Minderbroeders: verschil tussen versies
Importing text file |
|||
(4 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 2: | Regel 2: | ||
| above = Minderbroeders | | above = Minderbroeders | ||
}} | }} | ||
[[Bestand:Minderbroeders1.jpg|thumb|right|300px|Christus verschijnt als Seraf aan Franciscus, en ontvangt de Stigmata. Deze devotie gaf de naam Serafijnse Orde. Schilderij uit 1297/1299. Bron: Wikimedia Commons]] | |||
==Minderbroeders== | |||
Franciscanen, grauwbroeders, cordeliers. Eerste klooster orde, die door Franciscus van Assisi (1181/82-1226) werd gesticht. De leden worden grauwbroeders genoemd wegens hun pij (het kleed der armen in de 13e eeuw) of cordeliers omdat hun pij wordt samengehouden door een koord. Armoede om Christus' wil was het centrale punt van Franciscus' leven en eveneens van de drie orden die hij stichtte (minderbroeders of franciscanen, clarissen of franciscanessen en bogarden of tertianen). Zijn volgelingen moesten afzien van alle persoonlijke bezit, hun kloosters mochten geen andere bezittingen hebben dan de gebouwen van hun convent en wat daarin noodzakelijk was. Men moest leven van hetgeen men als gave ontving. Het is zelfs de vraag of Franciscus voor zijn minderbroeders wel kloosters heeft gewild. Hij kende bepaalde oorden van retraite, kluizenarijen, waar zijn volgelingen zich tijdelijk konden terugtrekken, maar hij verlangde dat zij, die zich bij hem aansloten, de wereld in zouden gaan om te prediken en in de zielzorg werkzaam te zijn. Niettemin zijn in de franciscaanse beweging al spoedig kloosters ontstaan, waarvoor pas in 1223 een regel werd vastgesteld. | |||
Als bij alle bedelorden was de organisatie van de minderbroeders zeer centraal geregeld. Aan het hoofd van de orde stond het Generaal Kapittel met een Minister Generaal. De Zeeuwse kloosters (Middelburg en Zierikzee) behoorden tot de provincie Keulen, die weer onderverdeeld was in vier custodiën. Tot 1529 is dit zo gebleven. Toen werden 28 kloosters van Keulen losgemaakt en vormden de Provincia Germania inferior of Nederlandse Provincie. Ieder klooster werd bestuurd door een gardiaan. Uit een oorkonde van 1 maart 1242 blijkt dat er te Middelburg reeds een convent van minderbroeders was. Graaf Willem II schonk aan de norbertijnen van de Middelburgse abdij land te Oostkapelle in ruil voor de grond die zij te Middelburg bezaten. Deze grond stelde hij aan de minderbroeders ter beschikking. In Willem II moeten we dus feitelijk de stichter van het minderbroedersklooster zien. De grondtransactie is het vroegste bewijs voor de aanwezigheid van minderbroeders in de Noordelijke Nederlanden. De eigen kapelaan van Willem II trad in dit klooster in en in 1252 en 1264 was hij er gardiaan. Ieder klooster van de bedelorden had zijn eigen termijngebied, waar ze mochten 'termineren' (bedelen). De grenzen werden nauwkeurig vastgesteld. Op bepaalde zon- en feestdagen zwermden de minderbroeders van Middelburg uit in Zeeland Bewesten Schelde en in het tegenwoordige West Zeeuws-Vlaanderen. Er moet een geschil zijn geweest over de Vier Ambachten; in 1258 werd bepaald dat deze zouden behoren tot het termijngebied van Gent. Het minderbroedersklooster van Zierikzee komt voor op een kloosterlijst uit 1260. Van dit klooster, dat tot 1572 is blijven bestaan, zijn weinig concrete gegevens bekend. Wat Boxhorn-Reygersberg ons van de minder broeders van Zierikzee weet te vertellen, is weinig verheffend. De magistraat voelde zich in 1384 zelfs geroepen om in te grijpen, waarschijnlijk op grond van spanningen die in dit convent waren ontstaan. Armoede is niet steeds gemakkelijk te dragen en strenge regels trachtte men af te zwakken en te ontduiken. In de jaren dat Boxhorn nogal kwalijke dingen van het convent te Zierikzee weet te melden, ontstond er een beweging onder de franciscanen om de oorspronkelijke tucht te handhaven [[observantie]]). | |||
