Eerste Wereldoorlog: verschil tussen versies

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Johan Francke (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Johan Francke (overleg | bijdragen)
 
(85 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 4: Regel 4:
}}
}}
[[Bestand:Cadzand_2550.jpg|thumb|right|325px|Militaire barakken bij Cadzand, Prentbriefkaart ca. 1918, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr.2550]]
[[Bestand:Cadzand_2550.jpg|thumb|right|325px|Militaire barakken bij Cadzand, Prentbriefkaart ca. 1918, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr.2550]]
Nederland blijft tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) neutraal, maar zeker in Zeeland is die oorlog erg dichtbij. Militairen worden gemobiliseerd om de grenzen tegen een Duitse of Engelse aanval te bewaken. Het gedonder van het zware geschut aan het front in Vlaanderen is tot ver in de provincie te horen. Duizenden Belgen vluchten in 1914 voor het oorlogsgeweld naar Zeeland. De Duitsers sluiten de grens hermetisch af met een elektrisch geladen versperring die veel doden eist. In Zeeland zelf vallen de nodige slachtoffers door ‘vergissingsbombardementen.’ Als de vrede eindelijk getekend is dreigt opnieuw gevaar: België eist als ‘compensatievergoeding’ Zeeuws-Vlaanderen op. Vanuit Zeeuws-Vlaanderen start een nationalistisch reveil om de Zeeuwse gelederen gesloten te houden.
[[Bestand:Vaarverbod_5845.jpg|thumb|right|250px|Publicatie van een vaarverbod in de Wielingen, 1914, affiche, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 5845]]
[[Bestand:WOI_88.jpg|thumb|right|350px|In remembrance of the reception of the Belgian fugitives in Holland, 1914. Memory of the war of England, Belgium, France against Germany (afbeelding), 27x40 cm., Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, tekeningen en prenten, recordnr. 88.]]
Nederland bleef tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) neutraal, maar zeker in Zeeland was die oorlog erg dichtbij. Militairen werden gemobiliseerd om de grenzen tegen een Duitse of Engelse aanval te bewaken. Het gedonder van het zware geschut aan het front in Vlaanderen was tot ver in de provincie te horen. Duizenden Belgen vluchtten in 1914 voor het oorlogsgeweld naar Zeeland. De Duitsers sloten de grens hermetisch af met een elektrisch geladen versperring die veel doden eiste. Desondanks tierde de smokkelhandel in Zeeuws-Vlaanderen welig. In Zeeland zelf vielen de nodige slachtoffers door ‘vergissingsbombardementen.’ Toen de vrede eindelijk getekend was dreigde opnieuw gevaar: België eiste als ‘compensatievergoeding’ Zeeuws-Vlaanderen op. Vanuit Zeeuws-Vlaanderen startte een nationalistisch reveil om de Zeeuwse gelederen gesloten te houden.
   
   
== Mobilisatie ==
== Mobilisatie ==
[[Bestand:_0178.jpg|right|thumb|250px|Het militaire tentenkamp gebouwd tijdens de mobilisatie in Westkapelle op het Zuidervroon, ca. 1914-1916, prentbriefkaart, Zeeuws Archief, Minderhoud-0178.]]
[[Bestand:Zuidervroon_0178.JPG|right|thumb|300px|Deel van het militaire tentenkamp gebouwd tijdens de mobilisatie in Westkapelle op het Zuidervroon, ca. 1914-1916, prentbriefkaart, Zeeuws Archief, Minderhoud-0178.]]
In verband met de oorlogsdreiging wordt op 31 juli 1914 een algehele mobilisatie afgekondigd voor Nederland. Alle militairen moeten zich op 1 augustus melden bij hun kazerne. Het leger bestaat uit de militie (het veldleger) de landweer (die bewaakt de grens, de kust, bruggen, spoorwegen, etc.) en de landstorm. Er worden 200.000 mensen opgeroepen. Er komt een maximumprijs voor voedingsmiddelen.
[[Bestand:Zuidervroon_0179.JPG|left|thumb|300px|Militair tentenkamp gebouwd tijdens de mobilisatie in Westkapelle op het Zuidervroon, ca. 1914-1916, prentbriefkaart, Zeeuws Archief, Minderhoud-0179.]]
In verband met de oorlogsdreiging werd op 31 juli 1914 een algehele mobilisatie afgekondigd voor Nederland. Alle militairen moesten zich op 1 augustus melden bij hun kazerne. Het leger bestond op dat moment uit de militie (het veldleger), de landweer (die bewaakt de grens, de kust, bruggen, spoorwegen, etc.) en de landstorm. Er werden 200.000 mensen opgeroepen. Ook kwam er een maximumprijs voor voedingsmiddelen.


Inkwartiering van militairen
===Inkwartiering van militairen===
Soldaten worden in het gehele land ingekwartierd. In Zeeland bevind zich een divisie rond Bergen op Zoom, een divisie op Walcheren en er zijn soldaten langs de grens en de kust. Nederland moet zich immers ook bij een Engelse aanval kunnen verdedigen. Bij het pompstation van het waterleidingbedrijf bij Dishoek is een heel barakkenkamp voor de artillerie. Ook worden militairen ingekwartierd bij mensen thuis. Die ontvangen daarvoor een vergoeding: 20 cent overnachtingskosten en 60 cent per dag voor voedsel. De soldaten zelf krijgen 14 cent per dag. De klasseverschillen zijn hier duidelijk zichtbaar want een sergeant krijgt f. 1,35 per dag.
[[Bestand:Zuidervroon_0177.JPG|thumb|left|300px|Barakkenkamp van de gemobiliseerde militairen bij Westkapelle op het Zuidervroon, ca. 1914-1916, prentbriefkaart, Zeeuws Archief, Minderhoud-0177.]]
[[Bestand:Westkapelle_0176.JPG|thumb|right|300px|Bewoners van Westkapelle met de bij hen ingekwartierde gemobiliseerde soldaten, ca. 1914, Zeeuws Archief, Minderhoud-0176]]
[Barakkenkamp van de gemobiliseerde militairen bij Westkapelle op het Zuidervroon, ca. 1914-1916, prentbriefkaart, ZA, Minderhoud-0177.]
Soldaten werden in het gehele land ingekwartierd. In Zeeland bevond zich een divisie rond Bergen op Zoom, een divisie op Walcheren en er waren soldaten langs de grens en de kust. Nederland moest zich immers ook bij een Engelse aanval kunnen verdedigen. Bij het pompstation van het waterleidingbedrijf bij Dishoek was een barakkenkamp voor de artillerie. Ook werden militairen ingekwartierd bij mensen thuis. Die ontvingen daarvoor een vergoeding: 20 cent overnachtingskosten en 60 cent per dag voor voedsel. De soldaten zelf kregen 14 cent per dag. De klasseverschillen waren hier duidelijk zichtbaar want een sergeant kreeg fl. 1,35 per dag.
 
[Bewoners van Westkapelle met de bij hen ingekwartierde gemobiliseerde soldaten, ca. 1914, ZA, Minderhoud-0176]
 
Westerschelde afgesloten
Op 5 augustus wordt de monding van de Westerschelde afgesloten voor oorlogsschepen van beide partijen. Militaire hulp aan de belegerde stad Antwerpen is op deze wijze dus uitgesloten. Dat zet kwaad bloed bij zowel de Engelsen –die op deze wijze te hulp willen schieten- als bij de Belgen, die de stad niet kunnen versterken. Men verwijt Nederland een pro-Duitse houding. Dat Duitsland hierdoor geen u-boten naar de Scheldestad kan sturen doet aan die opinie niets af.
[Publicatie van een vaarverbod in de Wielingen, 1914, affiche, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 5845] 
VLUCHTELINGENZORG
 
Antwerpen valt
Op 30 september 1914 valt het eerste fort bij Antwerpen in Duitse handen en begint een massale uittocht van burgers uit België. De Belgen zijn bang voor moordende legereenheden van de Duitsers. Tussen hen zijn Poolse Joden, Armeniërs en Oostenrijkers. Als ze geld hebben reizen dezen door naar Engeland. In Vlissingen zijn ook uit Engeland en België uitgewezen Duitsers en uit Amerika afkomstige Russen, die via Nederland hopen verder te reizen. Na de val van Antwerpen herbergt Vlissingen 40.000 tot 50.000 Belgische vluchtelingen. Van de één miljoen Belgen die vluchten gaan er zo een 450.000 via Zeeland.  Na verloop van tijd keren Veel Belgen terug naar hun huizen, maar in december 1918 zijn er nog altijd 124.000 Belgen in Nederland. Uit drukke vluchtelingengebieden zoals Zeeuws-Vlaanderen worden de vluchtelingen nu naar kampen elders in het land overgebracht.  Mensen die genoeg geld hebben  blijven op eigen kosten in hotels in bijvoorbeeld de badplaats Domburg.
[Belgische vluchtelingen staan in de rij voor de Nederlandsche Bank in de Gortstraat in Middelburg, prentbriefkaart 1914, ZA, ZI, P-01914]
 
Beschieting Antwerpen
In de nacht van 7 op 8 oktober 1914 wordt Antwerpen beschoten. Het gevolg is een massale vlucht van de bevolking. De eerste zorg van de overheid is al deze vluchtelingen onderdak te bieden en te voeden.Daartoe worden militaire organisaties ingeschakeld. Ch. J.M. Ruys de Beerenbrouck wordt benoemd tot regeringscommissaris voor vluchtelingen in Noord-Brabant en Zeeland. In Sas van Gent bijvoorbeeld bevinden zich in september 1918 in totaal 1.121 Belgische vluchtelingen; de gemeente zelf telt 2.666 zielen.
[In de St. Jorisdoelen in Middelburg werd in 1914 door het Comité de Secours aux Victimes Belge een tentoonstelling gehouden waarvan de opbrengst ten goede kwam aan de oorlogsslachtoffers en vluchtelingen, affiche 1914, ontwerp Leo Gestel, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 4196]
[Dames uit de burgerij van Middelburg, verenigd in een actiecomité, smeren brood voor de Belgische vluchtelingen, foto ca. 1915, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 2370. ]
 
Eén miljoen vluchtelingen
In 1914 vluchten meer dan één miljoen Belgen de Nederlandse grens over voor politiek asiel. Ongeveer honderdduizend blijven er tot het eind van de oorlog in ons land. De hulpverlening beperkt zich aanvankelijk tot het verstrekken van informatie; de immigranten dienen in hun eigen huisvesting te voorzien. De enorme golf van duizenden ontheemde Belgen die Zeeuws-Vlaanderen overspoelen maakt dit snel tot een illusie. Een inderhaast opgericht provinciaal hulpcomité meldt in haar verslag over augustus 1914 tot juli 1915: ‘De wegen raken vol met de vluchtende massa’s, de grensdorpen vullen zich tot de laatste plaats. ‘
 
[In remembrance of the reception of the Belgian fugitives in Holland, 1914. Memory of the war of England, Belgium, France against Germany [afbeelding], 27x40 cm., ZB, Beeldbank Zeeland, tekeningen en prenten, recordnr. 88.]
 
Indeling van de kampen
De klasse-maatschappij weerspiegelt zich in de indeling van de vluchtelingen in drie categorieën: de gevaarlijke of ongewenste elementen, de minder gewensten en de fatsoenlijke behoeftigen. Rijke Belgen zorgen zelf voor hun onderkomen. Elk kamp bezit woon- en slaapverblijven, en eetzalen. Alles wat in een dorp aanwezig was moet ook in een kamp aanwezig zijn. Daarom zijn er in elk kamp scholen, ziekenhuizen, kerk postkantoor, magazijn, wasserijen, leeszalen, kantines, kantoren en soms een schouwburg. De vluchtelingen worden aan het werk gezet. Hun dag ziet er bijvoorbeeld zo uit:
06.30 opstaan
07.00-07.30 ontbijt
08.30-12.00 verplichte arbeid
12.30-14.00 lunch en middagpauze
14.00-17.00 verplichte arbeid
17.30 avondmaaltijd
[Belgische vluchtelingen bereiden hun eigen maaltijd in Middelburg, prentbriefkaart 1914, ZA, ZI, P-03695]
[Belgische vluchtelingen in de voor hen ingerichte slaapplaats in het Schuttershof in Middelburg, ZA, ZI, P-03692 en 03693]
Distributie en tewerkstelling
Vanuit Zeeuws-Vlaanderen verspreiden de Belgen zich naar de Zeeuwse eilanden en verder over Nederland. Ook zoeken tallozen via de Vlissingse Stoomvaart Maatschappij Zeeland, hun heil in Engeland. Het onderbrengen van de achterblijvers gebeurt in leegstaande huizen, scholen en kerken of in barakken zoals in Clinge of een ‘vluchtelingenloods’ aan de Prins Hendrikweg te Vlissingen. Hontenisse krijgt een vluchtelingenkamp. Provinciale en lokale comités hebben hun handen vol aan de verwerving en distributie van hulpgoederen als voedsel, kleding en steenkool. Tewerkstelling van de vluchtelingen vind plaats in onder andere werkhuizen van de Rockefeller Foundation te Middelburg en Vlissingen en ten slotte bij vele particuliere werkgevers.
Tegen het einde van de oorlog, als de Duitsers aan het terugtrekken zijn wordt de elektrische draad op vele plaatsen doorgeknipt en stromen vele vluchtelingen Nederland binnen. De elektrische stroom is er dan ook afgehaald.
[Het ontbijt voor de Belgische vluchtelingen wordt klaargemaakt in Middelburg, foto: E. Helder, ca. 1914, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 20964.]
INTERNERINGSKAMPEN


Militairen geïnterneerd
===Westerschelde afgesloten===
Na de Duitse aanval op Antwerpen, in oktober 1914, vluchten ongeveer 35.000 Belgische militairen de grens met Nederland over. Omdat Nederland neutraal is moeten alle buitenlandse soldaten worden geïnterneerd. In november wordt besloten dat de vluchtelingen die niet naar België zijn teruggekeerd en niet in hun eigen onderhoud kunnen voorzien in vluchtoorden zullen worden ondergebracht. Dat jaar begint het al in november te sneeuwen en ’s nachts vriest het. Veel burgers verzetten zich tegen deze maatregelen, maar voor de vluchtelingen valt er niet veel te kiezen als burgemeesters de uitkeringen buiten vluchtoorden staken.
Op 5 augustus werd de monding van de Westerschelde afgesloten voor oorlogsschepen van beide partijen. Militaire hulp aan de belegerde stad Antwerpen was op deze wijze uitgesloten. Dat zette kwaad bloed bij zowel de Engelsen –die op deze wijze te hulp wilden schieten- als bij de Belgen, die de stad niet konden versterken. Men verweet Nederland een pro-Duitse houding. Dat Duitsland hierdoor geen u-boten naar de Scheldestad kon sturen deed aan die opinie niets af.
[Gewonde Belgische militairen voor het hospitaal van de Achtergracht, prentbriefkaart, 1914-1918, ZA, ZI-P-03691]


Belgische, Duitse en Engelse vluchtelingen
== Vluchtelingenzorg ==
Er komen niet alleen Belgische militairen naar Nederland. Als België eenmaal bezet is zijn er ook Duitse soldaten die niet langer aan het front willen vechten. Zodra ze bij de grens komen vluchten ze naar Nederland. Ook storten vliegeniers neer en stranden er schepen op de Nederlandse kust. De Duitse en Engelse bemanningsleden worden dan ook opgepakt en geïnterneerd, totdat de oorlog afgelopen is. Hieronder staan twee voorbeelden beschreven van een Nederlandse luitenant die aan de grens werkt en een Duitse vliegenier die neerstort.
===Antwerpen valt===
[[Bestand:WOI_01914.JPG|thumb|right|300px|Belgische vluchtelingen staan in de rij voor de Nederlandsche Bank in de Gortstraat in Middelburg, prentbriefkaart 1914, Zeeuws Archief, Collectie KZGW, ZI, P-01914]]
[Gewonde Belgische militair leest de Middelburgsche Courant bij het ziekenhuis aan de Achtergracht in Middelburg, prentbriefkaart, 1914-1918, ZA, ZI-P-03690]
Op 30 september 1914 viel het eerste fort bij Antwerpen in Duitse handen en begon een massale uittocht van burgers uit België. De Belgen waren bang voor moordende legereenheden van de Duitsers. Onder hen waren Poolse Joden, Armeniërs en Oostenrijkers. Als ze geld hadden reisden dezen door naar Engeland. In Vlissingen waren ook uit Engeland en België uitgewezen Duitsers en uit Amerika afkomstige Russen, die via Nederland hoopten verder te reizen. Na de val van Antwerpen herbergde Vlissingen 40.000 tot 50.000 Belgische vluchtelingen. Van de één miljoen Belgen die vluchten gingen er zo een 450.000 via Zeeland.  Na verloop van tijd keerden Veel Belgen terug naar hun huizen, maar in december 1918 waren er nog altijd 124.000 Belgen in Nederland. Uit drukke vluchtelingengebieden zoals Zeeuws-Vlaanderen werden de vluchtelingen in 1914 naar kampen elders in het land overgebracht. Mensen die genoeg geld hadden bleven op eigen kosten in hotels in bijvoorbeeld de badplaats Domburg.
[[Bestand:WOI_4196.jpg|thumb|left|300px|In de St. Jorisdoelen in Middelburg werd in 1914 door het Comité de Secours aux Victimes Belge een tentoonstelling gehouden waarvan de opbrengst ten goede kwam aan de oorlogsslachtoffers en vluchtelingen, affiche 1914, ontwerp Leo Gestel, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 4196]]


Dinsdag, 15 Januari 1918.
In de nacht van 7 op 8 oktober 1914 werd Antwerpen beschoten. Het gevolg was een massale vlucht van de bevolking. De eerste zorg van de overheid was al deze vluchtelingen onderdak te bieden en te voeden. Daartoe werden militaire organisaties ingeschakeld. Ch. J.M. Ruys de Beerenbrouck werd benoemd tot regeringscommissaris voor vluchtelingen in Noord-Brabant en Zeeland. In Sas van Gent bijvoorbeeld bevonden zich in september 1918 in totaal 1.121 Belgische vluchtelingen; de gemeente zelf telde op dat moment 2.666 zielen.
‘Zoo juist is ‘n Duitsche schildwacht over de grens gekomen en geïnterneerd — ’n Elzasser van 19 jaar. Hij heeft ’t niet langer kunnen uithouden. Zijn vader vecht aan Franschen kant. Hij aan Duitschen. Waar z‘n familie is: hij weet ’t niet en verlof kan hij niet krijgen. En nu was ’t hem te machtig geworden. Op post aan de grens staande, is hij boven op ‘n paal geklommen en heeft toen — met achterlating van z‘n geweer — den doodelijken sprong over de draad gewaagd. ‘t Was hem gelukt en nu is hij hier.
Aan de wacht geven we hem te eten — hij lijkt wel onverzadigbaar en weet niet wat hij proeft. Hij heeft ‘t in den laatsten tijd dan ook zoo slecht gehad — waar zou de Duitscher het voedsel ook vandaan moeten halen!
Aan de grens tref ik den Duitschen wachtcommandant. Hij heeft zoo juist de post verlaten gevonden en is razend. ‘Sie hätten ihn tot schiesen sollen.’ Dat heb ik dezen armen soldaat — hij is toch eigenlijk nog ‘n kind dat niet weet waar het ‘t zoeken moet — maar niet gedaan. Maar ik heb hem doorgezonden naar Oostburg. Vandaar gaat hij dan naar het interneeringskamp.
Uit: Uit: J.G. Imhof, Mobilisatieherinneringen. Met de compagnie te velde, 1914 -1919 (Utrecht, ca. 1955). Imhof was luitenant in Zeeuws-Vlaanderen tijdens de oorlog.
[Grensovergang bij Koewacht. Zeker voor de grenswachters zelf was het vrij eenvoudig hier de grens over te steken. Later in de oorlog werden de versperringen veel zwaarder, prentbriefkaart, ZA, ZI, P-07720].  


