augustus 1572 veroverde Jacob Simonsz, de Rijk Zierikzee voor de Prins. In 1575 en 1576 belegerden de Spaanse troepen onder leiding van de 71-jarige Mondragon de stad. Ondanks dapper verzet en uitgebreide inundaties moest de stad zich tenslotte overgeven op 29 juni 1576. De bezetting duurde echter maar kort en de verovering van Zierikzee betekende het laatste succes voor Mondragon in Holland en Zeeland. De Spaanse furie was inmiddels losgebarsten en in Zierikzee viel niets meer te roven. Reeds op 3 november 1576 moesten de Spaanse troepen Zierikzee voorgoed verlaten. Het gevaar dat zoveel andere handelssteden heeft getroffen: verzanding van de toegangsweg naar zee, bezwoer Zierikzee door een 3 km lang havenkanaal te graven gedurende 1595-1600. In 1610 sloot een dam naar Duiveland de Gouwe definitief af. In de 17e eeuw had de stad zich met grote opofferingen hersteld van de vele tegenslagen. De zouten meekraphandel bloeide opnieuw op. Op Zierikzee als agrarisch centrum voor Schouwen-Duiveland kwam steeds meer de nadruk te liggen. De handel naar het buitenland leefde weer op, maar zou niet meer de grote hoogte behalen van drie eeuwen daarvoor. Vanaf 1660 nam de vangst van haring af, maar die van kabeljauw nam in belangrijkheid toe. De overstromingen van 1682 en 1715, waarbij Schouwen telkens weer onderliep, kwam men te boven. De Zierikzeese patriciërs hielden de touwtjes van het stadsbestuur in de eigen besloten kring. Het eerste Nederlandse 'contract van correspondentie' werd in Zierikzee in 1652 gesloten. Hierin werd de verdeling van de verschillende funkties geregeld. De rijke heren lieten monumentale woonhuizen bouwen onder meer aan de Oude Haven en bewoonden buitenhuizen in Schuddebeurs. Het stadsbestuur bestond uit twee burgemeesters, dertien schepenen en vierentwintig raden. Voorts waren er twaalf thesauriers, waarvan het aantal later tot vier werd teruggebracht. De ene burgemeester, de heer-burgemeester, was voorzitter en lid van het college van schepenen. Zijn collega, de gemeente-burgemeester, was voorzitter van het college van heemraden van Schouwen, belast met de waterschapsbelangen van Schouwen. In 1756 overleed één van die rijke Zierikzeese patriciërs, mr. Pieter Mogge. Hij legateerde aan zijn vaderstad een groot bedrag voor de stichting van een universiteit. Door verzet van Leiden dat zijn monopolie wilde handhaven, is de hogeschool er nooit gekomen. Later was het legaat goed voor allerlei bijzondere uitgaven van de stad. De bewegingen onder de burgerij in 1787 hebben dezelfde achtergrond als in andere steden van de Republiek (evenals die in 1672 en 1747). De tweede helft van de 18e eeuw is voor Zierikzee, evenals de rest van Nederland, een tijd van stagnatie en achteruitgang. De Franse tijd betekende verval. Een belangrijk deel van het uiterst kostbare stadsarchief werd in 1811, na de inlijving bij het Franse keizerrijk, als scheurpapier verkocht. Op 8 december 1813 beleefde de stad het ontzet door een Engels eskader. In de 19e eeuw bleef het met de welvaart treurig gesteld. Een poging uit 1818 om de visserij opnieuw leven in te blazen werd een mislukking. Op een tweetal scheepswerven was men een aantal jaren met succes werkzaam. De hier gebouwde zeilschepen bevoeren de wereldzeeën en brachten opnieuw bedrijvigheid naar het ingedommelde stadje. Het graven van de Nieuwe Waterweg zorgde ervoor dat het Brouwershavensche Gatende Oosterschelde niet langer de belangrijkste vaarroute waren naar Rotterdam. De zeilschepen werden tenslotte geheel verdrongen. Enigszins succesvol was een katoenweverij waarvoor in 1840 een gebouw werd neergezet aan het Kerkhof. Reeds in 1868 verdween de weverij echter weer. Zierikzee moest steeds meer en meer terugvallen op haar agrarische streekfunktie voor Schouwen-Duiveland. De meekrapteelt was aanvankelijk uiterst succesvol. Een kunstmatig vervaardigde kleurstof verdrong de