Er kwam een scheiding onder de minderbroeders. Aan de ene kant stonden de minder strengen, de conventuelen of gaudenten en aan de andere kant zij, die de handhaving van de oude regels voorstonden, de spirituelen of observanten. In de 15e eeuw was Johannes [[Brugman]] de vurige en welsprekende propagandist van de observantie. Vanaf 1454 was hij enige jaren gardiaan van het observantenklooster te Sluis. De observanten gingen zich afzonderlijk organiseren en stichtten nieuwe kloosters, met een eigen provincie. Zo kwam er een nieuwe orde binnen de oude orde. De observantie werd nogal eens gesteund door de overheid. Aan deze beweging heeft het tegenwoordige Zeeland twee kloosters te danken: behalve dat van Sluis, ook het convent te Hulst. De nieuwe kloosters trokken zich niets aan van de oude regeling over de termijngebieden. Sluis ging bedelen op heel Walcheren, met uitzondering van Veere; en Hulst, behalve in eigen omgeving ook in het grootste deel van Zuid-Beveland. Het convent te Sluis is in 1443 gesticht door Johannes Capistrano. Oorspronkelijk zaten hier coletanen, die zich spoedig bij de observanten aansloten. De kloosters van Sluis en Hulst behoorden tot de provincie Francia Parisiensis. In 1456 heeft Brugman getracht de gaudenten van Middelburg en misschien ook wel die van Zierikzee, tot de observantie te bewegen, maar wat hem elders gelukte, kreeg hij hier niet gedaan. Het heeft tot ca. 1502 geduurd eer het convent te Middelburg tot de observantie, die toen reeds veel van haar strengheid had verloren, overging. Het klooster te Zierikzee werd daartoe gedwongen in 1508. In 1575 werd de gardiaan van het klooster te Sluis, Fr. Peneman, door geuzen vermoord en in 1578 werden de observanten uit Sluis verdreven. Het volgende jaar werden hun bezittingen verkocht en de gebouwen afgebroken. Toen Parma Sluis innam, konden ze terugkeren, om in 1604 voorgoed uit de stad te verdwijnen. Het observantenklooster te Hulst is in 1458 gesticht door Joost van Cruyningen en zijn vrouw Elisabeth Swildens. Het klooster was gelegen in een begijnhof, even buiten de toenmalige Asschepoort, waar nog slechts enkele begijnen woonden. In 1488 kreeg men de pauselijke en bisschoppelijke toestemming het klooster te verplaatsen binnen de wallen van Hulst, in de Schelphoek. De beeldenstorm ging deze observanten niet voorbij, maar erger werd het voor hen in de jaren 1577-1583, gedurende de calvinistische Gentse bezetting. De broeders werden uit Hulst verdreven. Ze keerden terug nadat Parma de stad had ingenomen, om weer te verdwijnen toen Hulst zich aan Maurits overgaf. Hun klooster werd toen kazerne. | |||
In 1596, weer onder Spaans bewind, begon een langzame opbouw van het convent, dat St.