De vliegtuigfabriek van Cadzand
===Eén miljoen vluchtelingen===
Op 20 augustus 1914 landt bij Oostburg in Zeeuws-Vlaanderen een eenmotorige Taube. Dit Duitse toestel wordt gevlogen door luitenant Herse. Hij is vanuit Luik opgestegen en maakt via Namen een verkenningsvlucht. Bij Oostende krijgt hij motorstoring en is gedwongen een noodlanding te maken. Herse wordt gevangengenomen door militairen van de grenswacht en de marechaussee. Het is het eerste vliegtuig dat in Nederland land. Na dit vliegtuig volgen er nog vele andere. In Zeeland stranden op deze of andere wijze tijdens de oorlog in totaal 66 toestellen. Na de Taube volgen in december nog een Britse Farman, in januari 1915 een Franse Morane Saulnier en in februari een Franse Voisin.
[[Bestand:WOI_2370.jpg|thumb|right|300px|Dames uit de burgerij van Middelburg, verenigd in een actiecomité, smeren brood voor de Belgische vluchtelingen, foto ca. 1915, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 2370.]]
Omdat veel piloten niet in vijandelijke handen wil vallen maken ze een noodlanding in Zeeuws-Vlaanderen, vaak op het strand bij Cadzand. De luchtvaartafdeling haalt ze daar met een soort dieplader op om ze naar Soesterberg te brengen. Gezien het aantal vliegtuigen dat uit Zeeuws-Vlaanderen naar Soesterberg komt spreekt het personeel daar van ‘de fabriek van Cadzand.’
In 1914 vluchtten meer dan één miljoen Belgen de Nederlandse grens over voor politiek asiel. Ongeveer honderdduizend bleven er tot het eind van de oorlog in ons land. De hulpverlening beperkte zich aanvankelijk tot het verstrekken van informatie; de immigranten dienden in hun eigen huisvesting te voorzien. De enorme golf van duizenden ontheemde Belgen die Zeeuws-Vlaanderen overspoelde maakte dit snel tot een illusie. Een inderhaast opgericht provinciaal hulpcomité meldde in haar verslag over augustus 1914 tot juli 1915:''De wegen raken vol met de vluchtende massa’s, de grensdorpen vullen zich tot de laatste plaats.''
[De Albatros Taube A29/13, een verkenningsvliegtuig van de Duitse Luftwaffe die op 20 augustus 1914 bij Oostburg door leutnant Hans Hesse aan de grond werd gezet, waarna hij gevangengenomen werd. ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 103427.]
SPIONAGE


Vlissingen, broeinest van informatie
===Indeling van de kampen===
Zeeland en meer in het bijzonder Vlissingen op Walcheren en de grensstreek in Zeeuws-Vlaanderen zijn in de oorlogsjaren een interessant gebied voor spionnen. Vlissingen ligt aan de vaarroute naar het door Duitsland bezette Antwerpen, heeft een bootverbinding met Engeland en er is een marinebasis. Het stikt in de provincie van de vluchtelingen van alle nationaliteiten en er is in Vlissingen een Belgisch, Duits, Engels en Frans consulaat in de stad. Reden genoeg voor spionage actitviteiten. De politie in  Vlissingen, de Koninklijk Marechaussee en de Territoriale Commandant Zeeland in Middelburg hebben hun handen vol aan het volgen van verdachte personen.
[[Bestand:WOI_03695.JPG|thumb|right|300px|Belgische vluchtelingen bereiden hun eigen maaltijd in Middelburg, prentbriefkaart 1914, Zeeuws Archief, Collectie KZGW, ZI, P-03695]]
De klasse-maatschappij weerspiegelde zich in de indeling van de vluchtelingen in drie categorieën: de gevaarlijke of ongewenste elementen, de minder gewensten en de fatsoenlijke behoeftigen. Rijke Belgen zorgden zelf voor hun onderkomen. Elk kamp bezat woon- en slaapverblijven, en eetzalen. Norm was dat alles wat in een dorp aanwezig was ook in een kamp aanwezig moest zijn. Daarom waren er in elk kamp scholen, ziekenhuizen, kerk, postkantoor, magazijn, wasserijen, leeszalen, kantines, kantoren en soms een schouwburg aanwezig. De vluchtelingen werden aan het werk gezet. Hun dag zag er bijvoorbeeld zo uit:
[Niet alle van spionage verdachte personen blijken schuldig. Middelburgsche Courant, 27 november 1916, pag. 1, ZB, Krantenbank Zeeland.]
*06.30 opstaan
*07.00-07.30 ontbijt
*08.30-12.00 verplichte arbeid
*12.30-14.00 lunch en middagpauze
*14.00-17.00 verplichte arbeid
*17.30 avondmaaltijd


Van Woringen
[[Bestand:WOI_03692.JPG|thumb|left|300px|Belgische vluchtelingen in de voor hen ingerichte slaapplaats in het Schuttershof in Middelburg, Zeeuws Archief, Collectie KZGW, ZI, P-03692]]
Eén van die verdachten is Joseph Alexander van Woringen. Deze uit Duitse ouders geboren industrieel woont rond 1910 nog in Antwerpen, maar vertoeft in de zomer in de badplaats Domburg. Daar laat hij de villa Norsk Hjem bouwen. In 1915 beschuldigt een Engelse gezant hem van spionage activiteit. Hij zou met een telegrafietoestel berichten verzenden en ’s nachts post ontvangen en er op uitgaan. Bovendien heeft hij vanuit zijn huis uitzicht op het scheepvaartverkeer op de Westerscheldemonding. De beschuldigingen blijken ongegrond en Van Woringen (die ondertussen voor vuile mof en spion wordt uitgemaakt) eist rectificatie in de Walcherse kranten.
[Het huis Norsk Hjem (rechtsvoor) van de van spionage verdachte Van Woringen aan de boulevard in Domburg vanaf de Hoge Hil gezien. Het had een voor die tijd zeer moderne betonvloer, Prentbriefkaart, ZB, Beeldbank Zeeland, 3416.]


Engelse spionnen
=== Distributie en tewerkstelling ===
De Engelsen E.W. Paulton en H. Groome beweren koerier te zijn van de Daily Chronicle en Daily Telegraph. Ze sturen Duitse kranten naar Engeland, die hen uit Amsterdam worden opgestuurd. Het tweetal verblijft in een eersteklas hotel in Vlissingen en trekt daarmee de aandacht van de politie. Van Paulton wordt vastgesteld dat hij zonder toestemming foto’s maakt van torpedoboten, mijnenleggers en geïnterneerde Engelse vliegers. Hij wordt gearresteerd en naar het bureau gebracht. Na vijf dagen detentie wordt hij op bevel van de autoriteiten op de boot naar Engeland gezet, net als collega Groome.
[[Bestand:WOI_20964.jpg|thumb|right|300px|Het ontbijt voor de Belgische vluchtelingen wordt klaargemaakt in Middelburg, foto: E. Helder, ca. 1914, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 20964.]]
Vanuit Zeeuws-Vlaanderen verspreidden de Belgen zich naar de Zeeuwse eilanden en verder over Nederland. Ook zochten tallozen via de Vlissingse Stoomvaart Maatschappij Zeeland, hun heil in Engeland. Het onderbrengen van de achterblijvers gebeurde in leegstaande huizen, scholen en kerken of in barakken zoals in Clinge of een ‘vluchtelingenloods’ aan de Prins Hendrikweg te Vlissingen. Hontenisse kreeg een vluchtelingenkamp. Provinciale en lokale comités hadden hun handen vol aan de verwerving en distributie van hulpgoederen zoals voedsel, kleding en steenkool. Tewerkstelling van de vluchtelingen vond plaats in onder andere werkhuizen van de Rockefeller Foundation te Middelburg en Vlissingen en ten slotte bij vele particuliere werkgevers.
Tegen het einde van de oorlog, toen de Duitsers aan het terugtrekken waren werd de elektrische draad op vele plaatsen doorgeknipt en stroomden vele vluchtelingen Nederland binnen. De elektrische stroom was er dan ook afgehaald.


== Interneringskampen ==
===Militairen geïnterneerd===
[Drie spionnen worden in 1918 in Middelburg aangehouden, Vlissingse Courant, 15 juni 1918, pag. 2, ZB, Krantenbank Zeeland.]
[[Bestand:WOI_03691.JPG|thumb|right|300px|Gewonde Belgische militairen voor het hospitaal van de Achtergracht in Middelburg, prentbriefkaart, 1914-1918, Zeeuws Archief, Collectie KZGW, ZI-P-03691]]
OORLOG OP ZEE
[[Bestand:WOI_03690.JPG|thumb|left|200px|Gewonde Belgische militair leest de Middelburgsche Courant bij het ziekenhuis aan de Achtergracht in Middelburg, prentbriefkaart, 1914-1918, Zeeuws Archief, Collectie KZGW, ZI-P-03690]]
Na de Duitse aanval op Antwerpen, in oktober 1914, vluchtten ongeveer 35.000 Belgische militairen de grens met Nederland over. Omdat Nederland neutraal was moeten alle buitenlandse soldaten worden geïnterneerd. In november werd besloten dat de vluchtelingen die niet naar België waren teruggekeerd en niet in hun eigen onderhoud konden voorzien in vluchtoorden zouden worden ondergebracht. Dat jaar begon het al in november te sneeuwen en ’s nachts vroor het. Veel burgers verzetten zich tegen deze maatregelen, maar voor de vluchtelingen viel er niet veel te kiezen als burgemeesters de uitkeringen buiten vluchtoorden staakten.


Zeemijnen
=== Belgische, Duitse en Engelse vluchtelingen ===
Op 14 november 1914 spoelen enkele zeemijnen aan bij Westkapelle. Volgens internationale afspraken moet hierbij het ontstekingsmechanisme automatisch uitschakelen. Twee mijnen worden ontmanteld. Een derde mijn ligt op de basaltglooiing en terwijl enige dorpsbewoners de demontage gadeslaan ontploft de mijn en komen negen mensen om het leven. De klap is op het hele eiland te horen.
[[Bestand:WOI_07720.JPG|thumb|right|250px|Grensovergang bij Koewacht. Zeker voor de grenswachters zelf was het vrij eenvoudig hier de grens over te steken. Later in de oorlog werden de versperringen veel zwaarder, prentbriefkaart, Zeeuws Archief, Collectie KZGW, ZI, P-07720]]
Dit incident moet iedereen van het gevaar doordringen, maar niets is minder waar. Op 2 maart 1915 spoelt een mijn tegen de dijk van het havenhoofd van Zierikzee. Het ding blijft, hoewel ontdekt, onbewaakt liggen. Drie zoons van de nabijgelegen boerderij van Cashoek trachten het ding aan de wal te trekken met behulp van een landarbeider en een andere jongen. Een kreukelzoeker [?= een visser van alikruiken, een eetbaar schelpdiertje] ziet de mijn exploderen. In vier jaar oorlog zullen in totaal 6.450 zeemijnen op de Nederlandse kust aanspoelen.
Er kwamen niet alleen Belgische militairen naar Nederland. Toen België eenmaal bezet was kwamen er ook Duitse soldaten die niet langer aan het front wilden vechten. Zodra ze bij de grens kwamen vluchtten ze naar Nederland. Ook stortten vliegeniers neer en strandden er schepen op de Nederlandse kust. De Duitse en Engelse bemanningsleden werden dan ook opgepakt en geïnterneerd, totdat de oorlog afgelopen was.
[Bericht over aangespoelde mijnen bij Westkapelle, Middelburgsche Courant, 11 januari 1918, pag. 2, ZB, Krantenbank Zeeland.]


Hr.Ms. Triton
===De vliegtuigfabriek van Cadzand===
Naast onderzeeboten vormen zeemijnen een groot gevaar. In de oorlog gaan 175 vissersvaartuigen ten onder en komen 862 bemanningsleden om het leven. Er ontploffen mijnen op stranden en dijken. De mijnenveger Hr. Ms. Triton verlaat op 19 januari 1915 de haven van Breskens om zelf een mijnenveld te vernieuwen. Een sloep wordt te water gelaten om een mijn te controleren en ltz. der tweede klasse Luden buigt zich over het explosief heen. Dan klinkt een enorme ontploffing. De sloep wordt aan stukken geslagen en de vijf bemanningsleden komen om het leven.
[[Bestand:WOI_103427.jpg|thumb|left|300px|De Albatros Taube A29/13, een verkenningsvliegtuig van de Duitse Luftwaffe die op 20 augustus 1914 bij Oostburg door leutnant Hans Hesse aan de grond werd gezet, waarna deze in beslag genomen werd., foto, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 103427.]]
Op 20 augustus 1914 landde bij Oostburg in Zeeuws-Vlaanderen een eenmotorige Taube. Dit Duitse toestel werd gevlogen door luitenant Herse. Hij was vanuit Luik opgestegen en maakte via Namen een verkenningsvlucht. Bij Oostende kreeg hij motorstoring en was gedwongen een noodlanding te maken. Herse werd gevangengenomen door militairen van de grenswacht en de marechaussee. Het was het eerste vliegtuig dat in Nederland landde. Na dit vliegtuig volgden er nog vele andere. In Zeeland strandden op deze of andere wijze tijdens de oorlog in totaal 66 toestellen. Na de Taube volgden in december nog een Britse Farman, in januari 1915 een Franse Morane Saulnier en in februari een Franse Voisin.
[Bericht over het ongeluk met de Triton in de krant, Zierikzeesche Nieuwsbode, 20 januari 1915, pag. 2, ZB, Krantenbank Zeeland.]
Omdat veel piloten niet in vijandelijke handen wilden vallen maakten ze een noodlanding in Zeeuws-Vlaanderen, vaak op het strand bij Cadzand. De luchtvaartafdeling haalde ze daar met een soort dieplader op om ze naar Soesterberg te brengen. Gezien het aantal vliegtuigen dat uit Zeeuws-Vlaanderen naar Soesterberg kwam sprak het personeel daar van ‘de fabriek van Cadzand.


Vissers buiten de route
== Spionage ==
Datzelfde jaar gaat het nogmaals fout als vijf schepen uit Breskens op woensdag 16 juni 1915 uit vissen gaan. In de monding van de Westerschelde komen ze onder Knokke en nemen op de terugweg een verboden koers ten zuiden van ondiepten die de Walvischstaart heten. Daar ligt een Nederlands mijnenveld dat de toegang tot de Westerschelde moet beschermen tegen indringers. De Breskens 19 vaart op een mijn waarna het schip door de explosie uit elkaar wordt gereten. De vier bemanningsleden worden tientallen meters weggeslingerd en vinden de dood. Pas na veertien dagen zijn alle verdronkenen aangespoeld en worden ze begraven.
===Vlissingen, broeinest van informatie===
Het incident blijft niet zonder gevolgen. Niet alleen vissers uit Breskens maar ook uit Arnemuiden en Vlissingen moeten zich verantwoorden voor het buiten de toegestane routes varen. De officier eist 15 gulden boete. Bovendien kunnen de vissers zo geheime oefeningen van de marine gadeslaan en dat is niet de bedoeling.
[[Bestand:mco27november1916pag1.JPG|thumb|left|250px|Niet alle van spionage verdachte personen blijken schuldig, Krantenbank Zeeland, Middelburgsche Courant, 27 november 1916, pag. 1]]
Zeeland en meer in het bijzonder Vlissingen op Walcheren en de grensstreek in Zeeuws-Vlaanderen waren in de oorlogsjaren een interessant gebied voor spionnen. Vlissingen lag aan de vaarroute naar het door Duitsland bezette Antwerpen, had een bootverbinding met Engeland en er was een marinebasis. Het stikte in de provincie van de vluchtelingen van alle nationaliteiten en er was in Vlissingen een Belgisch, Duits, Engels en Frans consulaat in de stad. Reden genoeg voor spionage actitviteiten. De politie in  Vlissingen, de Koninklijk Marechaussee en de Territoriale Commandant Zeeland in Middelburg hadden hun handen vol aan het volgen van verdachte personen.
[Bericht uit de krant over het ongeval met de Bressiaander vissersboot, Goesche Courant, 17 juni 1915, pag. 3, ZB, Krantenbank Zeeland.]
[[Bestand:WOI_3416.jpg|thumb|right|300px|Het huis Norsk Hjem (rechtsvoor) van de van spionage verdachte Van Woringen aan de boulevard in Domburg vanaf de Hoge Hil gezien. Het had een voor die tijd zeer moderne betonvloer, Prentbriefkaart, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, 3416]]
[[Bestand:vco15juni1918pag2.JPG|thumb|left|200px|Drie spionnen worden in 1918 in Middelburg aangehouden, Krantenbank Zeeland, Vlissingse Courant, 15 juni 1918, pag. 2]] 
Eén van die verdachten was Joseph Alexander van Woringen. Deze uit Duitse ouders geboren industrieel woonde rond 1910 nog in Antwerpen, maar vertoefde in de zomer in de badplaats Domburg. Daar liet hij de villa Norsk Hjem bouwen. In 1915 beschuldigde een Engelse gezant hem van spionage activiteiten. Hij zou met een telegrafietoestel berichten verzenden en ’s nachts post ontvangen en er op uitgaan. Bovendien had hij vanuit zijn huis uitzicht op het scheepvaartverkeer op de Westerscheldemonding. De beschuldigingen bleken ongegrond en Van Woringen (die ondertussen voor vuile mof en spion werd uitgemaakt) eiste rectificatie in de Walcherse kranten.


Britse zeemijn bij Westkapelle
===Engelse spionnen===
Op vrijdag 15 februari 1918 krijgt de vissersboot ARM 16 van Lieven van Belzen tijdens het vissen bij Westkapelle een mijn in het net. De schipper kapt het net en verankert de mijn. Als het schip later terugkomt met het stoomloodsvaartuig nr. 14 van de onderzoekdienst Zuiderfrontier vaart de laatste op een andere mijn. Negen doden vallen te betreuren. Het incident heeft een staartje, want de mijn ligt net voorbij de territoriale wateren [? = Het water buiten de 12-mijls zone voor de kust van een land waarin internationaal scheepvaartverkeer toegestaan is] in de vaargeul, maar blijkt Brits te zijn.
De Engelsen E.W. Paulton en H. Groome beweerden koerier te zijn van de Daily Chronicle en Daily Telegraph. Ze stuurden Duitse kranten naar Engeland, die hen uit Amsterdam werden opgestuurd. Het tweetal verbleef in een eersteklas hotel in Vlissingen en trok daarmee de aandacht van de politie. Van Paulton werd vastgesteld dat hij zonder toestemming foto’s maakte van torpedoboten, mijnenleggers en geïnterneerde Engelse vliegers. Hij werd gearresteerd en naar het bureau gebracht. Na vijf dagen detentie werd hij op bevel van de autoriteiten op de boot naar Engeland gezet, evenals collega Groome.


== Oorlog op zee ==
[Begrafenis van 7 van de 9 slachtoffers die bij het demonteren van een zeemijn op 16 november 1914 omkwamen, 19 november 1914, fotoreproductie; N. Flipse-Roelse, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 39697]
===Zeemijnen===
[[Bestand:WOI_11632.jpg|thumb|right|300px|Gevaar zien de meeste mensen aanvankelijk niet in oorlogstuig. mensen van de "Noordkant" ( gemeente Noordwelle) poseren op het strand van Renesse bij een aangespoelde zeemijn, recht voor het zogenaamde "Vlaamse diekje"; v.l.n.r.: Jans Hogerland, Pie Strijk-van den Berg, Simon Struijk, dienstmeisje Nellie Struijk en Centina Hogerland met Polly de hond, ca. 1918, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 11632.]]
Tijdens de oorlog zouden de losgeslagen zeemijnen de meeste slachtoffers vergen binnen de provincie. Op diverse plaatsen spoelden exemplaren aan.
Op 14 november 1914 spoelden enkele zeemijnen aan bij Westkapelle. Volgens internationale afspraken moest hierbij het ontstekingsmechanisme automatisch uitschakelen, maar dat bleek lang niet altijd het geval. Twee mijnen werden ontmanteld. Een derde mijn lag op de basaltglooiing en terwijl enige dorpsbewoners de demontage gadesloegen ontplofte de mijn en kwamen negen mensen om het leven. De klap was op het hele eiland te horen.


Dit incident moest iedereen van het gevaar doordringen, maar niets bleek minder waar. Op 2 maart 1915 spoelde een mijn tegen de dijk van het havenhoofd van Zierikzee. Het ding bleef, hoewel ontdekt, onbewaakt liggen. Drie zoons van de nabijgelegen boerderij van Cashoek trachten het ding aan de wal te trekken met behulp van een landarbeider en een andere jongen. Een kreukelzoeker zag de mijn exploderen. In vier jaar oorlog zouden in totaal 6.450 zeemijnen op de Nederlandse kust aanspoelen.
[Gevaar zien de meeste mensen aanvankelijk niet in oorlogstuig. mensen van de "Noordkant" ( gemeente Noordwelle) poseren op het strand van Renesse bij een aangespoelde zeemijn, recht voor het zogenaamde "Vlaamse diekje";  v.l.n.r.: Jans Hogerland, Pie Strijk-van den Berg, Simon Struijk, dienstmeisje Nellie Struijk en Centina Hogerland met Polly de hond, ca. 1918, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 11632.]
[[Bestand:zni20januari1915pag2.JPG|thumb|left|250px|Bericht over het ongeluk met de Triton in de krant, Krantenbank Zeeland, Zierikzeesche Nieuwsbode, 20 januari 1915, pag. 2]]
Naast onderzeeboten vormen drijvende zeemijnen een groot gevaar. In de oorlog gingen 175 vissersvaartuigen ten onder en kwamen 862 bemanningsleden om het leven. Er ontploften mijnen op stranden en dijken. De mijnenveger Hr. Ms. Triton verliet op 19 januari 1915 de haven van Breskens om zelf een mijnenveld te vernieuwen. Daarbij werd een sloep te water gelaten om een mijn te controleren. Luitenant ter zee der tweede klasse Luden bracht daarbij het explosief tot ontploffing. De sloep werd aan stukken geslagen en de vijf bemanningsleden kwamen om het leven.


Aanvallen op neutrale schepen
===Vissers buiten de route===
Zowel van Engelse als door Duitse zijde wordt de Nederlandse scheepvaart aangevallen vanuit de lucht en het water. Al deze incidenten worden gerapporteerd en het ministerie van Buitenlandse zaken in Berlijn en Londen wordt ter verantwoording geroepen. Telkens met hetzelfde resultaat. Ontkenning van het gebeurde (ten minste tot na de oorlog) of de verklaring dat het schip niet als neutraal zijnde was te herkennen.
[[Bestand:Gco17juni1915pag3.jpg|thumb|right|250px|Bericht uit de krant over het ongeval met de Bressiaander vissersboot, Krantenbank Zeeland, Goesche Courant, 17 juni 1915, pag. 3]]
Eveneens in 1915 gaat het nogmaals fout als vijf schepen uit Breskens op woensdag 16 juni 1915 uit vissen gaan. In de monding van de Westerschelde komen ze onder Knokke en nemen op de terugweg een verboden koers ten zuiden van ondiepten die de Walvischstaart heten. Daar ligt een Nederlands mijnenveld dat de toegang tot de Westerschelde moet beschermen tegen indringers. De Breskens 19 vaart op een mijn waarna het schip door de explosie uit elkaar wordt gereten. De vier bemanningsleden worden tientallen meters weggeslingerd en vinden de dood. Pas na veertien dagen spoelen alle verdronkenen aan en worden ze begraven.
[De bemanning van een Engelse duikboot pikt een schipbreukeling op. Soldaten Courant, 25 februari 1917, pag. 1., ZB, Krantenbank Zeeland]
Het incident blijft niet zonder gevolgen. Niet alleen vissers uit Breskens maar ook uit Arnemuiden en Vlissingen moeten zich verantwoorden voor het buiten de toegestane routes varen. De officier van justitie eist 15 gulden boete. Bovendien kunnen de vissers zo geheime oefeningen van de marine gadeslaan en dat is niet de bedoeling.


