Riemer Bijlsma: verschil tussen versies

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
W. van Gorsel (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Wim van Gorsel (overleg | bijdragen)
 
(2 tussenliggende versies door een andere gebruiker niet weergegeven)
Regel 8: Regel 8:
| overlijdensplaats = ?
| overlijdensplaats = ?
| beroep = medicus
| beroep = medicus
| VIAF = [http://viaf.org/viaf/289902283]
| VIAF = [http://viaf.org/viaf/289902283 Riemer Bijlsma]
}}
}}
==Biografie==
==Biografie==
Bijlsma vestigde zich in Middelburg als opvolger van dr. [[J.C. de Man]] als directeur in het gasthuis van Middelburg. Hij promoveerde in 1869 in Leiden op: ''Over de aanwending van eserine bij macula cornea'' (dit is een ondoorschijnende vlek op het hoornvlies). Hij was een vaste medewerker van het 'Wochenschrift filir Therapie und Hygiene des Auges' en de 'Geneeskundige Courant van het Koninkrijk der Nederlanden'. In opdracht van de Kon. Ned. Mij. tot Bevordering van de Geneeskunde onderzocht een commissie, (waarvan Bijlsma rapporteur was), blindheid en doofstomheid in de provincie (Middelburg, 1894; niet in de handel). Om gegevens over blindheid te verzamelen organiseerde hij zittingen te Middelburg, Goes, Terneuzen, Oostburg en Zierikzee. Doordat Middelburg werkverschaffing voor blinden kende, trokken dezen van elders naar de Zeeuwse hoofdstad toe; de stad telde procentsgewijs het hoogste aantal. De meeste slachtoffers werden onder de maatschappelijk geringeren aangetroffen, terwijl Bijlsma voor het hoge percentage blindgeborenen (223/4) geen verklaring kon geven: hiervoor achtte hij een nadere bestudering nodig. Een probaat middel tegen blindheid was volgens hem bestrijding van pokken, mazelen en roodvonk. Zijn opdracht om doofstomheid te onderzoeken vond hij nauwelijks uitvoerbaar, omdat verpleegden in een inrichting weigerden als proefkonijnen gebruikt te worden. Slechts enkele patiënten, die op een mogelijk herstel hoopten, lieten zich onderzoeken. Zover hij kon nagaan, lag het percentage doofstommen even hoog als het landelijk gemiddelde (3,3 per 10.000). De ziekte kwam vooral voor bij niet-vermogenden en was voor 573/4 aangeboren; de overigen hielden doofstomheid meestal over na herstel van roodvonk, mazelen of longontsteking.  
Bijlsma vestigde zich in Middelburg als opvolger van dr. [[Jan Cornelis de Man|J.C. de Man]] als directeur in het gasthuis van Middelburg. Hij promoveerde in 1869 in Leiden op: ''Over de aanwending van eserine bij macula cornea'' (dit is een ondoorschijnende vlek op het hoornvlies). Hij was een vaste medewerker van het 'Wochenschrift filir Therapie und Hygiene des Auges' en de 'Geneeskundige Courant van het Koninkrijk der Nederlanden'. In opdracht van de Kon. Ned. Mij. tot Bevordering van de Geneeskunde onderzocht een commissie, (waarvan Bijlsma rapporteur was), blindheid en doofstomheid in de provincie (Middelburg, 1894; niet in de handel). Om gegevens over blindheid te verzamelen organiseerde hij zittingen te Middelburg, Goes, Terneuzen, Oostburg en Zierikzee. Doordat Middelburg werkverschaffing voor blinden kende, trokken dezen van elders naar de Zeeuwse hoofdstad toe; de stad telde procentsgewijs het hoogste aantal. De meeste slachtoffers werden onder de maatschappelijk geringeren aangetroffen, terwijl Bijlsma voor het hoge percentage blindgeborenen (223/4) geen verklaring kon geven: hiervoor achtte hij een nadere bestudering nodig. Een probaat middel tegen blindheid was volgens hem bestrijding van pokken, mazelen en roodvonk. Zijn opdracht om doofstomheid te onderzoeken vond hij nauwelijks uitvoerbaar, omdat verpleegden in een inrichting weigerden als proefkonijnen gebruikt te worden. Slechts enkele patiënten, die op een mogelijk herstel hoopten, lieten zich onderzoeken. Zover hij kon nagaan, lag het percentage doofstommen even hoog als het landelijk gemiddelde (3,3 per 10.000). De ziekte kwam vooral voor bij niet-vermogenden en was voor 573/4 aangeboren; de overigen hielden doofstomheid meestal over na herstel van roodvonk, mazelen of longontsteking.  