-Agnes tot patroonheilige had. In 1645 kwam het definitieve einde. Het klooster werd gedeeltelijk tot weeshuis verbouwd, terwijl de kerk als arsenaal dienst ging doen. Er is in de middeleeuwen in vele steden van ons land een nogal nauwe band geweest tussen de bedelorden en de vroedschap. In Zierikzee bestond er een zeer goede verhouding met de dominicanen. In Hulst, Sluis en vooral in Middelburg was dit het geval met de observanten en minderbroeders. Het is te begrijpen dat de overheid zich aangetrokken gevoelde tot een convent dat in principe geen bezittingen mocht hebben. Dit gaf minder problemen. Wie de stedelijke rekeningen nagaat, bemerkt dat de stedelijke overheid nogal eens te hulp kwam wanneer er bijv. een generaal kapittel werd gehouden of wan neer de provinciale overste kwam voor visitatie. Ook is de magistraat nog al eens bijgesprongen wanneer er herstelwerkzaamheden aan de gebouwen nodig waren. Zowel de minderbroeders als de augustijnen genoten in Middelburg vrijdom van accijns en op kerkelijke hoogtijdagen werden ze gewoon lijk op wijn getracteerd. Daartegenover hebben de bedelmonniken allerlei diensten voor de magistraat verricht. Om de week verzorgden de augustijnen en de minderbroeders elke morgen om acht uur de mis op het stad huis en de laatsten vooral werden gevraagd voor allerlei diensten, waarschijnlijk ook voor schrijfwerk. Officiële maaltijden van de vroedschap (wanneer er voorname gasten waren) vonden nogal eens plaats in het klooster van de minderbroeders. Zo nauw was hier de band dat dit convent wel het tweede stadhuis werd genoemd. Ook de gilden maakten van dit klooster gebruik. Dit is doorgegaan tot de overgave van de stad aan de prins van Oranje. Op de avond van 20 februari 1574, toen de magistraat de voorwaarden had aanvaard was er een afscheidsmaal in het klooster van de minderbroeders met de magistraat, waaraan ook de augustijnen deelnamen. De stad zorgde voor vier stopen wijn. De dag daarop, zon dag de 21ste, vond de uittocht plaats van heel de Middelburgse geestelijkheid. | |||
= | ==Auteur== | ||
= | S.J.M. Hulsbergen | ||
==Literatuur== | |||
*Schoengen, Monasticon Batavum. | |||
*Romer, Kloosters en abdijen. | |||
*Hendrikx, De oudste bedelordekloosters. | |||
*Nolet en Boeren, Kerkelijke instellingen. | |||
*Post, Kerkgeschiedenis. | |||
*Jongkees, Staat en Kerk. | |||
*'s-Gravezande, Tweede eeuwgedachtenis. | |||
*Domisse, Eerste omwalling van Middelburg. | |||
*Kesteloo, Stadsrekeningen Middelburg. | |||
*Unger, Bronnen tot de geschiedenis van Middelburg. | |||
*P.D. de Vos, De voormalige kloosters. | |||
*Janssen en Van Dale, Observantenklooster te Sluis. | |||
*SV. Brand, De Minderbroeders te Hulst. | |||
*T.B.W. Kok, Dekenaat in de steigers. | |||
[[category:religie]] | [[category:religie]] |
Huidige versie van 28 okt 2024 om 14:09
Minderbroeders |
---|
Minderbroeders
Franciscanen, grauwbroeders, cordeliers. Eerste klooster orde, die door Franciscus van Assisi (1181/82-1226) werd gesticht. De leden worden grauwbroeders genoemd wegens hun pij (het kleed der armen in de 13e eeuw) of cordeliers omdat hun pij wordt samengehouden door een koord. Armoede om Christus' wil was het centrale punt van Franciscus' leven en eveneens van de drie orden die hij stichtte (minderbroeders of franciscanen, clarissen of franciscanessen en bogarden of tertianen). Zijn volgelingen moesten afzien van alle persoonlijke bezit, hun kloosters mochten geen andere bezittingen hebben dan de gebouwen van hun convent en wat daarin noodzakelijk was. Men moest leven van hetgeen men als gave ontving. Het is zelfs de vraag of Franciscus voor zijn minderbroeders wel kloosters heeft gewild. Hij kende bepaalde oorden van retraite, kluizenarijen, waar zijn volgelingen zich tijdelijk konden terugtrekken, maar hij verlangde dat zij, die zich bij hem aansloten, de wereld in zouden gaan om te prediken en in de zielzorg werkzaam te zijn. Niettemin zijn in de franciscaanse beweging al spoedig kloosters ontstaan, waarvoor pas in 1223 een regel werd vastgesteld.