Duitse bom op de Cornelis
===Britse zeemijn bij Westkapelle===
Het motorschip Cornelis van de reder J.A. van Rompu uit Terneuzen is op donderdag 29 juli 1915 onderweg naar Engeland als het ter hoogte van het lichtschip Schouwenbank een onekend watervliegtuig opduikt. Dit gooit vier bommen naar het schip. Geen daarvan treft doel, maar de explosies zijn zo dichtbij dat scherven op het dek komen. Een van de brokstukken is herkenbaar door een nummer. Het blijkt een Duitse bom. Kapitein van Buuren verklaart dat zijn schip de Nederlandse vlag voert, er Nederlandse kleuren op de romp zijn geschilderd en de naam met de thuishaven in letters van een halve meter hoog op de romp is geschilderd. Op het moment dat de bommen worden gegooid worden ogenblikkelijk Nederlandse vlaggen op het dek uitgespreid. Daarop verdwijnt het vliegtuig. Terug op de rede van Vlissingen wordt het voorval aan de Koninklijke Marine gemeld die protesteert in Berlijn. Daarvandaan komt een bekend antwoord. Duitsland betuigt medeleven, maar stelt dat voor de aanval geen herkenbare vlaggen zijn gevoerd.
[[Bestand:WOI_39697.jpg|thumb|left|300px|Begrafenis van 7 van de 9 slachtoffers die bij het demonteren van een zeemijn op 16 november 1914 omkwamen, 19 november 1914, fotoreproductie; N. Flipse-Roelse, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 39697]]
Op vrijdag 15 februari 1918 kreeg de vissersboot ARM 16 van Lieven van Belzen tijdens het vissen bij Westkapelle een mijn in het net. De schipper kapte het net en verankerde de mijn. Toen het schip na enige tijd terugkwam met het stoomloodsvaartuig nr. 14 van de onderzoekdienst Zuiderfrontier voer de laatste op een andere mijn. Negen doden vielen te betreuren. Het incident kreeg een staartje, want de mijn lag net voorbij de territoriale wateren in de vaargeul, maar bleek van Britse makelij.


Britten lossen bommenlast
=== Aanvallen op neutrale schepen ===
Op 2 oktober 1917 doet zich een incident voor bij de Zeeuwse kust. Een Nederlands bewakingschip dat voor Cadzand ligt opent het vuur op een onbekende tweedekker. Het vliegtuig blijft rondcirkelen en laat vier bommen los. Vermoedelijk gaat het hier om een Duits vliegtuig dat geacht wordt Duinkerken te bombarderen. Het laatste incident dat plaats heeft is op 17 september 1918 als Britse en Duitse vliegtuigen boven de Oosterschelde in gevecht raken. Waarschijnlijk proberen de Duitsers te voorkomen dat de Engelsen een aanval uitvoeren op de Belgische kust. Op het moment van het luchtgevecht is de Verandering (de YE 144 van J. Prins en C. Zweedijk uit Yerseke) op oesters aan het vissen in het Bultegat bij Zierikzee. De vijkfkoppige bemanning ziet hoe drie bommen naar beneden suizen en ontploffen, maar het schip gelukkig niet raken. Waarschijnlijk wil in dit geval de Britse vlieger van zijn bommenlast of om beter te kunnen manouevreren.
[[Bestand:sco25februari1917.jpg|thumb|right|300px|De bemanning van een Engelse duikboot pikt een schipbreukeling op, Krantenbank Zeeland, Soldaten Courant, 25 februari 1917, pag. 1]]
Zowel van Engelse als door Duitse zijde werd de Nederlandse scheepvaart aangevallen vanuit de lucht en het water. Al deze incidenten werden gerapporteerd en het ministerie van Buitenlandse zaken in Berlijn en Londen werd ter verantwoording geroepen. Telkens met hetzelfde resultaat. Ontkenning van het gebeurde (ten minste tot na de oorlog) of de verklaring dat het schip niet als neutraal zijnde was te herkennen.
[Opgelucht ziet men vanaf de wal een Yerseks visserschip terugkeren van de vangst. De mannen van de YE 144 konden hun tocht van 17 oktober 1918 ter nauwernood navertellen. Prentbriefkaart 1915, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 28161.]
Het motorschip Cornelis van de reder J.A. van Rompu uit Terneuzen was op donderdag 29 juli 1915 onderweg naar Engeland toen ter hoogte van het lichtschip Schouwenbank een onbekend watervliegtuig opdook. Dit gooide vier bommen naar het schip. Geen daarvan trof doel, maar de explosies waren zo dichtbij dat scherven op het dek kwamen. Een van de brokstukken was herkenbaar door een nummer. Het bleek een Duitse bom. Kapitein van Buuren verklaarde dat zijn schip de Nederlandse vlag voerde, er Nederlandse kleuren op de romp waren geschilderd en de naam met de thuishaven in letters van een halve meter hoog op de romp was geschilderd. Op het moment dat de bommen werden gegooid werden ogenblikkelijk Nederlandse vlaggen op het dek uitgespreid. Daarop verdween het vliegtuig. Terug op de rede van Vlissingen werd het voorval aan de Koninklijke Marine gemeld die protesteerde in Berlijn. Daarvandaan kwam het bekende antwoord. Duitsland betuigde medeleven, maar stelde dat voor de aanval geen herkenbare vlaggen waren gevoerd.
Een volgend incicent deed zich voor op 2 oktober 1917. Een Nederlands bewakingschip dat voor Cadzand lag opende het vuur op een onbekende tweedekker. Het vliegtuig bleef rondcirkelen en liet vier bommen los. Vermoedelijk ging het hier om een Duits vliegtuig dat geacht werd Duinkerken te bombarderen. Het laatste incident dat plaats had dateerde van 17 september 1918 toen Britse en Duitse vliegtuigen boven de Oosterschelde in gevecht raakten. Waarschijnlijk probeerden de Duitsers te voorkomen dat de Engelsen een aanval uit zouden voeren op de Belgische kust. Op het moment van het luchtgevecht was de Verandering (de YE 144 van J. Prins en C. Zweedijk uit Yerseke) op oesters aan het vissen in het Bultegat bij Zierikzee. De vijkfkoppige bemanning zag hoe drie bommen naar beneden suisden en ontploften, maar het schip gelukkig niet raakten. Waarschijnlijk wilde in dit geval de Britse vlieger van zijn bommenlast af om beter te kunnen manouevreren.
De SMZ verliest schepen
De Stoomvaart Maatschappij Zeeland (SMZ), die vanuit Vlissingen diensten voor passagiers, post en vracht onderhoud op Queensborough/Sheerness (vanaf 1875) en Folkestone (vanaf 1911), beleeft in 1914 een topjaar door de massale overtocht van Belgische vluchtelingen naar Engeland, maar verliest in 1916 en 1917 drie schepen: de ‘Prinses Juliana’, de ‘Mecklenburg’ en de ‘Koningin Wilhelmina.’ Na afkondiging van een ‘onbeperkte duikbootoorlog’ op 1 februari 1917 - de Duitse keizer verbiedt na een eerste duikbootoorlog, in juni 1915, het torpederen van neutrale en vijandige passagiersschepen- staakt de ‘Zeeland’ de vaarten.
[De stoomvaart maatschappij Zeeland zou tijdens de oorlog drie schepen verliezen, tekening, ca. 1875, ZB, Beeldbank Zeeland, 116.]


Koningin Regentes getorpedeerd
=== Stoomvaart Maatschappij Zeeland verliest schepen ===
Zowel de visserij als de handelsvaart is doorlopend in gevaar door onderzeeboten, zeemijnen en luchtaanvallen. Vooral de Duitse onderzeeërs maken geen onderscheid tussen neutralen en oorlogvoerenden. Op 6 juni 1918 torpedeert de Duitse UB 107 in de omgeving van de Leman Bank de Rode Kruis stoomraderboot Koningin Regentes van de Stoomvaart Maatschappij Zeeland. Het is een hospitaalschip dat tussen Groot-Brittannië en Nederland vaart voor het uitwisselen van zieke en gewonde krijgsgevangenen. Zeven van de 56 bemanningsleden laten het leven. Kapitein W. Reedeker verliest bij deze ramp zijn derde schip. Hij is ook de gezagvoerder op de eerder verloren gegane SMZ-schepen ‘Mecklenburg’ en ‘Koningin Wilhelmina.’
[[Bestand:WOI_36950.jpg|thumb|right|300px|Vertrek van de mailboot Koningin Regentes omstreeks 1912. De mailboot werd in 1918 getorpedeerd, foto, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 36950]]
De Stoomvaart Maatschappij Zeeland (SMZ), die vanuit Vlissingen diensten voor passagiers, post en vracht onderhoud op Queensborough/Sheerness (vanaf 1875) en Folkestone (vanaf 1911), beleefde in 1914 een topjaar door de massale overtocht van Belgische vluchtelingen naar Engeland, maar verloor in 1916 en 1917 drie schepen: de ‘Prinses Juliana’, de ‘Mecklenburg’ en de ‘Koningin Wilhelmina.’ Na afkondiging van de ‘onbeperkte duikbootoorlog’ op 1 februari 1917 - de Duitse keizer verbood na een eerste duikbootoorlog, in juni 1915, het torpederen van neutrale en vijandige passagiersschepen- staakte de ‘Zeeland’ de vaarten.  
[Vertrek van de mailboot Koningin Regentes omstreeks 1912. De mailboot werd in 1918 getorpedeerd, foto, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 36950.]
De UB30 strandt
Naar en van Zeebrugge, waar een duikbootbases is, passeren Duitse duikboten de Nederlandse kust. Op 14 januari 1917 wordt in het Nederlandse deel van de Wielingen een Duitse duikboot aangehouden, die na onderzoek weer wordt vrijgelaten. In de nacht van 22 op 23 februari 1917 loopt de Duitse onderzeeboot UB 30 op de Walcherse kust aan de grond. Het schip is in maart 1916 afgebouwd door Blomm & Voss in Hamburg. Het is 37 meter lang en voert twee lanceerbuizen, een kanon van 8 centimeter en een machinegeweer. De boot staat onder bevel van Oberleutnant zur See Freiherr von Montigny. Deze gaat er vanuit dat een ’s nachts waargenomen licht dat van de Schouwenbank is. Hij denkt vandaar op Zeebrugge aan te kunnen koersen.
[Een Duitse duikboot maakt zich klaar voor de aanval na het signaleren van een schip. Soldaten Courant, 16 juli 1915, pag. 3., ZB, Krantenbank Zeeland]


Opgebracht in de Vlissingse haven
Zowel de visserij als de handelsvaart bleef doorlopend in gevaar door onderzeeboten, zeemijnen en luchtaanvallen. Vooral de Duitse onderzeeërs maken geen onderscheid tussen neutralen en oorlogvoerenden. Op 6 juni 1918 torpedeerde de Duitse UB 107 in de omgeving van de Leman Bank de Rode Kruis stoomraderboot Koningin Regentes van de Stoomvaart Maatschappij Zeeland. Het was een hospitaalschip dat tussen Groot-Brittannië en Nederland voer voor het uitwisselen van zieke en gewonde krijgsgevangenen. Zeven van de 56 bemanningsleden lieten het leven. Kapitein W. Reedeker verloor bij deze ramp zijn derde schip. Hij was ook de gezagvoerder op de eerder verloren gegane SMZ-schepen ‘Mecklenburg’ en ‘Koningin Wilhelmina.
Om een Engels mijnenveld te omzeilen koerst Von Montigny daarna in zuidoostelijke richting. Net voordat het licht wordt loopt de UB 30 aan de grond tussen Domburg en Westkapelle bij de zogenaamde Trommel. Omdat het afgaand water is komt de boot niet meer vlot en de Nederlandse schepen Hr. Ms. Ophir en G6 zijn al opgestoomd naar de plaats waar het schip ligt. De boot wordt naar Vlissingen opgebracht. Omdat de overheid van mening is dat de commandant van de U-boot onvoldoende heeft genavigeerd en zich beter van de lokale omstandigheden op de hoogte had moeten stellen wordt het schip geïnterneerd. De Duitse u-boot ligt zondagmiddag in de binnenhaven van Vlissingen waar dit ‘levensgevaarlijke’ schip veel bekijks trekt.  
   
   
[Een Duitse duikboot in de haven. Soldaten Courant, 20 december 1916, pag. 2., ZB, Krantenbank Zeeland]
=== Stranding UB30 ===
[[Bestand:sco16juli1915.jpg|thumb|left|250px|Een Duitse duikboot maakt zich klaar voor de aanval na het signaleren van een schip, Krantenbank Zeeland, Soldaten Courant, 16 juli 1915, pag. 3]]
Naar en van Zeebrugge, waar een duikbootbases was, passeerden Duitse duikboten de Nederlandse kust. Op 14 januari 1917 werd in het Nederlandse deel van de Wielingen een Duitse duikboot aangehouden, die na onderzoek weer werd vrijgelaten. In de nacht van 22 op 23 februari 1917 liep de Duitse onderzeeboot UB 30 op de Walcherse kust aan de grond. Het schip was in maart 1916 afgebouwd door Blomm & Voss in Hamburg. Het mat 37 meter lang en voerde twee lanceerbuizen, een kanon van 8 centimeter en een machinegeweer. De boot stond onder bevel van Oberleutnant zur See Freiherr von Montigny. Deze ging er vanuit dat een ’s nachts waargenomen licht dat van de Schouwenbank was. Hij dacht vandaar op Zeebrugge aan te kunnen koersen.
[[Bestand:sco20december1916.jpg|thumb|right|250px|Een Duitse duikboot in de haven, Krantenbank Zeeland, Soldaten Courant, 20 december 1916, pag. 2]]
Om een Engels mijnenveld te omzeilen koerste Von Montigny daarna in zuidoostelijke richting. Net voordat het licht werd liep de UB 30 aan de grond tussen Domburg en Westkapelle bij de zogenaamde Trommel. Omdat het afgaand water was kwam de boot niet meer vlot en de Nederlandse schepen Hr. Ms. Ophir en G6 waren al opgestoomd naar de plaats waar het schip lag. De boot wordt naar Vlissingen opgebracht. Omdat de overheid van mening was dat de commandant van de U-boot onvoldoende had genavigeerd en zich beter van de lokale omstandigheden op de hoogte had moeten stellen werd het schip geïnterneerd. De Duitse u-boot lag dat weekend in de binnenhaven van Vlissingen waar het schip veel bekijks van het publiek trok.  


De UB30 vrijgegeven
Ltz. Coster van Hr. Ms O6 brengt het schip via Veere naar Hellevoetsluis. De internering van het schip bracht Nederland bijna op voet van oorlog met Duitsland. Een internationale onderzoekscommissie meende ten slotte dat de commandant –mede door de mist- niets te verwijten viel. Op 8 augustus 1917 werd de UB 30 weer teruggegeven aan de Duitse bemanning, die het schip naar Zeebrugge voer.
Ltz. Coster van Hr. Ms O6 brengt het schip via Veere naar Hellevoetsluis. De internering van het schip brengt Nederland bijna op voet van oorlog met Duitsland. Een internationale onderzoekscommissie meent dat de commandant –mede door de mist- niets te verwijten valt. Op 8 augustus 1917 wordt de UB 30 weer teruggegeven aan de Duitse bemanning, die het schip naar Zeebrugge vaart.
BOMBARDEMENT OP ZIERIKZEE, 30 APRIL 1917


Luchtgevechten en bombardementen
== Bombardementen op Zierikzee, Goes en andere plaatsen ==
[[Bestand:WOI_28719.jpg|thumb|right|300px|Schade door het bombardement in Zierikzee, Prentbriefkaart, 1917, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 28719.]]
Door vergissingsbombardementen vallen er ook in Zeeland oorlogsslachtoffers: zo worden tijdens de oorlog Sluis, Cadzand, Goes, en zelfs het noordelijke Zierikzee gebombardeerd.  
Door vergissingsbombardementen vallen er ook in Zeeland oorlogsslachtoffers: zo worden tijdens de oorlog Sluis, Cadzand, Goes, en zelfs het noordelijke Zierikzee gebombardeerd.  
Nieuwe transport- en oorlogstuig heeft een bijzondere aantrekkingskracht. Zo kan het gebeuren dat op de Kleine Markt in Sas van Gent een kind van zes jaar oud door rondvliegende scherven gewond raakt omdat het met volwassenen naar een luchtgevecht aan het kijken is.
Nieuwe transport- en oorlogstuig heeft een bijzondere aantrekkingskracht. Zo kan het gebeuren dat op de Kleine Markt in Sas van Gent een kind van zes jaar oud door rondvliegende scherven gewond raakt omdat het met volwassenen naar een luchtgevecht aan het kijken is.
[Schade door het bombardement in Zierikzee, Prentbriefkaart, 1917, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 28719.].


Bommen op 30 april 1917
=== Zierikzee: bommen op 30 april 1917 ===
In de nacht van 30 april 1917 voert de Engelse marineluchtvaartdienst een bombardement op Zeebrugge uit. Een Engelse piloot navigeert al op de heenreis verkeert en denkt dat hij boven Vlaanderen vliegt. De luchtafweer op Schouwen-Duiveland schiet op het vliegtuig, waarna de piloot vijf bommen op Zierikzee loslaat, en na een korte manoeuvre nog eens drie. Tientallen huizen worden verwoest in de Molenstraat en de Sint-Domusstraat. De gareelmaker [? Gareelmaker: gareel = de touwen waarin de paarden voor hun ruituig bespannen zijn (zie ook in het gareel lopen, netjes in de rij lopen). De gareelmaker verzorgt dus het tuig van het paard.] Leijdekker, diens vrouw en pleegkind komen om het leven. De lichamen van de beide ouders worden –inclusief bed- tientallen  meters weggeslingerd en totaal verminkt teruggevonden.  
[[Bestand:WOI_28721.jpg|thumb|left|300px|Schade in de Molenstraat in Zierikzee. Gareelmaker Leijdekker woonde eerst in Zuid-Afrika en was voor de Boerenoorlog gevlucht. Nu werd hij alsnog door Engelse bommen gedood, Prentbriefkaart, 1917, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 28721]]
[[Bestand:zee23juli1917pag1.JPG|thumb|left|250px|Bommen op Zierikzee, Krantenbank Zeeland, de Zeeuw, 23 juli 1917, pag. 1]]
[Schade in de Molenstraat in Zierikzee. Gareelmaker Leijdekker woonde eerst in Zuid-Afrika en was voor de Boerenoorlog gevlucht. Nu werd hij alsnog door Engelse bommen gedood, Prentbriefkaart, 1917, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 28721.]
In de nacht van 30 april 1917 voert de Engelse marineluchtvaartdienst een bombardement op Zeebrugge uit. Een Engelse piloot navigeert al op de heenreis verkeert en denkt dat hij boven Vlaanderen vliegt. De luchtafweer op Schouwen-Duiveland schiet op het vliegtuig, waarna de piloot vijf bommen op Zierikzee loslaat, en na een korte manoeuvre nog eens drie. Tientallen huizen worden verwoest in de Molenstraat en de Sint-Domusstraat. De gareelmaker Leijdekker, diens vrouw en pleegkind komen om het leven. De lichamen van de beide ouders worden –inclusief bed- tientallen  meters weggeslingerd en totaal verminkt teruggevonden.  
[[Bestand:NotenkrakerZierikzee.jpg|thumb|right|300px|Tekenaar Albert Hahn in de Notekraker van 5 mei 1917: ‘de Dood’ laat schouderophalen merken zich niet schuldig te voelen aan de drie slachtoffers van het bombardement op Zierikzee.]]
Een fatale vergissing en volgens huidige normen wellicht een oorlogsmisdaad, die drie doden en veel materiële schade kost, en hevig nadreunt in de Zierikzeese gemeenschap. De Britse regering erkent pas in juli 1917 dat het standpunt van de Nederlandse regering klopt dat het een Britse vliegenier is geweest die Zierikzee heeft gebombardeerd. De Britse regering verklaart zich bereid een schadevergoeding van 92.000 gulden uit te keren. Om dergelijke misverstanden in de toekomst te voorkomen beschildert men nu haastig de toppen van de kerktorens van Zierikzee, Nieuwerkerk en Ouwerkerk met de Nederlandse driekleur.
Een commissie brengt in de eerste week van mei al rapport uit waarin de materiële schade op circa 100.000 gulden wordt beraamd. Financiële schade door verblijf elders, het niet uit kunnen oefenen van beroep of psychische schade is hier niet bij inbegrepen. Verzekeringsmaatschappijen springen snel in op de schade door advertenties in de lokale pers te plaatsen
[[Bestand:zni2mei1917pag3.JPG|thumb|right|200px|Krantenbank Zeeland, Zierikzeesche Nieuwsbode, 2 mei 1917, pag. 3. De maatschappij tot verzekering van uitgesloten risico’s uit Zutphen reageert snel op het bombardement]]
Op 18 augustus 1917 worden opnieuw vliegtuigen waargenomen boven Schouwen-Duiveland. Ze vliegen te hoog om ze te kunnen beschieten, maar gooien even later wel bommen los boven Noord-Schouwen. Vlakbij het slot Moermond bij Renesse valt er een. De schade bedraagt nu slechts enkele tientjes en er wordt niemand gewond. De toestellen die dit veroorzaakten waren ditmaal zowel Engelse als Duitse die een luchtgevecht hielden boven Nederlands grondgebied. Twee Duitse bommenwerpers van het type Gotha werden geraakt en moesten op Nederlands grondgebied landden. De bemanningen werd krijgsgevangen gemaakt. Twee inwoners van Goes stuurden een postwissel van tien gulden aan sergeant Lok, de man die één van de twee Gotha’s naar beneden haalde met een schot door de propellor.