meekrap echter geheel. Vanaf 1873 zakten de prijzen in snel tempo. Nog vóór 1900 behoorde de meekrapteelt vrijwel tot het verleden. De suikerbieten waren maar een bescheiden vervangingsprodukt voor de verdwenen meekrap. Belangrijk voor Zierikzee was de opening van de stoomtramverbinding Zijpe-Zierikzee-Brouwershaven in 1900. Dit was echter niet voldoende om belangrijke industriëen naar Zierikzee te halen. De in 1869 opgerichte Hogere Burgerschool moest de Latijnse school gaan vervangen. De arrondissementsrechtbank werd in 1923 opgeheven en alleen het kantongerecht bleef voor Zierikzee behouden. Positief is het begin van de mossel kwekerij vanaf 1912. De Eerste Wereldoorlog bracht opwinding in de vorm van een Engels eskader dat, menende boven Zeebrugge te zijn, zijn bommen op Zierikzee liet vallen (30 april 1917). Deze schade was echter niets vergeleken met die in de Tweede Wereldoorlog. In februari 1944 werd een plotselinge evacuatie gelast. Zierikzee werd opnieuw zwaar getroffen tijdens de watersnoodramp van 1 februari 1953. De laaggelegen gedeelten van de stad werden zwaar beschadigd. 1953 betekende ook voor Zierikzee een keerpunt. Op bescheiden schaal kon industrie worden aangetrokken. De visserij kon uitbreiden, maar vooral de recreatie liet een nieuwsgierig oog vallen op het bijna vergeten stadje, waarvan de rijkdom aan monumenten velen voor een bezoek lokte. In belangrijke mate droegen daaraan bij de openstelling van de Grevelingendam in 1965 en van de Zeelandbrug in 1966. De Koninklijke Zeelandia, een fabriek van bakkerijgrondstoffen, kon uitgroeien tot een internationale onderneming. Deze fabriek werd in 1900 opgericht door H.J. Doeleman voor de aanmaak van beschuitgelei. Ook op maatschappelijk terrein is de positieve in vloed van 'Zeelandia' zeer groot. In 1962 opende de scheepsmotorenfabriek Smit Bolnes NV. In 1975 moest dit bedrijf helaas worden gesloten. In het pand is sinds 1981 de Nemag NV gevestigd, een fabriek voor kranen en transportinrichtingen. De stadshaven dient voor visserij en binnenvaart. Sinds de zestiger jaren zijn langs de Westhavendijk steigers aangelegd om de steeds groeiende stroom van recreatievaartuigen op te vangen. De haven De Val, tot 1966 aanlegplaats van de provinciale boot naar Kats, is een getijhaven. De centrumfunktie van Zierikzee voor Schouwen-Duiveland is in de loop der jaren gegroeid. Op velerlei gebied heeft Zierikzee voorzieningen o.a. voor het onderwijs. Het culturele leven vindt in de Concertzaal, in 1971 ingrijpend verbouwd, voor een belangrijk deel plaats. Sinds 1953 onderhoudt Zierikzee jumelagecontacten met het Franse St. Hilaire en het Engelse Hatfield. De vele verenigingen in Zierikzee hebben ten dele eveneens een belangrijke centrumfunktie. In 1972 kon mede dankzij een burgerzinlening een sporthal annex overdekt zwembad onder de naam 'Onderdak' worden geopend. Niet langer is Zierikzee de tweede stad van Zeeland, maar de ontwikkelingen na 1953 hebben aangetoond dat deze stad met zijn rijke historische verleden nieuwe wegen heeft ingeslagen waardoor de woorden van Multatuli -Nooit was ik ergens aangenamer dan te Zierikzee- uit 1878 opnieuw frisse klank hebben gekregen. Kerkelijke Geschiedenis: Volgens een oorkonde uit 976 bezat de St.-Baafsabdij te Gent op Schouwen landerijen, weidegrond voor 500 schapen, aan de Gouwe, als ook een kerk. Uit het feit dat de kerk te Zierikzee gewijd was aan St.-Lieven, een fictieve heilige van deze abdij en dat deze in 1341 hier nog 8 gemeten grond bezat, is het zeer waarschijnlift dat die kerk gestaan heeft waar nu Zierikzee ligt. De naam 'monster' wijst ook al op grote ouderdom van deze kerk, hoewel ze eerst in 1156 in de nog voorhanden zijnde stukken wordt vermeld. Oorspronkelijk zou het hier gaan om een eigen kerk van de St.