Als bij alle bedelorden was de organisatie van de minderbroeders zeer centraal geregeld. Aan het hoofd van de orde stond het Generaal Kapittel met een Minister Generaal. De Zeeuwse kloosters (Middelburg en Zierikzee) behoorden tot de provincie Keulen, die weer onderverdeeld was in vier custodiën. Tot 1529 is dit zo gebleven. Toen werden 28 kloosters van Keulen losgemaakt en vormden de Provincia Germania inferior of Nederlandse Provincie. Ieder klooster werd bestuurd door een gardiaan. Uit een oorkonde van 1 maart 1242 blijkt dat er te Middelburg reeds een convent van minderbroeders was. Graaf Willem II schonk aan de norbertijnen van de Middelburgse abdij land te Oostkapelle in ruil voor de grond die zij te Middelburg bezaten. Deze grond stelde hij aan de minderbroeders ter beschikking. In Willem II moeten we dus feitelijk de stichter van het minderbroedersklooster zien. De grondtransactie is het vroegste bewijs voor de aanwezigheid van minderbroeders in de Noordelijke Nederlanden. De eigen kapelaan van Willem II trad in dit klooster in en in 1252 en 1264 was hij er gardiaan. Ieder klooster van de bedelorden had zijn eigen termijngebied, waar ze mochten 'termineren' (bedelen). De grenzen werden nauwkeurig vastgesteld. Op bepaalde zon- en feestdagen zwermden de minderbroeders van Middelburg uit in Zeeland Bewesten Schelde en in het tegenwoordige West Zeeuws-Vlaanderen. Er moet een geschil zijn geweest over de Vier Ambachten; in 1258 werd bepaald dat deze zouden behoren tot het termijngebied van Gent. Het minderbroedersklooster van Zierikzee komt voor op een kloosterlijst uit 1260. Van dit klooster, dat tot 1572 is blijven bestaan, zijn weinig concrete gegevens bekend. Wat Boxhorn-Reygersberg ons van de minder broeders van Zierikzee weet te vertellen, is weinig verheffend. De magistraat voelde zich in 1384 zelfs geroepen om in te grijpen, waarschijnlijk op grond van spanningen die in dit convent waren ontstaan. Armoede is niet steeds gemakkelijk te dragen en strenge regels trachtte men af te zwakken en te ontduiken. In de jaren dat Boxhorn nogal kwalijke dingen van het convent te Zierikzee weet te melden, ontstond er een beweging onder de franciscanen om de oorspronkelijke tucht te handhaven observantie).
Er kwam een scheiding onder de minderbroeders. Aan de ene kant stonden de minder strengen, de conventuelen of gaudenten en aan de andere kant zij, die de handhaving van de oude regels voorstonden, de spirituelen of observanten. In de 15e eeuw was Johannes Brugman de vurige en welsprekende propagandist van de observantie. Vanaf 1454 was hij enige jaren gardiaan van het observantenklooster te Sluis. De observanten gingen zich afzonderlijk organiseren en stichtten nieuwe kloosters, met een eigen provincie. Zo kwam er een nieuwe orde binnen de oude orde. De observantie werd nogal eens gesteund door de overheid. Aan deze beweging heeft het tegenwoordige Zeeland twee kloosters te danken: behalve dat van Sluis, ook het convent te Hulst. De nieuwe kloosters trokken zich niets aan van de oude regeling over de termijngebieden. Sluis ging bedelen op heel Walcheren, met uitzondering van Veere; en Hulst, behalve in eigen omgeving ook in het grootste deel van Zuid-Beveland. Het convent te Sluis is in 1443 gesticht door Johannes Capistrano. Oorspronkelijk zaten hier coletanen, die zich spoedig bij de observanten aansloten. De kloosters van Sluis en Hulst behoorden tot de provincie Francia Parisiensis. In 1456 heeft Brugman getracht de gaudenten van Middelburg en misschien ook wel die van Zierikzee, tot de observantie te bewegen, maar wat hem elders gelukte, kreeg hij hier niet gedaan. Het heeft tot ca. 1502 geduurd eer het convent te Middelburg tot de observantie, die toen reeds veel van haar strengheid had verloren, overging. Het klooster te Zierikzee werd daartoe gedwongen in 1508. In 1575 werd de gardiaan van het klooster te Sluis, Fr. Peneman, door geuzen vermoord en in 1578 werden de observanten uit Sluis verdreven. Het volgende jaar werden hun bezittingen verkocht en de gebouwen afgebroken. Toen Parma Sluis innam, konden ze terugkeren, om in 1604 voorgoed uit de stad te verdwijnen. Het observantenklooster te Hulst is in 1458 gesticht door Joost van Cruyningen en zijn vrouw Elisabeth Swildens. Het klooster was gelegen in een begijnhof, even buiten de toenmalige Asschepoort, waar nog slechts enkele begijnen woonden. In 1488 kreeg men de pauselijke en bisschoppelijke toestemming het klooster te verplaatsen binnen de wallen van Hulst, in de Schelphoek. De beeldenstorm ging deze observanten niet voorbij, maar erger werd het voor hen in de jaren 1577-1583, gedurende de calvinistische Gentse bezetting. De broeders werden uit Hulst verdreven. Ze keerden terug nadat Parma de stad had ingenomen, om weer te verdwijnen toen Hulst zich aan Maurits overgaf. Hun klooster werd toen kazerne.