Schadevergoeding Zierikzee
=== Luchtgevecht boven Sas van Gent ===
Een fatale vergissing en volgens huidige normen wellicht een oorlogsmisdaad, die drie doden en veel materiële schade kost, en hevig nadreunt in de Zierikzeese gemeenschap. De Britse regering erkent pas in juli dat het standpunt van de Nederlandse regering klopt dat het een Britse vliegenier is geweest die Zierikzee heeft gebombardeerd. De Britse regering verklaart zich bereid een schadevergoeding van 92.000 gulden uit te keren. Om dergelijke misverstanden in de toekomst te voorkomen beschildert men nu haastig de toppen van de kerktorens van Zierikzee, Nieuwerkerk en Ouwerkerk met de Nederlandse driekleur.
[[Bestand:sco16februari1917pag1.JPG|thumb|left|250px|Luchtgevecht van Engelse toestellen, Krantenbank Zeeland, Soldaten Courant, 16 februari 1917, pag. 1]]
Een commissie brengt in de eerste week van mei al rapport uit waarin de materiële schade op circa 100.000 gulden wordt beraamd. Financiële schade door verblijf elders, het niet uit kunnen oefenen van beroep of pshychische schade is hier niet bij inbegrepen. Verzekeringsmaatschappijen springen snel in op de schade door advertenties in de lokale pers te plaatsen
[Tekenaar Albert Hahn in de Notekraker, 5 mei 1917: ‘de Dood’ laat schouderophalen merken zich niet schuldig te voelen aan de drie slachtoffers van het bombardement op Zierikzee. Tekening: Notenkraker Zierikzee]
Luchtgevecht boven Schouwen
Op 18 augustus 1917 worden opnieuw vliegtuigen waargenomen boven Schouwen-Duiveland. Ze vliegen te hoog om ze te kunnen beschieten, maar gooien even later wel bommen los boven Noord-Schouwen. Vlakbij het slot Moermond bij Renesse valt er een. De schade bedraagt nu slechts enkele tientjes en er wordt niemand gewond. De toestellen die dit veroorzaken zijn ditmaal zowel Engelse als Duitse die een luchtgevecht houden boven Nederlands grondgebied. Twee Duitse bommenwerpers van het type Gotha zijn geraakt en moeten op Nederlands grondgebied landen. De bemanningen worden krijgsgevangen gemaakt. Twee inwoners van Goes sturen een postwissel van tien gulden aan sergeant Lok, de man die één van de twee Gotha’s naar beneden haalt met een schot door de propellor.
[Zierikzeesche Nieuwsbode, 2 mei 1917, pag. 3. De maatschappij tot verzekering van uitgesloten risico’s uit Zutphen reageert snel op het bombardement.]
[de Zeeuw, 23 juli 1917, pag. 1, ZB, Krantenbank Zeeland.]
 
Luchtgevecht boven Sas van Gent
In de avond van eveneens 18 augustus 1917 vindt bij Sas van Gent een hevige beschieting plaats. Boven België is een vuurgevecht bezig tussen verschillende vliegtuigen, waarbij één vliegtuig Nederland binnenkomt. Bij de glasfabriek ontstaat enige schade en ook nu weer worden bommen gedropt. Er vallen geen slachtoffers en ditmaal is de schade opnieuw gering, maar wederom is de neutraliteit geschonden. De Engelse Admiraliteit noch de Duitsers geven toe in het Nederlandse luchtruim te zijn geweest.
In de avond van eveneens 18 augustus 1917 vindt bij Sas van Gent een hevige beschieting plaats. Boven België is een vuurgevecht bezig tussen verschillende vliegtuigen, waarbij één vliegtuig Nederland binnenkomt. Bij de glasfabriek ontstaat enige schade en ook nu weer worden bommen gedropt. Er vallen geen slachtoffers en ditmaal is de schade opnieuw gering, maar wederom is de neutraliteit geschonden. De Engelse Admiraliteit noch de Duitsers geven toe in het Nederlandse luchtruim te zijn geweest.
[Luchtgevecht van Engelse toestellen. Soldaten Courant, 16 februari 1917, pag. 1., ZB, Krantenbank Zeeland]
Britse bommen op Cadzand
Op 25 augustus 1917 wordt het Nederlandse luchtruim opnieuw geschonden, nu bij Cadzand. Het is opnieuw een Brits vliegtuig dat een tiental bommen afwerpt. Dat terwijl de grens duidelijk gemarkeerd is: op zee met een rij boeien voorzien van de Nederlandse vlag en te land met luchtdoelbatterijen die zover landinwaarts staan dat hun granaten de grens niet bereiken kunnen. De Britten ontkennen stelselmatig schuldig te zijn, beweren dat de Duitsers Britse bommen gebruiken en wijzen aansprakelijkheid af. Na de oorlog, in 1919 geven ze echter alsnog toe verantwoordelijk te zijn geweest voor dit bombardement. Gelukkig vallen er geen slachtoffers en is er nauwelijks schade.
A.m./p.m.
Op 1 oktober 1917 vliegt een Britse bommenwerper, ondanks dat deze lichtsignalen van Duitse troepen krijgt, over de grens nabij Sluis en laat daar bommen vallen. Diverse huizen worden volledig verwoest. Wonderbaarlijk vallen hierbij geen slachtoffers, maar er is wel voor rond de 50.000 gulden schade aan huizen. Opnieuw ontkennen de Britten betrokkenheid. Ditmaal maken de Nederlanders de fout in hun rapport het tijdstip van de aanval met a.m. (voor de middag) in plaats van p.m. (na de middag) aan te geven, maar hieruit blijkt meteen de Britse schuld want zij beweren in antwoord op dit schrijven pas na de middag een raid te hebben uitgevoerd.
[Verwoesting die de bommen aanrichten in de Kapellestraat in Sluis, Prentbriefkaart, 1917, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 20840.]


Bommen op Goes
=== Britse bommen op Cadzand en Sluis ===
Op 22 december 1917 vallen er om kwart voor elf ‘s avonds zeven bommen op Goes en Kloetinge. Er vallen dan ook enkele gewonden. Zestig panden, een kerk, een boomgaard en twee schepen worden beschadigd. De Middelburgsche Courant spreekt van de ‘gooi-maar-raak-methode.’ Vliegers, zo constateert de krant, lijken er een voorkeur voor te hebben om op verlichte doelen te werpen. Twee dagen na het bombardement overlijdt Jacob Visser, een slachtoffer. Enkele mensen worden zwaargewond. Ook nu weer worden stukken splinters van de bommen bij elkaar verzameld en voor inspectie naar de Artillerie-inrichtingen in Hembrug opgestuurd voor onderzoek. De Middelburgse en Vlissingse gemeenteraad grijpt nu in en komt met medische hulpteams en andere maatregelen bij vliegtuigalarm.  
Op 25 augustus 1917 werd het Nederlandse luchtruim opnieuw geschonden, nu bij Cadzand. Het was opnieuw een Brits vliegtuig dat een tiental bommen afwierp. Dat terwijl de grens duidelijk gemarkeerd was: op zee met een rij boeien voorzien van de Nederlandse vlag en te land met luchtdoelbatterijen die zover landinwaarts stonden dat hun granaten de grens niet bereiken konden. De Britten ontkenden stelselmatig schuldig te zijn, beweerden dat de Duitsers Britse bommen gebruikten en wezen aansprakelijkheid af. Na de oorlog, in 1919 gaven ze alsnog toe verantwoordelijk te zijn geweest voor dit bombardement. Gelukkig vielen er geen slachtoffers en was er nauwelijks schade. Enkele maanden later doet zich een nog duidelijker schuldgeval voor, waarbij de Britten zich opnieuw van hun slechtste zijde laten zien.
[[Bestand:WOI_20840.jpg|thumb|right|300px|Verwoesting die de bommen aanrichten in de Kapellestraat in Sluis, Prentbriefkaart, 1917, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 20840.]]
[Een deel van de berichtgeving over het bombardement op Goes. De Zeeuw, 24 december 1917, pag. 1, ZB, Krantenbank Zeeland.]
Op 1 oktober 1917 vloog een Britse bommenwerper, ondanks dat deze lichtsignalen van Duitse troepen kreeg, over de grens nabij Sluis en liet daar bommen vallen. Diverse huizen werden volledig verwoest. Wonderbaarlijk vielen hierbij geen slachtoffers, maar er was wel voor rond de 50.000 gulden schade aan huizen. Opnieuw ontkenden de Britten betrokkenheid. Ditmaal maakten de Nederlanders de fout in hun rapport het tijdstip van de aanval met a.m. (voor de middag) in plaats van p.m. (na de middag) aan te geven, maar hieruit blijkt meteen de Britse schuld want zij beweren in antwoord op dit schrijven pas na de middag een raid te hebben uitgevoerd.


Schadevergoeding Goes
=== Bommen op Goes ===
Op 29 januari 1918 wordt in Goes een proef genomen met ratels die volledig mislukt omdat zelfs de ratel van de vuilnisman die van de politieagenten overstemt. Ook een sirene op het dak van de gasfabriek en het luiden van de kerkklokken zijn initiatieven die door de gemeenteraad worden afgewezen. Advocaat Mr. J.W. Goedbloed eist inmiddels een schadevergoeding van circa 50.000 gulden voor het achtergebleven gezin van Visser, dat uit zes minderjarige kinderen –waarvan een gehandicapt kind- en diens vrouw bestaat. Het Foreign Office [? Foreign Office = Ministerie van Buitenlandse Zaken] in Londen ontkent wederom alle schuld. Dat er Britse granaatscherven gevonden zijn wil volgens hen nog niet zeggen dat die door een Brits vliegtuig zijn geworpen. Bovendien acht men het onmogelijk dat een Engelse vliegenier zonder het te merken de Westerschelde zou passeren. De zaak zal zich nog jarenlang voortslepen.
[[Bestand:zee24december1917pag1.JPG|thumb|left|250px|Een deel van de berichtgeving over het bombardement op Goes, Krantenbank Zeeland, De Zeeuw, 24 december 1917, pag. 1]]
Op 22 december 1917 vielen er om kwart voor elf ‘s avonds zeven bommen op Goes en Kloetinge. Er vielen dan ook enkele gewonden. Zestig panden, een kerk, een boomgaard en twee schepen werden beschadigd. De Middelburgsche Courant sprak van de ‘gooi-maar-raak-methode.’ Vliegers, zo constateerde de krant, ''lijken er een voorkeur voor te hebben om op verlichte doelen te werpen.'' Twee dagen na het bombardement overlijdt Jacob Visser, een slachtoffer. Enkele mensen worden zwaargewond. Ook nu weer worden stukken splinters van de bommen bij elkaar verzameld en voor inspectie naar de Artillerie-inrichtingen in Hembrug opgestuurd voor onderzoek. De Middelburgse en Vlissingse gemeenteraad grepen alsnog in en kwamen met medische hulpteams en andere maatregelen bij vliegtuigalarm.  


Op 29 januari 1918 werd in Goes een proef genomen met ratels, die volledig mislukte, omdat zelfs de ratel van de vuilnisman die van de politieagenten overstemde. Ook een sirene op het dak van de gasfabriek en het luiden van de kerkklokken waren initiatieven die door de gemeenteraad werden afgewezen. Advocaat Mr. J.W. Goedbloed eiste inmiddels een schadevergoeding van circa 50.000 gulden voor het achtergebleven gezin van Visser, dat uit zes minderjarige kinderen –waarvan een gehandicapt kind- en diens vrouw bestond. Het Foreign Office in Londen ontkende wederom alle schuld. Dat er Britse granaatscherven gevonden waren wilde volgens hen nog niet zeggen dat die door een Brits vliegtuig waren geworpen. Bovendien achtte men het onmogelijk dat een Engelse vliegenier zonder het te merken de Westerschelde zou passeren. De zaak zou zich nog jarenlang voortslepen.
‘DEN ELEKTRIEKEN DRAAD’


Een hek tegen smokkelaars
== ‘den elektrieken draad’ ==
In de strijd tegen smokkelhandel langs de grens besluiten de Duitsers in 1914 draadversperring op te richten. Massaal worden namelijk brieven en goederen de grens over gesmokkeld. In die brieven staat vertrouwelijke informatie over zowel de geallieerde als de Duitse legers. De rol van het neutrale Nederland wordt zo drastisch ingeperkt. Tussen april en augustus 1915 wordt van het drielandenpunt [? Nederland heeft slechts één drielandenpunt, daar waar de grenzen van België en Duitsland samenkomen met de Nederlandse bij Vaals (Limburg)] tot Knokke door bossen, rivieren en straten een meer dan 300 kilometer lang hekwerk opgericht. Omdat alle gezonde soldaten nodig zijn aan het front, worden voor deze klus minder geschikte, oudere en gewonde soldaten gebruikt.  
=== Hek tegen smokkelaars ===
[[Bestand:WOI_58104.jpg|thumb|right|250px|De grensafscheiding verkeert hier nog in een primitieve staat, maar zal later tot drie i.p.v. een draad worden uitgebreid, ca. 1915, foto: Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 58104]]
[Een van de eerste, nog primitieve, prikkeldraadversperringen bij de grensovergang Sint-Margriete. Tijd|Schrift 5/2 (2010)]
In de strijd tegen smokkelhandel langs de grens besloten de Duitsers in 1914 draadversperring op te richten. Massaal werden namelijk brieven en goederen de grens over gesmokkeld. In die brieven stond vertrouwelijke informatie over zowel de geallieerde als de Duitse legers. De rol van het neutrale Nederland werd zo drastisch ingeperkt. Tussen april en augustus 1915 werd van het drielandenpunt tot Knokke door bossen, rivieren en straten een meer dan 300 kilometer lang hekwerk opgericht. Omdat alle gezonde soldaten nodig waren aan het front, werden voor deze klus minder geschikte, oudere en gewonde soldaten gebruikt.  


Drie hekwerken met 2.000 volt stroom
=== Drie hekwerken met 2.000 volt stroom ===
Er worden drie parallelle hekwerken geplaatst waarvan de middelste centrale afrastering onder 2.000 volt stroom staat. De middelste versperring is 1,80 meter hoog en bestaat uit vijf horizontale draden. De onderste draad hangt 20 centimeter boven de grond. Om de vijf meter staat een houten paal met porseleinen isolatoren waaraan de stroomdraden zijn bevestigd. Om de twee kilometer zijn er barakken met generatoren voor de stroomvoorziening en wachthuisjes. Op de plaats van doorgaande wegen bij de grens zoals bij Sint-Anna ter Muiden, Koewacht en Retranchement worden barrières aangebracht om een doorgang mogelijk te maken. Bij Koewacht loopt de draad dwars door het dorp heen. De kerk ligt er in België, het kerkhof in Nederland. Vlaamse families mogen hun doden zelf niet meer begraven. Wie vanuit Nederland illegaal naar België oversteekt riskeert een gevangenisstraf van vier maanden of 1.500 mark boete. Wie vanuit België probeert over te steken wordt neergeschoten.
[[Bestand:WOI_07721.JPG|thumb|right|300px|Bij Koewacht loopt de elektrische draad dwars door het dorp heen. Rechts staat de Duitse grenswacht, terwijl voorbij het prikkeldraad neutraal Nederland ligt met het café van A. van den Berghe-Verplancke, prentbriefkaart, 1914, ZA, ZI, P-07721]]
[[Bestand:dodendraad_427.JPG|thumb|left|300px|Weergave van de opstelling van de dodendraad, tekening door Willems in november 1915, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 427]]
[Bij Koewacht loopt de elektrische draad dwars door het dorp heen. Rechts staat de Duitse grenswacht, terwijl voorbij het prikkeldraad neutraal Nederland ligt met het café van A. van den Berghe-Verplancke, prentbriefkaart, 1914, ZA, ZI, P-07721]
Er werden drie parallelle hekwerken geplaatst waarvan de middelste centrale afrastering onder 2.000 volt stroom kwam te staan. De middelste versperring was 1,80 meter hoog en bestond uit vijf horizontale draden. De onderste draad hing 20 centimeter boven de grond. Om de vijf meter stond een houten paal met porseleinen isolatoren waaraan de stroomdraden waren bevestigd. Om de twee kilometer waren er barakken met generatoren voor de stroomvoorziening en wachthuisjes. Op de plaats van doorgaande wegen bij de grens zoals bij Sint-Anna ter Muiden, Koewacht en Retranchement werden barrières aangebracht om een doorgang mogelijk te maken. Bij Koewacht liep de draad dwars door het dorp heen. De kerk lag er in België, het kerkhof in Nederland. Vlaamse families mochten hun doden zelfs niet meer begraven. Wie vanuit Nederland illegaal naar België overstak riskeerde een gevangenisstraf van vier maanden of 1.500 mark boete. Wie vanuit België probeerde over te steken werd neergeschoten.
[Politieke cartoontekening van Albert Hahn in de Notenkraker van 24 juli 1915, over de gruwelijkheden van de draadversperringen.]


Illegaal de draad passeren
=== Illegaal de draad passeren ===
[[Bestand:HahnNotenkraker24juli1915.jpg|thumb|left|300px|Politieke cartoontekening van Albert Hahn in de Notenkraker van 24 juli 1915, over de gruwelijkheden van de draadversperringen]]
Vooral in de eerste tijd overlijden veel smokkelaars die geëlektrocuteerd worden. Al snel duiken ook de eerste slimme vindingen op. Tonnen zonder bodem of deksel worden van binnen met bordkarton bekleed en tussen de onderste draden geplaatst. Ook een dubbele ladder helpt goed over de omheining heen te komen. Veel Duitse soldaten wagen een laatste kans de grens te passeren. Liever dan naar het front te moeten proberen ze over de draad in neutraal Nederland te komen. Die elektrische draad is voor ons geen vreemd fenomeen meer. In 1914 kennen echter veel mensen de werking van elektriciteit helemaal niet. Slechts één op de tien huishoudens heeft elektrische verlichting. De Belgen moeten 500 meter bij de draad vandaan blijven om contact met Nederlanders te vermijden. De straffen voor overtredingen worden gaandeweg de oorlog steeds strenger.
Vooral in de eerste tijd overlijden veel smokkelaars die geëlektrocuteerd worden. Al snel duiken ook de eerste slimme vindingen op. Tonnen zonder bodem of deksel worden van binnen met bordkarton bekleed en tussen de onderste draden geplaatst. Ook een dubbele ladder helpt goed over de omheining heen te komen. Veel Duitse soldaten wagen een laatste kans de grens te passeren. Liever dan naar het front te moeten proberen ze over de draad in neutraal Nederland te komen. Die elektrische draad is voor ons geen vreemd fenomeen meer. In 1914 kennen echter veel mensen de werking van elektriciteit helemaal niet. Slechts één op de tien huishoudens heeft elektrische verlichting. De Belgen moeten 500 meter bij de draad vandaan blijven om contact met Nederlanders te vermijden. De straffen voor overtredingen worden gaandeweg de oorlog steeds strenger.
   
   
[De aanleg van de draden des doods bij het dorp Eede, juli 1915. Tijd|Schrift 5/2 (2010)]
=== De dodendraad ===
 
[[Bestand:WOI_58103.jpg|thumb|right|300px|Ongeval met dodelijke afloop bij de dodendraad in 1917, foto: Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 58103]]
De dodendraad
Beroepssmokkelaars gebruiken voor de passage zogenaamde ‘passeursramen.’ Dat waren raamwerken met inklapbare plankjes die uitgevouwen konden worden en tussen twee stroomdraden werden geplaatst. Hierna kon men er doorheen klimmen. Toen na enige tijd de isolerende werking van rubber bekend werd trokken de passeurs rubberen laarzen en handschoenen aan. Daarmee gewapend knipten zij met draadtangen de afrastering door. Talloze geslaagde, maar vooral ook niet-geslaagde ontsnappingen over de draad vinden in de resterende oorlogsjaren plaats. Ten minste 500, maar mogelijk zelfs 1.500 mensen laten het leven aan de draad. Enkele weken na de wapenstilstand in november 1918 was er niet veel meer te bekennen van de draad, die meteen toen de spanning er afgehaald werd ook werd neergehaald. Het materiaal werd verkocht, door landbouwers ingepikt of door de bevolking vernield.
Beroepssmokkelaars gebruiken voor de passage zogenaamde ‘passeursramen.’ Dat zijn raamwerken met inklapbare plankjes dat uitgevouwen kunnen worden en tussen twee stroomdraden worden geplaatst. Hierna kan men er doorheen klimmen. Wanneer de isolerende werking van rubber bekend wordt trekken de passeurs rubberen laarzen en handschoenen. Daarmee gewapend knippen zij met draadtangen de afrastering door.
In de kranten uit die tijd kom je tal van berichten tegen over geslaagde, maar ook niet geslaagde, ontsnappingen over de draad. Ten minste 500, maar mogelijk zelfs 1.500 mensen laten het leven aan de draad. Enkele weken na de wapenstilstand in november 1918 is er niet veel meer te bekennen van de draad. Het materiaal wordt verkocht, door landbouwers ingepikt of door de bevolking vernield.  
[Een in scene gezet slachtoffer van de dodendraad, met links Duitse marinesoldaten en rechts Nederlandse marechaussees. In werkelijkheid kwamen de slachtoffers ‘geroosterd’ van de elektrische draden af. Tijd|Schrift 5/2 (2010).]
 
[Middelburgsche Courant, 31 juli 1915, pag 1, ZB, Krantenbank Zeeland.]
 
[Middelburgsche Courant, 13 september 1918, pag. 1, ZB, Krantenbank Zeeland.]


== Smokkelhandel ==
[[Bestand:WOI_1565.jpg|thumb|right|300px|Marcherende soldaten. Gemaakt door onbekende tekenaar uit Sas van Gent, 1914-1918, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, tekeningen en prenten, recordnr. 1565.]]
[Middelburgsche Courant, 15 november 1916, pag. 1, ZB, Krantenbank Zeeland.]
Tussen Zeeuws-Vlaanderen en België ontstond een enorm smokkelverkeer. Zo worden mensen en brieven van de ene naar de andere zijde gebracht. Ook smokkel van onder meer tabak, petroleum, benzine, Sunlight zeep en vlas leverde flink geld op. Dat smokkelen was niet zonder gevaar. Wie vanuit België naar Nederland trachtte te komen werd door Duitse grenssoldaten neergeschoten. Ook de elektrische draad zorgde voor veel slachtoffers. Daarom bedachten de smokkelaars een handig apparaat waarmee ze door de versperring konden komen: een isolerend raam van vier plankjes dat in elkaar gevouwen kon worden en daarmee mobiel was en geen sporen achterliet.
[[Bestand:ontsnappingsraam.JPG|thumb|left|250px|Bekijk een uitzending van [http://www.youtube.com/watch?v=4vo1eN_KiNM ‘de Zeeuw van Vlaanderen’ (Omroep Zeeland, 10 juni 2010)], waarin historicus Bart Begijn uitlegt hoe het ‘smokkeltoestel’ werkt]]
De kleine gemeenschappen aan de grens hadden nadelige gevolgen voor de grenswachten. De smokkelaars kenden hen allen persoonlijk, maar andersom lang niet altijd. Dit had tot gevolg dat grenswachten gechanteerd of onder druk gezet konden worden. Had men eenmaal een vluchtende smokkelaar beschoten, dan was men zijn eigen leven niet meer zeker en was overplaatsing de enige oplossing.