-Baafsabdij. Mogelijk heeft de graaf van Holland een belangrijk deel van de goederen van de abdij overgenomen. De kerk is overgegaan aan de bisschop van Utrecht, die op zijn beurt de kerken op Schouwen toevertrouwde aan de kapittels van St.-Jan en St.-Marie te Utrecht. Het patronaatsrecht was in handen van de graaf van Holland. Die oude kerk heeft gestaan op de plaats van de huidige Nieuwe kerk. In het midden van de 15e eeuw begon men met de bouw van de huidige toren, die een hoogte van 130 m zou moeten krijgen, maar verder dan wat er nu staat is er niet gebouwd. De daarbij behorende kerk, de grootste die Zeeland heeft gekend en bijna even groot als de Haarlemse St.-Bavo, is in 1832 afgebrand. De oude kerk is niet alleen de grootste, maar ook de luisterrijkste van Zeeland geweest. Er waren vier pastoorsplaatsen aan verbonden. Zierikzee is een grafelijke stad geweest en dit feit heeft niet alleen bijgedragen tot de bloei van de stad, maar ook tot de rijkdom van deze kerk. De graaf had ook nogal wat te zeggen bij de benoeming van de geestelijkheid. In 1322 verordende graaf Willem III dat er aan de St.-Lievens Monsterkerk niet minder dan acht priesters verbonden zouden zijn, die de inkomsten gelijkelijk moesten verdelen en in 1325 stichtte hij hier een kapellerij voor de zielen van zijn voorouders en voor de zielen van hen die in gevechten te Veere, Arnemuiden en Zierikzee waren gesneuveld. Nog groter zou de luister van deze kerk worden. Hertog Albrecht van Beieren stichtte hier in 1378 een kapittel dat ook weer het grootste van Zeeland moest worden. Er werd gedacht aan niet minder dan 24 kanunniken. Waarschijnlijk zijn het er op z'n hoogst 20 geweest. De St.-Lieven telde niet minder dan 27 kapellen en 49 altaren. Aan het altaar van het H.Kruis was een vicarie verbonden, in 1393 gesticht. De tegenwoordige Kleine kerk was oorspronkelijk de kapel van Het Onze Lieve Vrouwe gasthuis, een van de oudste gestichten van de stad. Het bestond reeds in 1271. De kerk is in 1651 vergroot, doordat men aan de zuidzijde een grote galerij heeft gebouwd, terwijl de ruimte daaronder martkhal werd. Deze kapel was, evenals het gasthuis, gewijd aan de H.Maagd. Behalve dit gasthuis kende men nog een ander, dat in 1443 gesticht werd krachtens testament van Poppe Hayman, een Zierikzees burgemeester, met een kapel gewijd aan de H. Drieëenheid. Dit gesticht stond aan de latere Kapellestraat. In het midden van de 16e eeuw wordt er te Zierikzee ook nog een St.-Catharinagasthuis vermeld. Voorts heeft Zierikzee als gesticht van liefdadigheid een pesthuis met een St.-Rochuskapel gehad. Het lag aan de Hoge Molenstraat, tegenover het Onze Lieve Vrouwegasthuis. In 1655 werd het bestemd tot proveniershuis. Overigens kende men ook hier een leprozerie met een St.-Machariuskapel. Deze stond aan de gracht buiten de Noordhavenpoort. In 1655 werd het bestemd tot pesthuis. Ook het getal der kloosters is in Zierikzee respectabel geweest. De franciscanen waren hier reeds in 1260 en aan wat nu nog Minderbroederstraat heet hebben zij zich gevestigd. De dominicanen of predikheren waren er te Zierikzee in elk geval in 1255. Waar zij toen woonden is niet bekend. In 1286 betrokken zij het huis van de eksterbroeders. Dit lag ten zuiden van de St.-Domusstraat niet de hoofdingang tegen over de Korte St.-Jansstraat. De begarden hadden hun aan St.-Agatha gewijd klooster ten zuiden van het kerkhof tussen de Raamstraat en de Wevershoek. Dit gesticht heeft maar een kort bestaan gehad. Gesticht in 1470 gingen de gebouwen in 1482 over aan de cisterciënzers, die er hun O.L.V. Zaal inrichtten. Vanuit de St.-Bernardsabdij te Hemiksem aan de Schelde is deze priorij in het leven geroepen in 1483. De karmelieten hebben te Zierikzee een termijnhuis gehad. Augustijner servitinnen (zwarte zusters, broodzusters of cellezusters) hebben zich gevestigd aan Slabberswerf voor 1443. Het Zwarte Zusterstraatje (later St.