In 1596, weer onder Spaans bewind, begon een langzame opbouw van het convent, dat St.-Agnes tot patroonheilige had. In 1645 kwam het definitieve einde. Het klooster werd gedeeltelijk tot weeshuis verbouwd, terwijl de kerk als arsenaal dienst ging doen. Er is in de middeleeuwen in vele steden van ons land een nogal nauwe band geweest tussen de bedelorden en de vroedschap. In Zierikzee bestond er een zeer goede verhouding met de dominicanen. In Hulst, Sluis en vooral in Middelburg was dit het geval met de observanten en minderbroeders. Het is te begrijpen dat de overheid zich aangetrokken gevoelde tot een convent dat in principe geen bezittingen mocht hebben. Dit gaf minder problemen. Wie de stedelijke rekeningen nagaat, bemerkt dat de stedelijke overheid nogal eens te hulp kwam wanneer er bijv. een generaal kapittel werd gehouden of wan neer de provinciale overste kwam voor visitatie. Ook is de magistraat nog al eens bijgesprongen wanneer er herstelwerkzaamheden aan de gebouwen nodig waren. Zowel de minderbroeders als de augustijnen genoten in Middelburg vrijdom van accijns en op kerkelijke hoogtijdagen werden ze gewoon lijk op wijn getracteerd. Daartegenover hebben de bedelmonniken allerlei diensten voor de magistraat verricht. Om de week verzorgden de augustijnen en de minderbroeders elke morgen om acht uur de mis op het stad huis en de laatsten vooral werden gevraagd voor allerlei diensten, waarschijnlijk ook voor schrijfwerk. Officiële maaltijden van de vroedschap (wanneer er voorname gasten waren) vonden nogal eens plaats in het klooster van de minderbroeders. Zo nauw was hier de band dat dit convent wel het tweede stadhuis werd genoemd. Ook de gilden maakten van dit klooster gebruik. Dit is doorgegaan tot de overgave van de stad aan de prins van Oranje. Op de avond van 20 februari 1574, toen de magistraat de voorwaarden had aanvaard was er een afscheidsmaal in het klooster van de minderbroeders met de magistraat, waaraan ook de augustijnen deelnamen. De stad zorgde voor vier stopen wijn. De dag daarop, zon dag de 21ste, vond de uittocht plaats van heel de Middelburgse geestelijkheid.
Auteur
S.J.M. Hulsbergen
Literatuur
- Schoengen, Monasticon Batavum.
- Romer, Kloosters en abdijen.
- Hendrikx, De oudste bedelordekloosters.
- Nolet en Boeren, Kerkelijke instellingen.
- Post, Kerkgeschiedenis.
- Jongkees, Staat en Kerk.
- 's-Gravezande, Tweede eeuwgedachtenis.
- Domisse, Eerste omwalling van Middelburg.
- Kesteloo, Stadsrekeningen Middelburg.
- Unger, Bronnen tot de geschiedenis van Middelburg.
- P.D. de Vos, De voormalige kloosters.
- Janssen en Van Dale, Observantenklooster te Sluis.
- SV. Brand, De Minderbroeders te Hulst.
- T.B.W. Kok, Dekenaat in de steigers.