[In rechtermarge, dit ooggetuigeverslag]
=== Steenkool ===
Een verslaggever van de Nieuwe Rotterdamsche Courant meldt in november 1918:
Door schaarste en om een eerlijke voedselvoorziening te garanderen ging de overheid er tijdens de oorlog toe over producten op de bon te leveren. Zo was steenkool op de bon. In het voorjaar van 1917 doken er echter plots grote voorraden op en vele bonnenbezitters zeiden geen kool meer nodig te hebben. De steenkool was afkomstig van Duitse schepen die via de rivieren en het Kanaal door Zuid-Beveland naar België voeren en een deel van hun vracht verkochten voor vier tot zes gulden per mud.
‘Des te duidelijker nam ik een onrustig, een jachtig, angstig heen en weer geloop waar van menschen, van voortgedreven jammerlijk blatend vee. Zoo kwam ik aan doden draad.’ De stroom is er afgehaald en ofschoon mensen slechts via de officiële toegangspoorten Nederland binnen mogen is de draad wel op veertig plaatsen onderbroken en de vluchtelingen stromen het vrije en veilige Nederland in. Het vee moet in België aan de vluchtende Duitse legers worden gegeven. Daar hebben veel boeren geen zin in en daarom brengen ze het vee de grens over naar Nederland, waar het veilig staat. In de laatste maanden van de oorlog in 1918 trekken alleen al uit Zelzate meer dan vierduizend mensen de grens over naar Sas van Gent.


Spaanse griep
== Spaanse griep ==
Aan het eind van de oorlog, als de vrede nabij is, zullen over alle grenzen heen, nog talloze slachtoffers vallen. In oktober 1918 steekt de ziekte die bekend wordt als de Spaanse griep overal in de wereld de kop op. De griep wordt de grootste moordenaar van de wereldoorlog. Wereldwijd sterven er 20 tot 40 miljoen mensen aan. In Nederland vallen 28.000 slachtoffers. De ziekte lijkt op een gewone griep, maar de zieken krijgen razend snel een longontsteking die stroperig dik slijm laat ontstaan. Binnen een paar dagen overlijden veel van de patiënten na een doodsstrijd vol ademnood. De overheid geeft advies dag en nacht ramen en deuren open te houden voor frisse lucht. Het Zeeuwse Provinciebestuur verbiedt massale bijeenkomsten zoals kermissen en sowieso elke volksophoping. In elke gemeente in Zeeland sterven tientallen mensen. De sterfte in de provincie ligt 4,5x zo hoog als elders in Nederland.
Aan het eind van de oorlog, toen de vrede nabij is, zouden over alle grenzen heen, nog talloze slachtoffers vallen. In oktober 1918 stak de ziekte die bekend werd als de Spaanse griep overal in de wereld de kop op. De griep werd de grootste moordenaar van de wereldoorlog. Wereldwijd stierven er 20 tot 40 miljoen mensen aan. In Nederland vielen 28.000 slachtoffers. De ziekte leek op een gewone griep, maar de zieken kregen razendsnel een longontsteking die stroperig dik slijm liet ontstaan. Binnen een paar dagen overleden veel van de patiënten na een doodsstrijd vol ademnood. De overheid gaf advies dag en nacht ramen en deuren open te houden voor frisse lucht. Het Zeeuwse Provinciebestuur verbood massale bijeenkomsten zoals kermissen en sowieso elke volksophoping. In elke gemeente in Zeeland stierven tientallen mensen. De sterfte in de provincie lag 4,5x zo hoog als elders in Nederland.
SMOKKEL


Van België naar Zeeuws-Vlaanderen
== Anti-annexatiebeweging ==
Daar waar grenzen zijn wordt gesmokkeld. Des te meer als dat grenzen tussen oorlogvoerenden of een neutraal en oorlogvoerend land zijn. Tussen Zeeuws-Vlaanderen en België ontstaat een groot smokkelverkeer. Zo worden mensen en brieven van de ene naar de andere zijde gebracht. Ook smokkel van onder meer tabak, petroleum, benzine, Sunlight zeep en vlas levert flink geld op. Dat smokkelen is niet zonder gevaar. Wie vanuit België naar Nederland tracht te komen wordt door Duitse grenssoldaten neergeschoten. Ook de elektrische draad zorgt voor veel slachtoffers. Daarom bedenken de smokkelaars een handig apparaat waarmee ze door de versperring kunnen komen: een isolerend raam van vier plankjes dat in elkaar gevouwen kan worden en dus mobiel is.
=== Zeeuws-Vlaanderen door België bedreigd gebied ===
[http://www.youtube.com/watch?v=4vo1eN_KiNM [[Bestand:ontsnappingsraam.jpg]|thumb|right|250px|Bekijk een uitzending van [http://www.youtube.com/watch?v=4vo1eN_KiNM ‘de Zeeuw van Vlaanderen’ (Omroep Zeeland, 10 juni 2010)], waarin historicus Bart Begijn uitlegt hoe het ‘smokkeltoestel’ werkt]]
[[Bestand:WOI_58107.jpg|thumb|right|300px|Anti-annexatieprotest in Den Haag. De Zeeuws-Vlaamse meiden dragen kaarten met daarop de tekst: ‘Geen annexatie van Nederlandsch grondgebied’, 3 juni 1919, foto, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 58107.]]
Het Zeeuws Volkslied ontstond in 1919 als reactie op Belgische annexatieplannen die al tijdens de Eerste Wereldoorlog opkwamen. Al vanaf de lente van 1915 begon een agressieve campagne voor gebiedsuitbreiding waarbij de Belgische regering de eigen pers voedde. Het afsluiten van de Schelde herinnerde de Belgen aan de periode rond 1830 tijdens de afscheiding van Nederland. Veel Belgen vonden dat Nederland zich pro-Duits opstelde door tijdens de oorlog neutraal te blijven. De Belgische regering wilde als compensatie voor de geleden schade twee Nederlandse gebieden annexeren: Zuid-Limburg (vanwege de steenkool) en Zeeuws-Vlaanderen (vanwege de toegang tot de Schelde en Antwerpen). Eigenlijk zaten er achter de annexatie dus gewoon politiek-economische motieven die niets met de oorlog te maken hadden.
In de bedreigde gebieden wachtte men niet werkloos af. De Zeeuws-Vlaamse bevolking richtte in vrijwel alle plaatsen anti-annexatiecomités op. Deze bombardeerden de regering met petities en telegrammen. Net als tijdens de Belgische afscheiding van 1830 voelde de meerderheid zich Nederlander. Die houding werd versterkt door recente ervaringen. De rampzalige gevolgen van de Eerste Wereldoorlog voor België toonden aan dat je beter af was in een neutraal land als Nederland.
[[Bestand:WOI_58108.jpg|thumb|left|300px|Anti-annexatiebetoging in Den Haag op 3 juni 1919, foto, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 58108.]]
In België was de goede ontvangst en behandeling van de vluchtelingen in Nederland tijdens de oorlog niet vergeten. De annexatie-eis werd lang niet door iedereen gesteund. De ‘annexionisten’ waren hoofdzakelijk Franstalig. Veel Walen vreesden daarnaast dat het annexeren van Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg een versterking van Vlaanderen zou betekenen. De Vlamingen wilden zelfs in meerderheid weinig van de annexatie weten. Volgens hen gaf het geen pas de naaste goede buur Nederland van grondgebied te beroven. De Antwerpse krant De Schelde betoogde dat de Nederlandse positie volgens het Vlaams nationalisme niet mocht afbrokkelen, omdat Nederland als tegenwicht moest dienen voor de Waals-Franse verbondenheid. Enkele –weliswaar minder serieus te nemen- kranten uit Nederland toonden opmerkelijk genoeg wél begrip voor de Belgische eisen, zoals De Telegraaf.


=== Pattist en De Hullu: strijders voor de Zeeuwse zaak ===
[[Bestand:WOI_12869.jpg|thumb|right|250px|Het Zeeuws-Vlaamse volkslied van J.N. Patist en J. Vreeken, 1917, affiche, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 12869.]]
Voorman van de Zeeuws-Vlaamse protestbeweging was dominee Patist uit Aardenburg. In zijn brochure Zeeuwsch-Vlaanderen Nederlandsch trachtte hij de hechte band tussen de Zeeuws-Vlamingen en de overige Noord-Nederlanders aan te tonen. ‘Zeeuwsch-Vlaanderen was Nederlandsch, is Nederlandsch en moet Nederlandsch blijven,’ schreef Patist in een vlammend betoog. Een minstens zo felle medestander vond hij in een landelijk bekende historicus en archivaris, de West Zeeuws-Vlaming J. de Hullu. Ook De Hullu stelde een werkje samen, waarvan de strekking al bleek uit de titel: Zeeuwsch-Vlaanderen, door historie en volksaard Noord-Nederlandsch gebied.
Ds. J.N. Patist vond dat het gebied van Hulst tot Cadzand 'eigen landje, maar deel van Nederland' moest blijven. Hij schreef in 1917 samen met J. Vreeken de tekst en muziek voor een protest-lied dat het Zeeuws-Vlaamse Volkslied zou worden.


Steenkool
=== Het Zeeuwse Volkslied ===
Door schaarste en om een eerlijke voedselvoorziening te garanderen gaat de overheid er tijdens de oorlog toe over producten op de bon te leveren. Zo is steenkool op de bon. In het voorjaar van 1917 duiken er echter plots grote voorraden op en vele bonnenbezitters zeggen geen kool meer nodig te hebben. De steenkool is afkomstig van Duitse schepen die via de rivieren en het Kanaal door Zuid-Beveland naar België varen en een deel van hun vracht verkopen voor vier tot zes gulden per mud.
[[Bestand:WOI_11148.jpg|thumb|left|300px|Het Zeeuws Volkslied van D. A. Poldermans stamt uit 1919, Affiches, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 11148.]]
 
[Krantenbericht over distributie van steenkolenbons, De Zeeuw, 15 februari 1917, pag. 2, ZB, Krantenbank Zeeland.]
 
Ook de smokkel van de Nederlandse naar de Belgische zijde is niet zonder gevaren, zoals uit onderstaand journaal blijkt:
Woensdag 9 januari 1918
‘Daar ligt — met gebroken oogen — de doodgeschoten smokkelaar. ’n Jonge kerel, misschien ‘n dertiger, het gezicht half onder ‘t slijk en onder ‘t bloed dat hem nog uit de twee gaten in de hals vloeit...
 
Zenuwachtig vertellen de kommiezen het volgende. Vlak bij de grens — op ‘n eenzaam weggetje — waren zij op ‘n smokkelpatrouille gestooten. ‘Halt’ hadden ze geroepen — maar de smokkelaars hadden hun zakken met boonen weggegooid en de vlucht genomen. Nog een ‘Halt’ — ze waren doorgerend, toen was ‘t schot gevallen — helaas! ‘t Doodelijke schot. Hij was toen geraakt — de anderen ontkomen in de duisternis.
Nu zijn we bij het huisje, waarvan de blinden voor de ramen half gesloten zijn. ‘n Man doet huilend open. Als ‘t zeildoek wordt weggenomen, snikt de man ‘t uit: ‘O God! is dat m‘n broer, is dat m‘n broer! Handenwringend staat hij tegen den deurpost geleund: ‘Ach meneer! was ie maar thuis gebleven — dan was er niets gebeurd... En op deze logica weet ik niets te antwoorden, wel weet ik: wie smokkelt moet er den dood voor over hebben.
Dan gaan we weg. ‘n Uur later passeer ik ‘t huisje. De vrouw staat aan de deur. Van den anderen kant komt ‘n militaire kommies. Ze vliegt naar hem toe, ze hangt om z‘n hals, ze snikt ‘t weer uit... ‘t Is de kommies die haar man heeft doodgeschoten. Vreeselijk!
‘k Ga dan naar den chef-dienstgeleider en geef hem in overweging dezen kommies nog op heden te verplaatsen. Dat gebeurt. Want hij is z’n leven niet meer zeker. Ze zouden hem in ‘t duister wel eens kunnen opwachten — die jonge kerels van daar straks! Heb ik den haat niet zien branden in hun oogen...’
Uit: Uit: J.G. Imhof, Mobilisatieherinneringen. Met de compagnie te velde, 1914 -1919 (Utrecht, ca. 1955). Imhof was luitenant in Zeeuws-Vlaanderen tijdens de oorlog.
 
[Marcherende soldaten. Gemaakt door onbekende tekenaar uit Sas van Gent, 1914-1918, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, tekeningen en prenten, recordnr. 1565.]
ANTI-ANNEXATIEBEWEGING
 
Zeeuws-Vlaanderen door België bedreigd gebied
Het Zeeuws Volkslied ontstaat in 1919 als reactie op Belgische annexatieplannen die al tijdens de Eerste Wereldoorlog opkomen. Al vanaf de lente van 1915 begint een agressieve campagne voor gebiedsuitbreiding waarbij de Belgische regering de eigen pers voedt. Het afsluiten van de Schelde herinnert de Belgen aan de periode rond 1830 tijdens de afscheiding van Nederland. Veel Belgen vinden dat Nederland zich pro-Duits opstelt door tijdens de oorlog neutraal te blijven. De Belgische regering wil als compensatie voor de geleden schade twee Nederlandse gebieden annexeren: Zuid-Limburg (vanwege de steenkool) en Zeeuws-Vlaanderen (vanwege de toegang tot de Schelde en Antwerpen). Eigenlijk zitten er achter de annexatie dus gewoon economische motieven die niets met de oorlog hebben te maken.
In de bedreigde gebieden wacht men niet werkloos af. De Zeeuws-Vlaamse bevolking richt in vrijwel alle plaatsen anti-annexatiecomités op. Deze bombarderen de regering met petities en telegrammen. Net als tijdens de Belgische afscheiding van 1830 voelt de meerderheid zich Nederlander. De houding wordt versterkt door recente ervaringen. De rampzalige gevolgen van de Eerste Wereldoorlog voor België tonen aan dat je beter af bent in een neutraal land als Nederland.
[Anti-annexatieprotest in Den Haag. De Zeeuws-Vlaamse meiden dragen kaarten met daarop de tekst: ‘Geen annexatie van Nederlandsch grondgebied’, 3 juni 1919, foto, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 58107.]
 
Pattist en De Hullu: strijders voor de Zeeuwse zaak
Voorman van de Zeeuws-Vlaamse protestbeweging is dominee Patist uit Aardenburg. In zijn brochure Zeeuwsch-Vlaanderen Nederlandsch tracht hij de hechte band tussen de Zeeuws-Vlamingen en de overige Noord-Nederlanders aan te tonen. ‘Zeeuwsch-Vlaanderen was Nederlandsch, is Nederlandsch en moet Nederlandsch blijven,’ schrijft Patist vlammend. Een minstens zo felle medestander vindt hij in een landelijk bekende historicus en archivaris, de West Zeeuws-Vlaming J. de Hullu. Ook De Hullu stelde een werkje samen, waarvan de strekking al blijkt uit de titel: Zeeuwsch-Vlaanderen, door historie en volksaard Noord-Nederlandsch gebied.
Ds. J.N. Patist vindt dat het gebied van Hulst tot Cadzand 'eigen landje, maar deel van Nederland' moet blijven. Hij schrijft samen met J. Vreeken in 1917 de tekst en muziek voor een protest-lied dat het Zeeuws-Vlaamse Volkslied zal gaan heten.
[Het Zeeuws-Vlaamse volkslied van J.N. Patist en J. Vreeken, 1917, affiche, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 12869.]
 
Het Zeeuwse Volkslied
In 1919 komt het Belgische annexatie-streven nog sterker naar voren. Een grote groep mensen in heel Zeeland wil dan haar steun aan Nederland betuigen. De hoofdonderwijzer uit 's-Gravenpolder, D.A. Poldermans, schrijft de woorden van een volkslied. De Middelburgse dirigent J. Morks schrijft hier de muziek bij. Dit Zeeuws Volkslied dragen zij op aan de Commissaris der Koningin, mr. H.J. Dijckmeester. Het lied blijkt een blijvertje: bij allerlei gelegenheden, zoals de nieuwjaarsreceptie van het Provinciaal Bestuur, wordt het door de gasten ten gehore gebracht.
In 1919 komt het Belgische annexatie-streven nog sterker naar voren. Een grote groep mensen in heel Zeeland wil dan haar steun aan Nederland betuigen. De hoofdonderwijzer uit 's-Gravenpolder, D.A. Poldermans, schrijft de woorden van een volkslied. De Middelburgse dirigent J. Morks schrijft hier de muziek bij. Dit Zeeuws Volkslied dragen zij op aan de Commissaris der Koningin, mr. H.J. Dijckmeester. Het lied blijkt een blijvertje: bij allerlei gelegenheden, zoals de nieuwjaarsreceptie van het Provinciaal Bestuur, wordt het door de gasten ten gehore gebracht.
[Het Zeeuws Volkslied van D. A. Poldermans stamt uit 1919, Affiches, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 11148.]


Waalse eisen en Vlaamse onwil
=== Nederland steunt Zeeuws-Vlaanderen en Limburg ===
In België is de goede ontvangst en behandeling van de vluchtelingen in Nederland tijdens de oorlog niet vergeten. De annexatie-eis wordt lang niet door iedereen gesteund. De ‘annexionisten’ zijn hoofdzakelijk Franstalig. Veel Walen vrezen daarnaast dat het annexeren van Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg een versterking van Vlaanderen zal betekenen. De Vlamingen willen zelfs in meerderheid weinig van de annexatie weten. Volgens hen geeft het geen pas de naaste goede buur Nederland van grondgebied te beroven. De Antwerpse krant De Schelde betoogt dat de Nederlandse positie volgens het Vlaams nationalisme niet mag afbrokkelen, omdat Nederland als tegenwicht moet dienen voor de Waals-Franse verbondenheid. Enkele –weliswaar minder serieus te neme- kranten uit Nederland tonen opmerkelijk genoeg wél begrip voor de Belgische eisen, zoals De Telegraaf.
[[Bestand:WOI_91823.jpg|thumb|right|300px|Feest in Terneuzen als de annexatiepogingen van België mislukken, 1919, foto, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 91823.]]
De annexatie-eisen bevorderden een algemeen Zeeuws bewustzijn. Voor die tijd voelden de gewone Zeeuwen zich eerder bewoners van hun eiland dan van een gemeenschappelijk Zeeland. Nu ontstond het Zeeuws-Vlaamse en het Zeeuwse volkslied. Het Zeeuws-Vlaamse, ‘Van d’Ee tot Hontenisse’, werd gecomponeerd door A. Lijsen, J. Vreeken en J.N. Patist. Tijdens een landelijke protestbijeenkomst in Den Haag werd het gezongen door Minnie de Jonge. Hierna werd het lied snel gemeengoed. Bij een ontvangst op Huis ten Bosch in mei 1919, na een andere Haagse demonstratie, verklaarde koningin Wilhelmina dat de Zeeuws-Vlaamse en Limburgse volksliederen overal werden gezongen, ‘ook door de soldaten, wanneer zij op mars zijn.’  
[Anti-annexatiebetoging in Den Haag op 3 juni 1919, foto, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 58108.]
D.A. Poldermans, schoolhoofd van ‘s-Gravenpolder en tevens auteur van jongensboeken en dialectschetsen, schreef de tekst van het Zeeuwse volkslied, ‘Geen dierder plek voor ons op aard.’ Poldermans behandelde de bedreiging van Zeeuws-Vlaanderen als een algemeen Zeeuwse zaak en vertolkte daarmee het Zeeuwse bewustzijn. De muziek werd gecomponeerd door Jan Morks, ‘kapelmeester’ van Middelburg en componist van de legendarische kleppermars, de ‘Marcia Castagnole.’
 
Nederland steunt Zeeuws-Vlaanderen en Limburg
De annexatie-eisen bevorderen een algemeen Zeeuws bewustzijn. Voor die tijd voelen de gewone Zeeuwen zich eerder bewoners van hun eiland dan van een gemeenschappelijk Zeeland. Nu ontstaat het Zeeuws-Vlaamse en het Zeeuwse volkslied. Het Zeeuws-Vlaamse, ‘Van d’Ee tot Hontenisse’, is gecomponeerd door A. Lijsen, J. Vreeken en J.N. Patist. Tijdens een landelijke protestbijeenkomst in Den Haag wordt het gezongen door Minnie de Jonge. Hierna wordt het lied snel gemeengoed. Bij een ontvangst op Huis ten Bosch in mei 1919, na een andere Haagse demonstratie, verklaart koningin Wilhelmina dat de Zeeuws-Vlaamse en Limburgse volksliederen overal worden gezongen, ‘ook door de soldaten, wanneer zij op mars zijn.’  
D.A. Poldermans, schoolhoofd van ‘s-Gravenpolder en tevens auteur van jongensboeken en dialectschetsen, schrijft de tekst van het Zeeuwse volkslied, ‘Geen dierder plek voor ons op aard.’ Poldermans behandelt de bedreiging van Zeeuws-Vlaanderen als een algemeen Zeeuwse zaak en vertolkt daarmee het Zeeuwse bewustzijn. De muziek wordt gecomponeerd door Jan Morks, ‘kapelmeester’ van Middelburg en componist van de legendarische kleppermars, de ‘Marcia Castagnole.’
[Feest in Terneuzen als de annexatiepogingen van België mislukken, 1919, foto, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 91823.]
 