-Lievensstraat was naar hen genoemd. In 1490 zijn de franciscaanse tertiarissen (grauwzusters) naar Zierikzee gekomen. Zij vestigden zich in het Poppe Haymangasthuis. Hun klooster noemden zij St.-Martha van Nazareth. Het Driekoningenklooster, dat stond ten oosten van de Korte Nobelstraat en aan welke stichting de Driekoningenlaan haar naam te danken heeft, was een convent van kanunnikessen dat in de eerste helft van de 15e eeuw hier werd gesticht. Meer dan 20 mochten er niet zijn, benevens haar buitenzusters en dienaars. Hoewel niet aangesloten, stonden zij onder toezicht van het kapittel van Sion. Van korte duur is geweest de vestiging van de kleine bedelorde der fratres de pica of eksterbroeders. De orde werd in 1274 opgeheven en hun huis werd verkocht aan de predikheren. En natuurlijk is er in Zierikzee ook een begijnhof geweest, dat aan St.-Catharina was gewijd. Het stond aan de Breedstraat en was er reeds in 1271. De graaf, die er wellicht de stichter van was, nam het onder zijn hoede. In het begin van de 14e eeuw is het, evenals dat te Middelburg het geval was, een afzonderlijke parochie geworden. In dit begijnhof was een kluis. Nog in 1570 wenste een begijntje hier ingesloten te worden, hetgeen echter werd afgewezen. In 1805 zijn de laatste resten van dit gesticht door de stedelijke overheid opgeruimd. Verder stond er te Zierikzee nog een aantal kapellen, zoals men toen in alle steden aan trof. De Reformatie heeft in Zierikzee reeds spoedig aanhangers gehad. Er zijn hier nogal wat doopsgezinde martelaren gevallen. Het calvinisme is hier ook spoedig doorgedrongen. In 1566 blijkt er een gereformeerde gemeente te zijn met Jacob Jorisz. Barselis als predikant. In juli en augustus van dat jaar werd zijn optreden steeds openlijker, ook binnen Zierikzee. Toen de plakkaten na de beeldenstorm (die overigens in Zierikzee is verhinderd) strenger werden, hebben tal van calvinistisch gezinde personen Zierikzee verlaten. De meesten vonden in Engeland een toevluchtsoord. Slachtoffers vielen ook toen onder de doopsgezinden. Na de overgang van de stad aan de prins op 8 augustus 1572 kwam de onverschrokken Herman Moded, die niet alleen de kerkelijke gemeente van Zierikzee organiseerde maar meteen heel Schouwen en Duiveland. In 1573 kreeg hij een ambtgenoot in Gerardus van Cuilenburg. Door de verovering van de stad in 1576 door Mondragon kwam hieraan een einde. Na het vertrek van de Spanjaarden in hetzelfde jaar ging de kerkelijke ontwikkeling met rasse schreden voort. Het getal van de predikanten werd al spoedig op vier gebracht tot er in 1650 een vijfde bijkwam. Het modernisme kreeg in het bijzonder in Zierikzee vaste voet aan de grond in de 19e eeuw. Tot in de le helft van deze eeuw waren de vrijzinnigen in de meerderheid. De Hervormde Gemeente is thans verdeeld in een vrijzinnige en een rechtzinnige modaliteit, met voor elke modaliteit een predikantsplaats. Het rechtzinnige deel van de gemeente is verreweg het grootst. Voor hun diensten maken beide modaliteiten gebruik van de Gasthuiskerk. De Nieuwe kerk werd in 1977 overgedragen aan de Stichting Oude Zeeuwse kerken. Een Waalse gemeente, die eerst bijeenkwam in de Gasthuiskerk en later een eigen kerk had aan het einde van de Poststraat, heeft hier bestaan vanaf 1587 tot 1826. Na de herroeping van het Edict van Nantes in 1685 kreeg zij een tweede predikant. Een Schotse gemeente heeft slechts kort bestaan. Behalve deze gemeenten van calvinistische signatuur heeft men te Zierikzee gekend een gemeente van doopsgezinden, met een kerk in de Wevershoek. Zij bestond reeds zeer vroeg in de 16e eeuw. In 1600 telde zij een honderdtal leden. Tot 1808 heeft zij hier bestaan. De lutherse gemeente ontstond in 1712; in 1728 kwam hier de eerste predikant. Joh. P. Schuman; in het midden van de 18e eeuw had zij ruim 100 lidmaten; haar kerk, die in 1755 haar huidige vorm kreeg, staat op de hoek van Pieterseliestraat-Gat van West Noord Westen. Ten aanzien van de