== Publicaties ==
== Publicaties ==
Regel 24: Regel 24:
A.M. Lauret
A.M. Lauret


== Literatuur ==
==Bronnen==
=== Literatuur ===
*[http://www.kzgw.nl/index.php/publicaties/werken J.Z.S. Pel, Chirurgijns, doctoren, heelmeesters en artsen op het eiland Walcheren, 1700-2000 (Middelburg, 2006).]
*[http://www.kzgw.nl/index.php/publicaties/werken J.Z.S. Pel, Chirurgijns, doctoren, heelmeesters en artsen op het eiland Walcheren, 1700-2000 (Middelburg, 2006).]



Huidige versie van 25 sep 2024 om 09:49

Riemer Bijlsma

Het gasthuis aan de Noordpoortstraat in Middelburg omstreeks 1910, ansichtkaart Gebr. Hildernisse, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 08109
Geboren ? 1850 Deventer?
Overleden ? 1931 ?
Beroep medicus
VIAF Riemer Bijlsma

Biografie

Bijlsma vestigde zich in Middelburg als opvolger van dr. J.C. de Man als directeur in het gasthuis van Middelburg. Hij promoveerde in 1869 in Leiden op: Over de aanwending van eserine bij macula cornea (dit is een ondoorschijnende vlek op het hoornvlies). Hij was een vaste medewerker van het 'Wochenschrift filir Therapie und Hygiene des Auges' en de 'Geneeskundige Courant van het Koninkrijk der Nederlanden'. In opdracht van de Kon. Ned. Mij. tot Bevordering van de Geneeskunde onderzocht een commissie, (waarvan Bijlsma rapporteur was), blindheid en doofstomheid in de provincie (Middelburg, 1894; niet in de handel). Om gegevens over blindheid te verzamelen organiseerde hij zittingen te Middelburg, Goes, Terneuzen, Oostburg en Zierikzee. Doordat Middelburg werkverschaffing voor blinden kende, trokken dezen van elders naar de Zeeuwse hoofdstad toe; de stad telde procentsgewijs het hoogste aantal. De meeste slachtoffers werden onder de maatschappelijk geringeren aangetroffen, terwijl Bijlsma voor het hoge percentage blindgeborenen (223/4) geen verklaring kon geven: hiervoor achtte hij een nadere bestudering nodig. Een probaat middel tegen blindheid was volgens hem bestrijding van pokken, mazelen en roodvonk. Zijn opdracht om doofstomheid te onderzoeken vond hij nauwelijks uitvoerbaar, omdat verpleegden in een inrichting weigerden als proefkonijnen gebruikt te worden. Slechts enkele patiënten, die op een mogelijk herstel hoopten, lieten zich onderzoeken. Zover hij kon nagaan, lag het percentage doofstommen even hoog als het landelijk gemiddelde (3,3 per 10.000). De ziekte kwam vooral voor bij niet-vermogenden en was voor 573/4 aangeboren; de overigen hielden doofstomheid meestal over na herstel van roodvonk, mazelen of longontsteking.

Publicaties

Auteur

A.M. Lauret

Bronnen

Literatuur