Een definitieve streep door de Belgische plannen
Het opvlammende nationalisme van de Zeeuws-Vlamingen en de Limburgers beïnvloed de internationale onderhandelingen sterk. Vooral de Engelse delegatie is onder de indruk van het sentiment in de Nederlandse grensstreek. Bovendien zit in Engeland niemand op een mogelijke nieuwe oorlog tussen de twee buurlanden te wachten.
Op 5 maart 1919 brengt koningin Wilhelmina een bezoek aan het bedreigde deel van Zeeland. Hierbij worden de patriottische gevoelens krachtig geuit. Ongeveer een maand later komt uit Parijs het verlossende bericht. Het Nederlandse grondgebied blijft onaangetast. Op 6 juni 1919 bevestigt minister Van Karnebeek van Buitenlandse Zaken in de Tweede Kamer dat er geen enkele Belgische annexatie zal plaatsvinden. Op 9 september van dat jaar vind in IJzendijke een feestmaaltijd plaats voor de leden van het anti-annexatiecomité. Dat is inmiddels opgeheven, maar de gangen van het menu geven de stemming goed weer met onder meer: ‘Schelde-visch met Oranjesaus’ en ‘Anti-annexionistische Patrijzen met Pattistsaus.’ Het dessert? Deputatievruchten, Vredestaart en Eendrachtskoffie.
[Feest in Biervliet, als de annexatieplannen definitief niet doorgaan, foto, ca. 1919, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 17409.]


=== Een definitieve streep door de Belgische plannen ===
[[Bestand:WOI_17409.jpg|thumb|right|250px|Feest in Biervliet, als de annexatieplannen definitief niet doorgaan, foto, ca. 1919, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 17409.]]
Het opvlammende nationalisme van de Zeeuws-Vlamingen en de Limburgers beïnvloedde de internationale onderhandelingen sterk. Vooral de Engelse delegatie was onder de indruk van het sentiment in de Nederlandse grensstreek. Bovendien zat in Engeland niemand op een mogelijke nieuwe oorlog tussen de twee buurlanden te wachten.
Op 5 maart 1919 bracht koningin Wilhelmina een bezoek aan het bedreigde deel van Zeeland. Hierbij werden de patriottische gevoelens krachtig geuit. Ongeveer een maand later kwam uit Parijs het verlossende bericht. Het Nederlandse grondgebied bleef onaangetast. Op 6 juni 1919 bevestigde minister Van Karnebeek van Buitenlandse Zaken in de Tweede Kamer dat er geen enkele Belgische annexatie zou plaatsvinden. Op 9 september van dat jaar vond in IJzendijke een feestmaaltijd plaats voor de leden van het anti-annexatiecomité. Dat was inmiddels opgeheven, maar de gangen van het menu gaven de stemming goed weer met onder meer: ''Schelde-visch met Oranjesaus'' en ''Anti-annexionistische Patrijzen met Pattistsaus.'' Het dessert bestond uit ''Deputatievruchten, Vredestaart en Eendrachtskoffie.''


== Auteur ==
== Auteur ==
Regel 394: Regel 278:


-Kuipers, Jan J.B. en Johan Francke, Geschiedenis van Zeeland. De canon van ons Zeeuws verleden (Zutphen, 2009).
-Kuipers, Jan J.B. en Johan Francke, Geschiedenis van Zeeland. De canon van ons Zeeuws verleden (Zutphen, 2009).
-[http://zoeken.zeeuwsebibliotheek.nl/?itemid=|universal/sru|http://data.bibliotheek.nl/ggc/ppn/370552741 Linden, Henk van der en Leo van der Vliet, ''Zeeland en de Eerste Wereldoorlog'' (Soesterberg, 2015).]


-Lith, Hans van, Plotseling een vreselijke knal. Bommen en mijnen treffen neutraal Nederland, 1914-1918 (Zaltbommel, 2001).  
-Lith, Hans van, Plotseling een vreselijke knal. Bommen en mijnen treffen neutraal Nederland, 1914-1918 (Zaltbommel, 2001).  
Regel 440: Regel 326:


-Wabeke, A. ‘Niet vernield’ tijdwoord met het oog op de benarde tijdsomstandigheden gedurende den Grooten Europeeschen Oorlog (1914-‘15) (Goes, 1915).  
-Wabeke, A. ‘Niet vernield’ tijdwoord met het oog op de benarde tijdsomstandigheden gedurende den Grooten Europeeschen Oorlog (1914-‘15) (Goes, 1915).  
 
[[Bestand:ZwemerBarth.jpg|right|thumb|250px|Omslag van het boek ''Zeeland tijdens de Eerste Wereldoorlog'' door Jan Zwemer en Allie Barth]]
-Wandel, Marinus, Mobilisatie dagboek, 1914-1918 [handschrift] (Nieuwerkerk, 1940).  
-Wandel, Marinus, Mobilisatie dagboek, 1914-1918 [handschrift] (Nieuwerkerk, 1940).  


-Zwemer, Jan, Onrust en welvaart. Het platteland van de Zeeuwse eilanden in het tijdvak van de Eerste Wereldoorlog, 1910-1922 (Vlissingen, 2011).  
-Zwemer, Jan, Onrust en welvaart. Het platteland van de Zeeuwse eilanden in het tijdvak van de Eerste Wereldoorlog, 1910-1922 (Vlissingen, 2011).  
-[http://zoeken.zeeuwsebibliotheek.nl/?itemid=|universal/sru|http://data.bibliotheek.nl/ggc/ppn/382056760 Zwemer, Jan en Allie Barth, ''Zeeland tijdens de Eerste Wereldoorlog'' (Goes, 2014).]


=== Collecties ===
=== Collecties ===
-Jongejan, Marlies (samenst.), Inventaris op de collectie G.J. Sprenger, aanwezig in de Zeeuwse Bibliotheek (Middelburg, 1987).
*[https://opac.zebi.nl/vubis/PDF/325427089.pdf Jongejan, Marlies (samenst.), ''Inventaris op de collectie G.J. Sprenger, aanwezig in de Zeeuwse Bibliotheek'' (Middelburg, 1987).]
 
*[https://opac.zebi.nl/vubis/PDF/325427011.pdf Jongejan, Marlies (samenst.), ''Inventaris van de collectie van het Oorlogsmuseum Goes (restant), aanwezig in de Zeeuwse Bibliotheek'' (Middelburg, 1987). 1 archiefdoos (krantenartikelen, liedjes, telegram, schadevergoeding, paspoort)]
-Wiggers, Arnold (samenst.), Inventaris van de stukken afkomstig van H.J.G. Hartman (1861-19..), griffier van de Provinciale Staten voornamelijk betrekking hebbend op zijn werk voor de Belgische vluchtelingen tijdens W.O. I (Middelburg, 1988).
*[https://opac.zebi.nl/vubis/PDF/325439613.pdf Wiggers, Arnold (samenst.), ''Inventaris van de stukken afkomstig van H.J.G. Hartman (1861-19..), griffier van de Provinciale Staten voornamelijk betrekking hebbend op zijn werk voor de Belgische vluchtelingen tijdens W.O. I'' (Middelburg, 1988).]
 
*[https://opac.zebi.nl/vubis/PDF/325490376.pdf Wiggers, Arnold (samenst.), ''Inventaris op de collectie oorlogsdocumentatie 1914-1918 afkomstig uit het bezit van P. Dumon-Tak, burgemeester van Middelburg (1915-1933)'' (Middelburg, 1993)].
-Wiggers, Arnold (samenst.), Inventaris op de collectie oorlogsdocumentatie 1914-1918 afkomstig uit het bezit van P. Dumon-Tak, burgemeester van Middelburg (1915-1933) (Middelburg, 1993).


=== Romans ===
=== Romans ===

Huidige versie van 21 nov 2017 om 12:41

Eerste Wereldoorlog (1914-1918)
Militaire barakken bij Cadzand, Prentbriefkaart ca. 1918, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr.2550
Publicatie van een vaarverbod in de Wielingen, 1914, affiche, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 5845
In remembrance of the reception of the Belgian fugitives in Holland, 1914. Memory of the war of England, Belgium, France against Germany (afbeelding), 27x40 cm., Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, tekeningen en prenten, recordnr. 88.

Nederland bleef tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) neutraal, maar zeker in Zeeland was die oorlog erg dichtbij. Militairen werden gemobiliseerd om de grenzen tegen een Duitse of Engelse aanval te bewaken. Het gedonder van het zware geschut aan het front in Vlaanderen was tot ver in de provincie te horen. Duizenden Belgen vluchtten in 1914 voor het oorlogsgeweld naar Zeeland. De Duitsers sloten de grens hermetisch af met een elektrisch geladen versperring die veel doden eiste. Desondanks tierde de smokkelhandel in Zeeuws-Vlaanderen welig. In Zeeland zelf vielen de nodige slachtoffers door ‘vergissingsbombardementen.’ Toen de vrede eindelijk getekend was dreigde opnieuw gevaar: België eiste als ‘compensatievergoeding’ Zeeuws-Vlaanderen op. Vanuit Zeeuws-Vlaanderen startte een nationalistisch reveil om de Zeeuwse gelederen gesloten te houden.

Mobilisatie

Deel van het militaire tentenkamp gebouwd tijdens de mobilisatie in Westkapelle op het Zuidervroon, ca. 1914-1916, prentbriefkaart, Zeeuws Archief, Minderhoud-0178.
Militair tentenkamp gebouwd tijdens de mobilisatie in Westkapelle op het Zuidervroon, ca. 1914-1916, prentbriefkaart, Zeeuws Archief, Minderhoud-0179.

In verband met de oorlogsdreiging werd op 31 juli 1914 een algehele mobilisatie afgekondigd voor Nederland. Alle militairen moesten zich op 1 augustus melden bij hun kazerne. Het leger bestond op dat moment uit de militie (het veldleger), de landweer (die bewaakt de grens, de kust, bruggen, spoorwegen, etc.) en de landstorm. Er werden 200.000 mensen opgeroepen. Ook kwam er een maximumprijs voor voedingsmiddelen.

Inkwartiering van militairen

Barakkenkamp van de gemobiliseerde militairen bij Westkapelle op het Zuidervroon, ca. 1914-1916, prentbriefkaart, Zeeuws Archief, Minderhoud-0177.
Bewoners van Westkapelle met de bij hen ingekwartierde gemobiliseerde soldaten, ca. 1914, Zeeuws Archief, Minderhoud-0176

Soldaten werden in het gehele land ingekwartierd. In Zeeland bevond zich een divisie rond Bergen op Zoom, een divisie op Walcheren en er waren soldaten langs de grens en de kust. Nederland moest zich immers ook bij een Engelse aanval kunnen verdedigen. Bij het pompstation van het waterleidingbedrijf bij Dishoek was een barakkenkamp voor de artillerie. Ook werden militairen ingekwartierd bij mensen thuis. Die ontvingen daarvoor een vergoeding: 20 cent overnachtingskosten en 60 cent per dag voor voedsel. De soldaten zelf kregen 14 cent per dag. De klasseverschillen waren hier duidelijk zichtbaar want een sergeant kreeg fl. 1,35 per dag.

Westerschelde afgesloten

Op 5 augustus werd de monding van de Westerschelde afgesloten voor oorlogsschepen van beide partijen. Militaire hulp aan de belegerde stad Antwerpen was op deze wijze uitgesloten. Dat zette kwaad bloed bij zowel de Engelsen –die op deze wijze te hulp wilden schieten- als bij de Belgen, die de stad niet konden versterken. Men verweet Nederland een pro-Duitse houding. Dat Duitsland hierdoor geen u-boten naar de Scheldestad kon sturen deed aan die opinie niets af.

Vluchtelingenzorg

Antwerpen valt

Belgische vluchtelingen staan in de rij voor de Nederlandsche Bank in de Gortstraat in Middelburg, prentbriefkaart 1914, Zeeuws Archief, Collectie KZGW, ZI, P-01914

Op 30 september 1914 viel het eerste fort bij Antwerpen in Duitse handen en begon een massale uittocht van burgers uit België. De Belgen waren bang voor moordende legereenheden van de Duitsers. Onder hen waren Poolse Joden, Armeniërs en Oostenrijkers. Als ze geld hadden reisden dezen door naar Engeland. In Vlissingen waren ook uit Engeland en België uitgewezen Duitsers en uit Amerika afkomstige Russen, die via Nederland hoopten verder te reizen. Na de val van Antwerpen herbergde Vlissingen 40.000 tot 50.000 Belgische vluchtelingen. Van de één miljoen Belgen die vluchten gingen er zo een 450.000 via Zeeland. Na verloop van tijd keerden Veel Belgen terug naar hun huizen, maar in december 1918 waren er nog altijd 124.000 Belgen in Nederland. Uit drukke vluchtelingengebieden zoals Zeeuws-Vlaanderen werden de vluchtelingen in 1914 naar kampen elders in het land overgebracht. Mensen die genoeg geld hadden bleven op eigen kosten in hotels in bijvoorbeeld de badplaats Domburg.

In de St. Jorisdoelen in Middelburg werd in 1914 door het Comité de Secours aux Victimes Belge een tentoonstelling gehouden waarvan de opbrengst ten goede kwam aan de oorlogsslachtoffers en vluchtelingen, affiche 1914, ontwerp Leo Gestel, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 4196

In de nacht van 7 op 8 oktober 1914 werd Antwerpen beschoten. Het gevolg was een massale vlucht van de bevolking. De eerste zorg van de overheid was al deze vluchtelingen onderdak te bieden en te voeden. Daartoe werden militaire organisaties ingeschakeld. Ch. J.M. Ruys de Beerenbrouck werd benoemd tot regeringscommissaris voor vluchtelingen in Noord-Brabant en Zeeland. In Sas van Gent bijvoorbeeld bevonden zich in september 1918 in totaal 1.121 Belgische vluchtelingen; de gemeente zelf telde op dat moment 2.666 zielen.

Eén miljoen vluchtelingen

Dames uit de burgerij van Middelburg, verenigd in een actiecomité, smeren brood voor de Belgische vluchtelingen, foto ca. 1915, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 2370.

In 1914 vluchtten meer dan één miljoen Belgen de Nederlandse grens over voor politiek asiel. Ongeveer honderdduizend bleven er tot het eind van de oorlog in ons land. De hulpverlening beperkte zich aanvankelijk tot het verstrekken van informatie; de immigranten dienden in hun eigen huisvesting te voorzien. De enorme golf van duizenden ontheemde Belgen die Zeeuws-Vlaanderen overspoelde maakte dit snel tot een illusie. Een inderhaast opgericht provinciaal hulpcomité meldde in haar verslag over augustus 1914 tot juli 1915:De wegen raken vol met de vluchtende massa’s, de grensdorpen vullen zich tot de laatste plaats.

Indeling van de kampen

Belgische vluchtelingen bereiden hun eigen maaltijd in Middelburg, prentbriefkaart 1914, Zeeuws Archief, Collectie KZGW, ZI, P-03695

De klasse-maatschappij weerspiegelde zich in de indeling van de vluchtelingen in drie categorieën: de gevaarlijke of ongewenste elementen, de minder gewensten en de fatsoenlijke behoeftigen. Rijke Belgen zorgden zelf voor hun onderkomen. Elk kamp bezat woon- en slaapverblijven, en eetzalen. Norm was dat alles wat in een dorp aanwezig was ook in een kamp aanwezig moest zijn. Daarom waren er in elk kamp scholen, ziekenhuizen, kerk, postkantoor, magazijn, wasserijen, leeszalen, kantines, kantoren en soms een schouwburg aanwezig. De vluchtelingen werden aan het werk gezet. Hun dag zag er bijvoorbeeld zo uit:

  • 06.30 opstaan
  • 07.00-07.30 ontbijt
  • 08.30-12.00 verplichte arbeid
  • 12.30-14.00 lunch en middagpauze
  • 14.00-17.00 verplichte arbeid
  • 17.30 avondmaaltijd
Belgische vluchtelingen in de voor hen ingerichte slaapplaats in het Schuttershof in Middelburg, Zeeuws Archief, Collectie KZGW, ZI, P-03692

Distributie en tewerkstelling

Het ontbijt voor de Belgische vluchtelingen wordt klaargemaakt in Middelburg, foto: E. Helder, ca. 1914, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 20964.

Vanuit Zeeuws-Vlaanderen verspreidden de Belgen zich naar de Zeeuwse eilanden en verder over Nederland. Ook zochten tallozen via de Vlissingse Stoomvaart Maatschappij Zeeland, hun heil in Engeland. Het onderbrengen van de achterblijvers gebeurde in leegstaande huizen, scholen en kerken of in barakken zoals in Clinge of een ‘vluchtelingenloods’ aan de Prins Hendrikweg te Vlissingen. Hontenisse kreeg een vluchtelingenkamp. Provinciale en lokale comités hadden hun handen vol aan de verwerving en distributie van hulpgoederen zoals voedsel, kleding en steenkool. Tewerkstelling van de vluchtelingen vond plaats in onder andere werkhuizen van de Rockefeller Foundation te Middelburg en Vlissingen en ten slotte bij vele particuliere werkgevers. Tegen het einde van de oorlog, toen de Duitsers aan het terugtrekken waren werd de elektrische draad op vele plaatsen doorgeknipt en stroomden vele vluchtelingen Nederland binnen. De elektrische stroom was er dan ook afgehaald.

Interneringskampen

Militairen geïnterneerd

Gewonde Belgische militairen voor het hospitaal van de Achtergracht in Middelburg, prentbriefkaart, 1914-1918, Zeeuws Archief, Collectie KZGW, ZI-P-03691
Gewonde Belgische militair leest de Middelburgsche Courant bij het ziekenhuis aan de Achtergracht in Middelburg, prentbriefkaart, 1914-1918, Zeeuws Archief, Collectie KZGW, ZI-P-03690

Na de Duitse aanval op Antwerpen, in oktober 1914, vluchtten ongeveer 35.000 Belgische militairen de grens met Nederland over. Omdat Nederland neutraal was moeten alle buitenlandse soldaten worden geïnterneerd. In november werd besloten dat de vluchtelingen die niet naar België waren teruggekeerd en niet in hun eigen onderhoud konden voorzien in vluchtoorden zouden worden ondergebracht. Dat jaar begon het al in november te sneeuwen en ’s nachts vroor het. Veel burgers verzetten zich tegen deze maatregelen, maar voor de vluchtelingen viel er niet veel te kiezen als burgemeesters de uitkeringen buiten vluchtoorden staakten.

Belgische, Duitse en Engelse vluchtelingen

Grensovergang bij Koewacht. Zeker voor de grenswachters zelf was het vrij eenvoudig hier de grens over te steken. Later in de oorlog werden de versperringen veel zwaarder, prentbriefkaart, Zeeuws Archief, Collectie KZGW, ZI, P-07720

Er kwamen niet alleen Belgische militairen naar Nederland. Toen België eenmaal bezet was kwamen er ook Duitse soldaten die niet langer aan het front wilden vechten. Zodra ze bij de grens kwamen vluchtten ze naar Nederland. Ook stortten vliegeniers neer en strandden er schepen op de Nederlandse kust. De Duitse en Engelse bemanningsleden werden dan ook opgepakt en geïnterneerd, totdat de oorlog afgelopen was.

De vliegtuigfabriek van Cadzand

De Albatros Taube A29/13, een verkenningsvliegtuig van de Duitse Luftwaffe die op 20 augustus 1914 bij Oostburg door leutnant Hans Hesse aan de grond werd gezet, waarna deze in beslag genomen werd., foto, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 103427.

Op 20 augustus 1914 landde bij Oostburg in Zeeuws-Vlaanderen een eenmotorige Taube. Dit Duitse toestel werd gevlogen door luitenant Herse. Hij was vanuit Luik opgestegen en maakte via Namen een verkenningsvlucht. Bij Oostende kreeg hij motorstoring en was gedwongen een noodlanding te maken. Herse werd gevangengenomen door militairen van de grenswacht en de marechaussee. Het was het eerste vliegtuig dat in Nederland landde. Na dit vliegtuig volgden er nog vele andere. In Zeeland strandden op deze of andere wijze tijdens de oorlog in totaal 66 toestellen. Na de Taube volgden in december nog een Britse Farman, in januari 1915 een Franse Morane Saulnier en in februari een Franse Voisin. Omdat veel piloten niet in vijandelijke handen wilden vallen maakten ze een noodlanding in Zeeuws-Vlaanderen, vaak op het strand bij Cadzand. De luchtvaartafdeling haalde ze daar met een soort dieplader op om ze naar Soesterberg te brengen. Gezien het aantal vliegtuigen dat uit Zeeuws-Vlaanderen naar Soesterberg kwam sprak het personeel daar van ‘de fabriek van Cadzand.’

Spionage

Vlissingen, broeinest van informatie

Niet alle van spionage verdachte personen blijken schuldig, Krantenbank Zeeland, Middelburgsche Courant, 27 november 1916, pag. 1

Zeeland en meer in het bijzonder Vlissingen op Walcheren en de grensstreek in Zeeuws-Vlaanderen waren in de oorlogsjaren een interessant gebied voor spionnen. Vlissingen lag aan de vaarroute naar het door Duitsland bezette Antwerpen, had een bootverbinding met Engeland en er was een marinebasis. Het stikte in de provincie van de vluchtelingen van alle nationaliteiten en er was in Vlissingen een Belgisch, Duits, Engels en Frans consulaat in de stad. Reden genoeg voor spionage actitviteiten. De politie in Vlissingen, de Koninklijk Marechaussee en de Territoriale Commandant Zeeland in Middelburg hadden hun handen vol aan het volgen van verdachte personen.