rooms-katholieke kerk kan 1619 als het stichtingsjaar van de statie beschouwd worden. In dat jaar vestigde pater Willem de Jonge (Junius) zich definitief in Zierikzee en hij is daar 10 jaar lang gebleven. Tot 1781 was de statie in handen van de jezuïeten. Toen stierf de laatste jezuïetenpastoor, Benedictus Buretti. Hij werd opgevolgd door de seculier Arnoldus Tomas, die hem als kapelaan ter zijde had gestaan. Na 1681 ging het huis van de familie De Vager aan de Oude Haven over aan de katholieke gemeenschap. De verdiepingen werden uitgebroken en tot gaanderijen verbouwd. In 1766 kreeg men toestemming voor de bouw van een nieuwe kerk. Op 8 mei 1768 werd deze schuurkerk ingewijd. In 1842 kreeg dit kerk gebouw aan de Hoge Molenstraat zijn huidige vorm. Een Israëlitische gemeente kreeg in 1799 toestemming een pand als synagoge in te richten. In 1921 werd deze gemeente opgeheven. De synagoge was toen gevestigd in de Meelstraat. Het nog steeds bestaande joodse kerkhof dateert uit 1799, toen toestemming werd gegeven tot de aanleg ervan. De Afscheiding deed in Zierikzee reeds spoedig haar invloed gelden. Bekend is dat men in 1836 in verschillende huizen samen kwam. Erkenning als Christelijk Afgescheiden Gemeente werd gevraagd en verleend in 1841. In 1852 kreeg zij haar eerste predikant, A.F. Kok. In 1869 werd deze gemeente Christelijk Gereformeerde kerk. In 1841 kreeg de gemeente een kerkgebouw in de Meelstraat. In 1965 werd het huidige gebouw aan de Zevengetijstraat in gebruik genomen. Uit een rechtzinnige Hervormde evangelisatievereniging ontstond een tweede Christelijk Gereformeerde kerk in 1878. Deze werd in 1892 Gereformeerde kerk. De andere Christelijk Gereformeerde kerk ging in 1892 niet mee met de vereniging. In de loop der jaren heeft deze laatste zich sterk uitgebreid met verschillende leden over heel Schouwen-Duiveland. In Haamstede en Kerkwerve werden afzonderlijke gemeenten gesticht. Het kerkgebouw van de Gereformeerde kerk werd oorspronkelijk als evangelisatiegebouw in gebruik genomen in 1869. Het is gelegen aan de St.-Domusstraat. Onder invloed van ds. L. Boone van St. Philipsland werd in 1911 een Oud Gereformeerde Gemeente gesticht, welke in 1946 ten onder is gegaan. Voordien had zich reeds een Gereformeerde Gemeente gevormd, die werd geïnstitueerd in 1932. In 1956 sloot deze zich aan bij de uitgetreden Gereformeerde gemeenten. Na moeilijkheden binnen dit verband besloot de gemeente in 1981 zelfstandig te worden en in 1982 aansluiting te zoeken bij het verband van de Oud Gereformeerde gemeenten in Nederland. Een klein deel verenigde zich hiermee niet en besloot terug te keren tot het verband van de Gereformeerde gemeenten in Nederland. Deze groep vormt een afdeling van de Gereformeerde Gemeente in Nederland te Bruinisse. Het kerkgebouw van de Oud Gereformeerde Gemeente, vergroot in 1981, staat aan de St.-Domusstraat. Tot een definitieve vestiging van het Leger des Heils kwam het in 1932. Het huidige pand in de Poststraat werd in 1935 in gebruik genomen. Zie kleurenplaat XXIX; t.o. pag. 368.

Auteur

S.J.M. Hulsbergen, C.P.M. Holtkamp, W.H. Keikes, H. Uil, C.A. de Bruyn

Literatuur

  • De Vos, Vroedschap.
  • P.J. Andreae, Geschiedenis Evangelisch-Luthersche Gemeente te Zierikzee, Utrecht 1845.
  • De Blécourt, Verdwenen kastelen.
  • Broeder, History of Zealand.
  • Constant Rebecque, Gecostumeerde optogt.
  • Meerkamp van Embden, Over pottenbakkerijen.
  • Schoengen, Monasticon.
  • J.W. te Water, Kort verhaal.
  • Kok, Zeeuwse patrocinia.
  • Hendriks, Oudste bedelordenkloosters.
  • Koorn, Begijnhoven.
  • Bachiene, Vaderlandsche geographie II, 820.
  • Reijgersbergen-Van Boxhoorn, Chronijck, I, 35; II, 266-268.

Zie verder Bibliografie, topografische ingang.

Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984

Bekijk de originele tekst uit de Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984