Het huis Norsk Hjem (rechtsvoor) van de van spionage verdachte Van Woringen aan de boulevard in Domburg vanaf de Hoge Hil gezien. Het had een voor die tijd zeer moderne betonvloer, Prentbriefkaart, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, 3416
Drie spionnen worden in 1918 in Middelburg aangehouden, Krantenbank Zeeland, Vlissingse Courant, 15 juni 1918, pag. 2

Eén van die verdachten was Joseph Alexander van Woringen. Deze uit Duitse ouders geboren industrieel woonde rond 1910 nog in Antwerpen, maar vertoefde in de zomer in de badplaats Domburg. Daar liet hij de villa Norsk Hjem bouwen. In 1915 beschuldigde een Engelse gezant hem van spionage activiteiten. Hij zou met een telegrafietoestel berichten verzenden en ’s nachts post ontvangen en er op uitgaan. Bovendien had hij vanuit zijn huis uitzicht op het scheepvaartverkeer op de Westerscheldemonding. De beschuldigingen bleken ongegrond en Van Woringen (die ondertussen voor vuile mof en spion werd uitgemaakt) eiste rectificatie in de Walcherse kranten.

Engelse spionnen

De Engelsen E.W. Paulton en H. Groome beweerden koerier te zijn van de Daily Chronicle en Daily Telegraph. Ze stuurden Duitse kranten naar Engeland, die hen uit Amsterdam werden opgestuurd. Het tweetal verbleef in een eersteklas hotel in Vlissingen en trok daarmee de aandacht van de politie. Van Paulton werd vastgesteld dat hij zonder toestemming foto’s maakte van torpedoboten, mijnenleggers en geïnterneerde Engelse vliegers. Hij werd gearresteerd en naar het bureau gebracht. Na vijf dagen detentie werd hij op bevel van de autoriteiten op de boot naar Engeland gezet, evenals collega Groome.

Oorlog op zee

Zeemijnen

Gevaar zien de meeste mensen aanvankelijk niet in oorlogstuig. mensen van de "Noordkant" ( gemeente Noordwelle) poseren op het strand van Renesse bij een aangespoelde zeemijn, recht voor het zogenaamde "Vlaamse diekje"; v.l.n.r.: Jans Hogerland, Pie Strijk-van den Berg, Simon Struijk, dienstmeisje Nellie Struijk en Centina Hogerland met Polly de hond, ca. 1918, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 11632.

Tijdens de oorlog zouden de losgeslagen zeemijnen de meeste slachtoffers vergen binnen de provincie. Op diverse plaatsen spoelden exemplaren aan. Op 14 november 1914 spoelden enkele zeemijnen aan bij Westkapelle. Volgens internationale afspraken moest hierbij het ontstekingsmechanisme automatisch uitschakelen, maar dat bleek lang niet altijd het geval. Twee mijnen werden ontmanteld. Een derde mijn lag op de basaltglooiing en terwijl enige dorpsbewoners de demontage gadesloegen ontplofte de mijn en kwamen negen mensen om het leven. De klap was op het hele eiland te horen.

Dit incident moest iedereen van het gevaar doordringen, maar niets bleek minder waar. Op 2 maart 1915 spoelde een mijn tegen de dijk van het havenhoofd van Zierikzee. Het ding bleef, hoewel ontdekt, onbewaakt liggen. Drie zoons van de nabijgelegen boerderij van Cashoek trachten het ding aan de wal te trekken met behulp van een landarbeider en een andere jongen. Een kreukelzoeker zag de mijn exploderen. In vier jaar oorlog zouden in totaal 6.450 zeemijnen op de Nederlandse kust aanspoelen.

Bericht over het ongeluk met de Triton in de krant, Krantenbank Zeeland, Zierikzeesche Nieuwsbode, 20 januari 1915, pag. 2

Naast onderzeeboten vormen drijvende zeemijnen een groot gevaar. In de oorlog gingen 175 vissersvaartuigen ten onder en kwamen 862 bemanningsleden om het leven. Er ontploften mijnen op stranden en dijken. De mijnenveger Hr. Ms. Triton verliet op 19 januari 1915 de haven van Breskens om zelf een mijnenveld te vernieuwen. Daarbij werd een sloep te water gelaten om een mijn te controleren. Luitenant ter zee der tweede klasse Luden bracht daarbij het explosief tot ontploffing. De sloep werd aan stukken geslagen en de vijf bemanningsleden kwamen om het leven.

Vissers buiten de route

Bericht uit de krant over het ongeval met de Bressiaander vissersboot, Krantenbank Zeeland, Goesche Courant, 17 juni 1915, pag. 3

Eveneens in 1915 gaat het nogmaals fout als vijf schepen uit Breskens op woensdag 16 juni 1915 uit vissen gaan. In de monding van de Westerschelde komen ze onder Knokke en nemen op de terugweg een verboden koers ten zuiden van ondiepten die de Walvischstaart heten. Daar ligt een Nederlands mijnenveld dat de toegang tot de Westerschelde moet beschermen tegen indringers. De Breskens 19 vaart op een mijn waarna het schip door de explosie uit elkaar wordt gereten. De vier bemanningsleden worden tientallen meters weggeslingerd en vinden de dood. Pas na veertien dagen spoelen alle verdronkenen aan en worden ze begraven. Het incident blijft niet zonder gevolgen. Niet alleen vissers uit Breskens maar ook uit Arnemuiden en Vlissingen moeten zich verantwoorden voor het buiten de toegestane routes varen. De officier van justitie eist 15 gulden boete. Bovendien kunnen de vissers zo geheime oefeningen van de marine gadeslaan en dat is niet de bedoeling.

Britse zeemijn bij Westkapelle

Begrafenis van 7 van de 9 slachtoffers die bij het demonteren van een zeemijn op 16 november 1914 omkwamen, 19 november 1914, fotoreproductie; N. Flipse-Roelse, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 39697

Op vrijdag 15 februari 1918 kreeg de vissersboot ARM 16 van Lieven van Belzen tijdens het vissen bij Westkapelle een mijn in het net. De schipper kapte het net en verankerde de mijn. Toen het schip na enige tijd terugkwam met het stoomloodsvaartuig nr. 14 van de onderzoekdienst Zuiderfrontier voer de laatste op een andere mijn. Negen doden vielen te betreuren. Het incident kreeg een staartje, want de mijn lag net voorbij de territoriale wateren in de vaargeul, maar bleek van Britse makelij.

Aanvallen op neutrale schepen

De bemanning van een Engelse duikboot pikt een schipbreukeling op, Krantenbank Zeeland, Soldaten Courant, 25 februari 1917, pag. 1

Zowel van Engelse als door Duitse zijde werd de Nederlandse scheepvaart aangevallen vanuit de lucht en het water. Al deze incidenten werden gerapporteerd en het ministerie van Buitenlandse zaken in Berlijn en Londen werd ter verantwoording geroepen. Telkens met hetzelfde resultaat. Ontkenning van het gebeurde (ten minste tot na de oorlog) of de verklaring dat het schip niet als neutraal zijnde was te herkennen. Het motorschip Cornelis van de reder J.A. van Rompu uit Terneuzen was op donderdag 29 juli 1915 onderweg naar Engeland toen ter hoogte van het lichtschip Schouwenbank een onbekend watervliegtuig opdook. Dit gooide vier bommen naar het schip. Geen daarvan trof doel, maar de explosies waren zo dichtbij dat scherven op het dek kwamen. Een van de brokstukken was herkenbaar door een nummer. Het bleek een Duitse bom. Kapitein van Buuren verklaarde dat zijn schip de Nederlandse vlag voerde, er Nederlandse kleuren op de romp waren geschilderd en de naam met de thuishaven in letters van een halve meter hoog op de romp was geschilderd. Op het moment dat de bommen werden gegooid werden ogenblikkelijk Nederlandse vlaggen op het dek uitgespreid. Daarop verdween het vliegtuig. Terug op de rede van Vlissingen werd het voorval aan de Koninklijke Marine gemeld die protesteerde in Berlijn. Daarvandaan kwam het bekende antwoord. Duitsland betuigde medeleven, maar stelde dat voor de aanval geen herkenbare vlaggen waren gevoerd. Een volgend incicent deed zich voor op 2 oktober 1917. Een Nederlands bewakingschip dat voor Cadzand lag opende het vuur op een onbekende tweedekker. Het vliegtuig bleef rondcirkelen en liet vier bommen los. Vermoedelijk ging het hier om een Duits vliegtuig dat geacht werd Duinkerken te bombarderen. Het laatste incident dat plaats had dateerde van 17 september 1918 toen Britse en Duitse vliegtuigen boven de Oosterschelde in gevecht raakten. Waarschijnlijk probeerden de Duitsers te voorkomen dat de Engelsen een aanval uit zouden voeren op de Belgische kust. Op het moment van het luchtgevecht was de Verandering (de YE 144 van J. Prins en C. Zweedijk uit Yerseke) op oesters aan het vissen in het Bultegat bij Zierikzee. De vijkfkoppige bemanning zag hoe drie bommen naar beneden suisden en ontploften, maar het schip gelukkig niet raakten. Waarschijnlijk wilde in dit geval de Britse vlieger van zijn bommenlast af om beter te kunnen manouevreren.

Stoomvaart Maatschappij Zeeland verliest schepen

Vertrek van de mailboot Koningin Regentes omstreeks 1912. De mailboot werd in 1918 getorpedeerd, foto, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 36950

De Stoomvaart Maatschappij Zeeland (SMZ), die vanuit Vlissingen diensten voor passagiers, post en vracht onderhoud op Queensborough/Sheerness (vanaf 1875) en Folkestone (vanaf 1911), beleefde in 1914 een topjaar door de massale overtocht van Belgische vluchtelingen naar Engeland, maar verloor in 1916 en 1917 drie schepen: de ‘Prinses Juliana’, de ‘Mecklenburg’ en de ‘Koningin Wilhelmina.’ Na afkondiging van de ‘onbeperkte duikbootoorlog’ op 1 februari 1917 - de Duitse keizer verbood na een eerste duikbootoorlog, in juni 1915, het torpederen van neutrale en vijandige passagiersschepen- staakte de ‘Zeeland’ de vaarten.

Zowel de visserij als de handelsvaart bleef doorlopend in gevaar door onderzeeboten, zeemijnen en luchtaanvallen. Vooral de Duitse onderzeeërs maken geen onderscheid tussen neutralen en oorlogvoerenden. Op 6 juni 1918 torpedeerde de Duitse UB 107 in de omgeving van de Leman Bank de Rode Kruis stoomraderboot Koningin Regentes van de Stoomvaart Maatschappij Zeeland. Het was een hospitaalschip dat tussen Groot-Brittannië en Nederland voer voor het uitwisselen van zieke en gewonde krijgsgevangenen. Zeven van de 56 bemanningsleden lieten het leven. Kapitein W. Reedeker verloor bij deze ramp zijn derde schip. Hij was ook de gezagvoerder op de eerder verloren gegane SMZ-schepen ‘Mecklenburg’ en ‘Koningin Wilhelmina.’

Stranding UB30

Een Duitse duikboot maakt zich klaar voor de aanval na het signaleren van een schip, Krantenbank Zeeland, Soldaten Courant, 16 juli 1915, pag. 3

Naar en van Zeebrugge, waar een duikbootbases was, passeerden Duitse duikboten de Nederlandse kust. Op 14 januari 1917 werd in het Nederlandse deel van de Wielingen een Duitse duikboot aangehouden, die na onderzoek weer werd vrijgelaten. In de nacht van 22 op 23 februari 1917 liep de Duitse onderzeeboot UB 30 op de Walcherse kust aan de grond. Het schip was in maart 1916 afgebouwd door Blomm & Voss in Hamburg. Het mat 37 meter lang en voerde twee lanceerbuizen, een kanon van 8 centimeter en een machinegeweer. De boot stond onder bevel van Oberleutnant zur See Freiherr von Montigny. Deze ging er vanuit dat een ’s nachts waargenomen licht dat van de Schouwenbank was. Hij dacht vandaar op Zeebrugge aan te kunnen koersen.

Een Duitse duikboot in de haven, Krantenbank Zeeland, Soldaten Courant, 20 december 1916, pag. 2

Om een Engels mijnenveld te omzeilen koerste Von Montigny daarna in zuidoostelijke richting. Net voordat het licht werd liep de UB 30 aan de grond tussen Domburg en Westkapelle bij de zogenaamde Trommel. Omdat het afgaand water was kwam de boot niet meer vlot en de Nederlandse schepen Hr. Ms. Ophir en G6 waren al opgestoomd naar de plaats waar het schip lag. De boot wordt naar Vlissingen opgebracht. Omdat de overheid van mening was dat de commandant van de U-boot onvoldoende had genavigeerd en zich beter van de lokale omstandigheden op de hoogte had moeten stellen werd het schip geïnterneerd. De Duitse u-boot lag dat weekend in de binnenhaven van Vlissingen waar het schip veel bekijks van het publiek trok.

Ltz. Coster van Hr. Ms O6 brengt het schip via Veere naar Hellevoetsluis. De internering van het schip bracht Nederland bijna op voet van oorlog met Duitsland. Een internationale onderzoekscommissie meende ten slotte dat de commandant –mede door de mist- niets te verwijten viel. Op 8 augustus 1917 werd de UB 30 weer teruggegeven aan de Duitse bemanning, die het schip naar Zeebrugge voer.

Bombardementen op Zierikzee, Goes en andere plaatsen

Schade door het bombardement in Zierikzee, Prentbriefkaart, 1917, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 28719.

Door vergissingsbombardementen vallen er ook in Zeeland oorlogsslachtoffers: zo worden tijdens de oorlog Sluis, Cadzand, Goes, en zelfs het noordelijke Zierikzee gebombardeerd. Nieuwe transport- en oorlogstuig heeft een bijzondere aantrekkingskracht. Zo kan het gebeuren dat op de Kleine Markt in Sas van Gent een kind van zes jaar oud door rondvliegende scherven gewond raakt omdat het met volwassenen naar een luchtgevecht aan het kijken is.

Zierikzee: bommen op 30 april 1917

Schade in de Molenstraat in Zierikzee. Gareelmaker Leijdekker woonde eerst in Zuid-Afrika en was voor de Boerenoorlog gevlucht. Nu werd hij alsnog door Engelse bommen gedood, Prentbriefkaart, 1917, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 28721
Bommen op Zierikzee, Krantenbank Zeeland, de Zeeuw, 23 juli 1917, pag. 1

In de nacht van 30 april 1917 voert de Engelse marineluchtvaartdienst een bombardement op Zeebrugge uit. Een Engelse piloot navigeert al op de heenreis verkeert en denkt dat hij boven Vlaanderen vliegt. De luchtafweer op Schouwen-Duiveland schiet op het vliegtuig, waarna de piloot vijf bommen op Zierikzee loslaat, en na een korte manoeuvre nog eens drie. Tientallen huizen worden verwoest in de Molenstraat en de Sint-Domusstraat. De gareelmaker Leijdekker, diens vrouw en pleegkind komen om het leven. De lichamen van de beide ouders worden –inclusief bed- tientallen meters weggeslingerd en totaal verminkt teruggevonden.

Tekenaar Albert Hahn in de Notekraker van 5 mei 1917: ‘de Dood’ laat schouderophalen merken zich niet schuldig te voelen aan de drie slachtoffers van het bombardement op Zierikzee.

Een fatale vergissing en volgens huidige normen wellicht een oorlogsmisdaad, die drie doden en veel materiële schade kost, en hevig nadreunt in de Zierikzeese gemeenschap. De Britse regering erkent pas in juli 1917 dat het standpunt van de Nederlandse regering klopt dat het een Britse vliegenier is geweest die Zierikzee heeft gebombardeerd. De Britse regering verklaart zich bereid een schadevergoeding van 92.000 gulden uit te keren. Om dergelijke misverstanden in de toekomst te voorkomen beschildert men nu haastig de toppen van de kerktorens van Zierikzee, Nieuwerkerk en Ouwerkerk met de Nederlandse driekleur. Een commissie brengt in de eerste week van mei al rapport uit waarin de materiële schade op circa 100.000 gulden wordt beraamd. Financiële schade door verblijf elders, het niet uit kunnen oefenen van beroep of psychische schade is hier niet bij inbegrepen. Verzekeringsmaatschappijen springen snel in op de schade door advertenties in de lokale pers te plaatsen

Krantenbank Zeeland, Zierikzeesche Nieuwsbode, 2 mei 1917, pag. 3. De maatschappij tot verzekering van uitgesloten risico’s uit Zutphen reageert snel op het bombardement

Op 18 augustus 1917 worden opnieuw vliegtuigen waargenomen boven Schouwen-Duiveland. Ze vliegen te hoog om ze te kunnen beschieten, maar gooien even later wel bommen los boven Noord-Schouwen. Vlakbij het slot Moermond bij Renesse valt er een. De schade bedraagt nu slechts enkele tientjes en er wordt niemand gewond. De toestellen die dit veroorzaakten waren ditmaal zowel Engelse als Duitse die een luchtgevecht hielden boven Nederlands grondgebied. Twee Duitse bommenwerpers van het type Gotha werden geraakt en moesten op Nederlands grondgebied landden. De bemanningen werd krijgsgevangen gemaakt. Twee inwoners van Goes stuurden een postwissel van tien gulden aan sergeant Lok, de man die één van de twee Gotha’s naar beneden haalde met een schot door de propellor.

Luchtgevecht boven Sas van Gent

Luchtgevecht van Engelse toestellen, Krantenbank Zeeland, Soldaten Courant, 16 februari 1917, pag. 1

In de avond van eveneens 18 augustus 1917 vindt bij Sas van Gent een hevige beschieting plaats. Boven België is een vuurgevecht bezig tussen verschillende vliegtuigen, waarbij één vliegtuig Nederland binnenkomt. Bij de glasfabriek ontstaat enige schade en ook nu weer worden bommen gedropt. Er vallen geen slachtoffers en ditmaal is de schade opnieuw gering, maar wederom is de neutraliteit geschonden. De Engelse Admiraliteit noch de Duitsers geven toe in het Nederlandse luchtruim te zijn geweest.

Britse bommen op Cadzand en Sluis

Op 25 augustus 1917 werd het Nederlandse luchtruim opnieuw geschonden, nu bij Cadzand. Het was opnieuw een Brits vliegtuig dat een tiental bommen afwierp. Dat terwijl de grens duidelijk gemarkeerd was: op zee met een rij boeien voorzien van de Nederlandse vlag en te land met luchtdoelbatterijen die zover landinwaarts stonden dat hun granaten de grens niet bereiken konden. De Britten ontkenden stelselmatig schuldig te zijn, beweerden dat de Duitsers Britse bommen gebruikten en wezen aansprakelijkheid af. Na de oorlog, in 1919 gaven ze alsnog toe verantwoordelijk te zijn geweest voor dit bombardement. Gelukkig vielen er geen slachtoffers en was er nauwelijks schade. Enkele maanden later doet zich een nog duidelijker schuldgeval voor, waarbij de Britten zich opnieuw van hun slechtste zijde laten zien.

Verwoesting die de bommen aanrichten in de Kapellestraat in Sluis, Prentbriefkaart, 1917, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 20840.

Op 1 oktober 1917 vloog een Britse bommenwerper, ondanks dat deze lichtsignalen van Duitse troepen kreeg, over de grens nabij Sluis en liet daar bommen vallen. Diverse huizen werden volledig verwoest. Wonderbaarlijk vielen hierbij geen slachtoffers, maar er was wel voor rond de 50.000 gulden schade aan huizen. Opnieuw ontkenden de Britten betrokkenheid. Ditmaal maakten de Nederlanders de fout in hun rapport het tijdstip van de aanval met a.m. (voor de middag) in plaats van p.m. (na de middag) aan te geven, maar hieruit blijkt meteen de Britse schuld want zij beweren in antwoord op dit schrijven pas na de middag een raid te hebben uitgevoerd.

Bommen op Goes

Een deel van de berichtgeving over het bombardement op Goes, Krantenbank Zeeland, De Zeeuw, 24 december 1917, pag. 1

Op 22 december 1917 vielen er om kwart voor elf ‘s avonds zeven bommen op Goes en Kloetinge. Er vielen dan ook enkele gewonden. Zestig panden, een kerk, een boomgaard en twee schepen werden beschadigd. De Middelburgsche Courant sprak van de ‘gooi-maar-raak-methode.’ Vliegers, zo constateerde de krant, lijken er een voorkeur voor te hebben om op verlichte doelen te werpen. Twee dagen na het bombardement overlijdt Jacob Visser, een slachtoffer. Enkele mensen worden zwaargewond. Ook nu weer worden stukken splinters van de bommen bij elkaar verzameld en voor inspectie naar de Artillerie-inrichtingen in Hembrug opgestuurd voor onderzoek. De Middelburgse en Vlissingse gemeenteraad grepen alsnog in en kwamen met medische hulpteams en andere maatregelen bij vliegtuigalarm.

Op 29 januari 1918 werd in Goes een proef genomen met ratels, die volledig mislukte, omdat zelfs de ratel van de vuilnisman die van de politieagenten overstemde. Ook een sirene op het dak van de gasfabriek en het luiden van de kerkklokken waren initiatieven die door de gemeenteraad werden afgewezen. Advocaat Mr. J.W. Goedbloed eiste inmiddels een schadevergoeding van circa 50.000 gulden voor het achtergebleven gezin van Visser, dat uit zes minderjarige kinderen –waarvan een gehandicapt kind- en diens vrouw bestond. Het Foreign Office in Londen ontkende wederom alle schuld. Dat er Britse granaatscherven gevonden waren wilde volgens hen nog niet zeggen dat die door een Brits vliegtuig waren geworpen. Bovendien achtte men het onmogelijk dat een Engelse vliegenier zonder het te merken de Westerschelde zou passeren. De zaak zou zich nog jarenlang voortslepen.

‘den elektrieken draad’

Hek tegen smokkelaars

De grensafscheiding verkeert hier nog in een primitieve staat, maar zal later tot drie i.p.v. een draad worden uitgebreid, ca. 1915, foto: Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 58104

In de strijd tegen smokkelhandel langs de grens besloten de Duitsers in 1914 draadversperring op te richten. Massaal werden namelijk brieven en goederen de grens over gesmokkeld. In die brieven stond vertrouwelijke informatie over zowel de geallieerde als de Duitse legers. De rol van het neutrale Nederland werd zo drastisch ingeperkt. Tussen april en augustus 1915 werd van het drielandenpunt tot Knokke door bossen, rivieren en straten een meer dan 300 kilometer lang hekwerk opgericht. Omdat alle gezonde soldaten nodig waren aan het front, werden voor deze klus minder geschikte, oudere en gewonde soldaten gebruikt.

Drie hekwerken met 2.000 volt stroom

Bij Koewacht loopt de elektrische draad dwars door het dorp heen. Rechts staat de Duitse grenswacht, terwijl voorbij het prikkeldraad neutraal Nederland ligt met het café van A. van den Berghe-Verplancke, prentbriefkaart, 1914, ZA, ZI, P-07721
Weergave van de opstelling van de dodendraad, tekening door Willems in november 1915, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 427

Er werden drie parallelle hekwerken geplaatst waarvan de middelste centrale afrastering onder 2.000 volt stroom kwam te staan. De middelste versperring was 1,80 meter hoog en bestond uit vijf horizontale draden. De onderste draad hing 20 centimeter boven de grond. Om de vijf meter stond een houten paal met porseleinen isolatoren waaraan de stroomdraden waren bevestigd. Om de twee kilometer waren er barakken met generatoren voor de stroomvoorziening en wachthuisjes. Op de plaats van doorgaande wegen bij de grens zoals bij Sint-Anna ter Muiden, Koewacht en Retranchement werden barrières aangebracht om een doorgang mogelijk te maken. Bij Koewacht liep de draad dwars door het dorp heen. De kerk lag er in België, het kerkhof in Nederland. Vlaamse families mochten hun doden zelfs niet meer begraven. Wie vanuit Nederland illegaal naar België overstak riskeerde een gevangenisstraf van vier maanden of 1.500 mark boete. Wie vanuit België probeerde over te steken werd neergeschoten.

Illegaal de draad passeren

Politieke cartoontekening van Albert Hahn in de Notenkraker van 24 juli 1915, over de gruwelijkheden van de draadversperringen

Vooral in de eerste tijd overlijden veel smokkelaars die geëlektrocuteerd worden. Al snel duiken ook de eerste slimme vindingen op. Tonnen zonder bodem of deksel worden van binnen met bordkarton bekleed en tussen de onderste draden geplaatst. Ook een dubbele ladder helpt goed over de omheining heen te komen. Veel Duitse soldaten wagen een laatste kans de grens te passeren. Liever dan naar het front te moeten proberen ze over de draad in neutraal Nederland te komen. Die elektrische draad is voor ons geen vreemd fenomeen meer. In 1914 kennen echter veel mensen de werking van elektriciteit helemaal niet. Slechts één op de tien huishoudens heeft elektrische verlichting. De Belgen moeten 500 meter bij de draad vandaan blijven om contact met Nederlanders te vermijden. De straffen voor overtredingen worden gaandeweg de oorlog steeds strenger.

De dodendraad

Ongeval met dodelijke afloop bij de dodendraad in 1917, foto: Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 58103

Beroepssmokkelaars gebruiken voor de passage zogenaamde ‘passeursramen.’ Dat waren raamwerken met inklapbare plankjes die uitgevouwen konden worden en tussen twee stroomdraden werden geplaatst. Hierna kon men er doorheen klimmen. Toen na enige tijd de isolerende werking van rubber bekend werd trokken de passeurs rubberen laarzen en handschoenen aan. Daarmee gewapend knipten zij met draadtangen de afrastering door. Talloze geslaagde, maar vooral ook niet-geslaagde ontsnappingen over de draad vinden in de resterende oorlogsjaren plaats. Ten minste 500, maar mogelijk zelfs 1.500 mensen laten het leven aan de draad. Enkele weken na de wapenstilstand in november 1918 was er niet veel meer te bekennen van de draad, die meteen toen de spanning er afgehaald werd ook werd neergehaald. Het materiaal werd verkocht, door landbouwers ingepikt of door de bevolking vernield.

Smokkelhandel

Marcherende soldaten. Gemaakt door onbekende tekenaar uit Sas van Gent, 1914-1918, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, tekeningen en prenten, recordnr. 1565.

Tussen Zeeuws-Vlaanderen en België ontstond een enorm smokkelverkeer. Zo worden mensen en brieven van de ene naar de andere zijde gebracht. Ook smokkel van onder meer tabak, petroleum, benzine, Sunlight zeep en vlas leverde flink geld op. Dat smokkelen was niet zonder gevaar. Wie vanuit België naar Nederland trachtte te komen werd door Duitse grenssoldaten neergeschoten. Ook de elektrische draad zorgde voor veel slachtoffers. Daarom bedachten de smokkelaars een handig apparaat waarmee ze door de versperring konden komen: een isolerend raam van vier plankjes dat in elkaar gevouwen kon worden en daarmee mobiel was en geen sporen achterliet.

Bekijk een uitzending van ‘de Zeeuw van Vlaanderen’ (Omroep Zeeland, 10 juni 2010), waarin historicus Bart Begijn uitlegt hoe het ‘smokkeltoestel’ werkt

De kleine gemeenschappen aan de grens hadden nadelige gevolgen voor de grenswachten. De smokkelaars kenden hen allen persoonlijk, maar andersom lang niet altijd. Dit had tot gevolg dat grenswachten gechanteerd of onder druk gezet konden worden. Had men eenmaal een vluchtende smokkelaar beschoten, dan was men zijn eigen leven niet meer zeker en was overplaatsing de enige oplossing.

Steenkool

Door schaarste en om een eerlijke voedselvoorziening te garanderen ging de overheid er tijdens de oorlog toe over producten op de bon te leveren. Zo was steenkool op de bon. In het voorjaar van 1917 doken er echter plots grote voorraden op en vele bonnenbezitters zeiden geen kool meer nodig te hebben. De steenkool was afkomstig van Duitse schepen die via de rivieren en het Kanaal door Zuid-Beveland naar België voeren en een deel van hun vracht verkochten voor vier tot zes gulden per mud.

Spaanse griep

Aan het eind van de oorlog, toen de vrede nabij is, zouden over alle grenzen heen, nog talloze slachtoffers vallen. In oktober 1918 stak de ziekte die bekend werd als de Spaanse griep overal in de wereld de kop op. De griep werd de grootste moordenaar van de wereldoorlog. Wereldwijd stierven er 20 tot 40 miljoen mensen aan. In Nederland vielen 28.000 slachtoffers. De ziekte leek op een gewone griep, maar de zieken kregen razendsnel een longontsteking die stroperig dik slijm liet ontstaan. Binnen een paar dagen overleden veel van de patiënten na een doodsstrijd vol ademnood. De overheid gaf advies dag en nacht ramen en deuren open te houden voor frisse lucht. Het Zeeuwse Provinciebestuur verbood massale bijeenkomsten zoals kermissen en sowieso elke volksophoping. In elke gemeente in Zeeland stierven tientallen mensen. De sterfte in de provincie lag 4,5x zo hoog als elders in Nederland.

Anti-annexatiebeweging

Zeeuws-Vlaanderen door België bedreigd gebied

Anti-annexatieprotest in Den Haag. De Zeeuws-Vlaamse meiden dragen kaarten met daarop de tekst: ‘Geen annexatie van Nederlandsch grondgebied’, 3 juni 1919, foto, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 58107.

Het Zeeuws Volkslied ontstond in 1919 als reactie op Belgische annexatieplannen die al tijdens de Eerste Wereldoorlog opkwamen. Al vanaf de lente van 1915 begon een agressieve campagne voor gebiedsuitbreiding waarbij de Belgische regering de eigen pers voedde. Het afsluiten van de Schelde herinnerde de Belgen aan de periode rond 1830 tijdens de afscheiding van Nederland. Veel Belgen vonden dat Nederland zich pro-Duits opstelde door tijdens de oorlog neutraal te blijven. De Belgische regering wilde als compensatie voor de geleden schade twee Nederlandse gebieden annexeren: Zuid-Limburg (vanwege de steenkool) en Zeeuws-Vlaanderen (vanwege de toegang tot de Schelde en Antwerpen). Eigenlijk zaten er achter de annexatie dus gewoon politiek-economische motieven die niets met de oorlog te maken hadden. In de bedreigde gebieden wachtte men niet werkloos af. De Zeeuws-Vlaamse bevolking richtte in vrijwel alle plaatsen anti-annexatiecomités op. Deze bombardeerden de regering met petities en telegrammen. Net als tijdens de Belgische afscheiding van 1830 voelde de meerderheid zich Nederlander. Die houding werd versterkt door recente ervaringen. De rampzalige gevolgen van de Eerste Wereldoorlog voor België toonden aan dat je beter af was in een neutraal land als Nederland.

Anti-annexatiebetoging in Den Haag op 3 juni 1919, foto, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 58108.

In België was de goede ontvangst en behandeling van de vluchtelingen in Nederland tijdens de oorlog niet vergeten. De annexatie-eis werd lang niet door iedereen gesteund. De ‘annexionisten’ waren hoofdzakelijk Franstalig. Veel Walen vreesden daarnaast dat het annexeren van Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg een versterking van Vlaanderen zou betekenen. De Vlamingen wilden zelfs in meerderheid weinig van de annexatie weten. Volgens hen gaf het geen pas de naaste goede buur Nederland van grondgebied te beroven. De Antwerpse krant De Schelde betoogde dat de Nederlandse positie volgens het Vlaams nationalisme niet mocht afbrokkelen, omdat Nederland als tegenwicht moest dienen voor de Waals-Franse verbondenheid. Enkele –weliswaar minder serieus te nemen- kranten uit Nederland toonden opmerkelijk genoeg wél begrip voor de Belgische eisen, zoals De Telegraaf.

Pattist en De Hullu: strijders voor de Zeeuwse zaak

Het Zeeuws-Vlaamse volkslied van J.N. Patist en J. Vreeken, 1917, affiche, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 12869.

Voorman van de Zeeuws-Vlaamse protestbeweging was dominee Patist uit Aardenburg. In zijn brochure Zeeuwsch-Vlaanderen Nederlandsch trachtte hij de hechte band tussen de Zeeuws-Vlamingen en de overige Noord-Nederlanders aan te tonen. ‘Zeeuwsch-Vlaanderen was Nederlandsch, is Nederlandsch en moet Nederlandsch blijven,’ schreef Patist in een vlammend betoog. Een minstens zo felle medestander vond hij in een landelijk bekende historicus en archivaris, de West Zeeuws-Vlaming J. de Hullu. Ook De Hullu stelde een werkje samen, waarvan de strekking al bleek uit de titel: Zeeuwsch-Vlaanderen, door historie en volksaard Noord-Nederlandsch gebied. Ds. J.N. Patist vond dat het gebied van Hulst tot Cadzand 'eigen landje, maar deel van Nederland' moest blijven. Hij schreef in 1917 samen met J. Vreeken de tekst en muziek voor een protest-lied dat het Zeeuws-Vlaamse Volkslied zou worden.

Het Zeeuwse Volkslied

Het Zeeuws Volkslied van D. A. Poldermans stamt uit 1919, Affiches, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 11148.

In 1919 komt het Belgische annexatie-streven nog sterker naar voren. Een grote groep mensen in heel Zeeland wil dan haar steun aan Nederland betuigen. De hoofdonderwijzer uit 's-Gravenpolder, D.A. Poldermans, schrijft de woorden van een volkslied. De Middelburgse dirigent J. Morks schrijft hier de muziek bij. Dit Zeeuws Volkslied dragen zij op aan de Commissaris der Koningin, mr. H.J. Dijckmeester. Het lied blijkt een blijvertje: bij allerlei gelegenheden, zoals de nieuwjaarsreceptie van het Provinciaal Bestuur, wordt het door de gasten ten gehore gebracht.

Nederland steunt Zeeuws-Vlaanderen en Limburg

Feest in Terneuzen als de annexatiepogingen van België mislukken, 1919, foto, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 91823.

De annexatie-eisen bevorderden een algemeen Zeeuws bewustzijn. Voor die tijd voelden de gewone Zeeuwen zich eerder bewoners van hun eiland dan van een gemeenschappelijk Zeeland. Nu ontstond het Zeeuws-Vlaamse en het Zeeuwse volkslied. Het Zeeuws-Vlaamse, ‘Van d’Ee tot Hontenisse’, werd gecomponeerd door A. Lijsen, J. Vreeken en J.N. Patist. Tijdens een landelijke protestbijeenkomst in Den Haag werd het gezongen door Minnie de Jonge. Hierna werd het lied snel gemeengoed. Bij een ontvangst op Huis ten Bosch in mei 1919, na een andere Haagse demonstratie, verklaarde koningin Wilhelmina dat de Zeeuws-Vlaamse en Limburgse volksliederen overal werden gezongen, ‘ook door de soldaten, wanneer zij op mars zijn.’ D.A. Poldermans, schoolhoofd van ‘s-Gravenpolder en tevens auteur van jongensboeken en dialectschetsen, schreef de tekst van het Zeeuwse volkslied, ‘Geen dierder plek voor ons op aard.’ Poldermans behandelde de bedreiging van Zeeuws-Vlaanderen als een algemeen Zeeuwse zaak en vertolkte daarmee het Zeeuwse bewustzijn. De muziek werd gecomponeerd door Jan Morks, ‘kapelmeester’ van Middelburg en componist van de legendarische kleppermars, de ‘Marcia Castagnole.’

Een definitieve streep door de Belgische plannen

Feest in Biervliet, als de annexatieplannen definitief niet doorgaan, foto, ca. 1919, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 17409.

Het opvlammende nationalisme van de Zeeuws-Vlamingen en de Limburgers beïnvloedde de internationale onderhandelingen sterk. Vooral de Engelse delegatie was onder de indruk van het sentiment in de Nederlandse grensstreek. Bovendien zat in Engeland niemand op een mogelijke nieuwe oorlog tussen de twee buurlanden te wachten. Op 5 maart 1919 bracht koningin Wilhelmina een bezoek aan het bedreigde deel van Zeeland. Hierbij werden de patriottische gevoelens krachtig geuit. Ongeveer een maand later kwam uit Parijs het verlossende bericht. Het Nederlandse grondgebied bleef onaangetast. Op 6 juni 1919 bevestigde minister Van Karnebeek van Buitenlandse Zaken in de Tweede Kamer dat er geen enkele Belgische annexatie zou plaatsvinden. Op 9 september van dat jaar vond in IJzendijke een feestmaaltijd plaats voor de leden van het anti-annexatiecomité. Dat was inmiddels opgeheven, maar de gangen van het menu gaven de stemming goed weer met onder meer: Schelde-visch met Oranjesaus en Anti-annexionistische Patrijzen met Pattistsaus. Het dessert bestond uit Deputatievruchten, Vredestaart en Eendrachtskoffie.

Auteur

-Johan Francke, 2012

Bronnen

Literatuur

-Afscheidsavond ter gelegenheid van het aanstaand vertrek uit Middelburg van de Belgische uitgewekenen op dinsdag 10 december 1918, des avonds 7 1/2 uur, in den schouwburg op het Molenwater, aangeboden door het plaatselijk vluchtelingen comité (Middelburg, 1918).

-Bauwens, A.R., ‘Aardenburg, eind oktober 1918: een impressie’, in: Mededelingenblad Heemkundige Kring West-Zeeuws-Vlaanderen 34/127 (2001) 20-23.

-Bauwens, A.R., ‘De draad. Over een levensgevaarlijke afrastering tussen Nederland en België, 1915-1918‘, in: Tijd|Schrift Heemkundige Kring West-Zeeuws-Vlaanderen 5/2 (2010) 34-44.

-Bauwens, A.R., C. Devroe, G.A.C. van Vooren en A.C.J. Willeboordse, In staat van beleg. West-Zeeuws-Vlaanderen en de eerste wereldoorlog (Aardenburg, 1993).

-Battaille, V., De Belgen in Nederland tijdens de oorlogsjaren: Sluis, Cadzand en Retranchement (Leiden, 1919).

-Begijn, Bart, ‘De smokkel tussen Zeeuws-Vlaanderen en het Belgisch grensgebied 1914-1945’, in: Nieuwsbrief Heemkundige vereniging Terneuzen 69 (2009) 2-15.

-Blikman-Ruiterkamp, Betty, ‘Belgische vluchtelingen in Zierikzee: een bijzonder schilderij’, in: Stad en Lande 46/126 (2009) 3-9.

-Bolle, Anne, Eenige persoonlijke herinneringen (S.l., ca. 1965).

-Bolle, Anne, Eenige persoonlyke herinneringen [handschrift] (ca. 1950)

-Braat, Jules, ‘Slaat ze dood, de sterrendragers. Onlusten in Vlissingen en Souburg’, in: Den Spiegel 29/1 (2011) 3-9.

-Braat, Jules, ‘Een roerige verjaardag. Relletjes bij het Duitse consulaat in Vlissingen’, in: Den Spiegel 24/2 (2006) 11-14.

-Braat, Jules, ‘‘Route will be Folkestone-Flushing’ Uitwisseling van krijgsgevangenen tijdens WO I’, in: Den Spiegel 19/2 (2001) 4-9.

-Braat, Jules, ‘De lotgevallen van de UB30. Duitse onderzeeboot strandt op de Walcherse kust in 1917’, in: De Wete 30/4 (2001) 24- 32.

-Braat, Jules, ‘Spionnenjacht. Onderzoek naar spionage op Walcheren 1914-1918’, in: De Wete 41/4 (2012) 3-12.

-Bree, L.W. de, ‘Zeeuws prentenboek 1914’, in: Zeeuws Tijdschrift 12 (1962) 23-25.

-Brief van P. de Bruyne sr. aan M.P. de Bruin [handschrift], Putten 1978.

-Brouwer, P., De schrik des nachts. Inwoners van Antwerpen vluchten tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-’18) naar Zeeland (Zwolle, 1923).

-Cammaert, A., ‘Over typhoied en typhoiedenting in het vluchtoord te Hontenisse.’ overduk ([S.l.], ca. 1916) 816-834.

-Deibel, J.H.,’Zeeuwsch-Vlaanderen, de Westerschelde en Nederland’, in: de Gids 8 (1915) 34 pag.

-Dijk, Ad van, ‘De Eerste Wereldoorlog, de boulevard schietklaar’, in: Den Spiegel 26/1 (2008) 19-20.

-Dwarshuis, Siard, ‘Beelden van Walcheren anno 1916 uit een vergeten hoek’, in: Zeelandboek 1 (1997) 197-203.

-Franken, A.F., ‘Geïnterneerde vliegtuigen op Walcheren’, in: Den Spiegel 15/4 (1997) 10-14.

-Haak, Miranda, ‘Klein België. Neutraal gebied tijdens Wereldoorlog I’, in: Tijd|Schrift. Bulletin van de Heemkundige kring West-Zeeuws-Vlaanderen 5/3 (2010) 20-24.

-Heuvel-Strassen, E.A. van den, ‘Vluchtelingenzorg of vreemdelingenbeleid: de Nederlandse overheid en de Belgische vluchtelingen 1914-1915’, in: Tijdschrift voor Geschiedenis 99/11 (1986) 184-204.

-Hintzen, Jan, ‘De Stoomvaart Maatschappij Zeeland en het Centraal Censuurbureau Vlissingen tijdens de Eerste Wereldoorlog’, in: Den Spiegel 18/3 (2000) 5-9.

-Hintzen, Jan, ‘Wat anders dan rats, kuch en bonen … korte notities uit 1918 van een sergeant in Vlissingen’, in: Den Spiegel 22/1 (2004) 6-9.

-Hoeven, A. van der, Geschiedenis van de mobilisatie te Zierikzee, augustus 1914-november 1918 (Zierikzee, [1925]).

-Hullu, F. de, ‘Mobilisatie’, reeks krantenartikelen in: ‘Middelburgsche Courant, 27 oktober t/m 11 november 1931.

-Hullu, J. de, Mobilisatie. Zeeuwsch-Vlaamsche schets (Middelburg, [ca. 1920]).

-Imhof, J.G., Met de compagnie te velde, 1914-1919. Mobilisatieherinneringen (Utrecht, [ca. 1950]).

-In West Zeeuwsch-Vlaanderen’, in: Ons leger 5/3 (1919) 75-81.

-Jaspaers, G., Les Belges en Hollande (Amsterdam, 1925).

-Klinkert, Wim, ‘Zeeland en Fall K. De Duitse aanvalsplannen tegen Zeeland in de Eerste Wereldoorlog’, in: de Grote Oorlog. Kroniek 1914-1918. Dl. 18 (Soesterberg, 2002-heden) 71-112.

-Kruishoop, J.B.C. (red.), Vluchten voor de groote oorlog : Belgen in Nederland, 1914-1918 (Amsterdam, 1988).

-Kuipers, Jan J.B. en Johan Francke, Geschiedenis van Zeeland. De canon van ons Zeeuws verleden (Zutphen, 2009).

-Linden, Henk van der en Leo van der Vliet, Zeeland en de Eerste Wereldoorlog (Soesterberg, 2015).

-Lith, Hans van, Plotseling een vreselijke knal. Bommen en mijnen treffen neutraal Nederland, 1914-1918 (Zaltbommel, 2001).

-Meer, P. van der, ‘Zeeuws-Vlaanderen, Nederland, België of vrijstaat?’, in: Nieuwsbrief. Heemkundige vereniging Terneuzen 47 (2002) 1-16.

-Münching, L.L. von, ‘De Nederlandse koopvaardij in de oorlogsmaanden van 1916: derde kwartaal’, in: de Blauwe wimpel 57/3 (2002) 108-110.

-Neyt, Willy, ‘Een verhaal van enkele dagen uit het leven van een verzetsstrijdster tijdens de eerste wereldoorlog’, in: Uitgaven. Vereniging tot behoud van historie in Philippine 21 (2009) 191-197.

-Oeuvre internationale pour blesses et prisonniers de guerre section Belge de la Zelande, bureau officiel Belge de Renseignements: Flessingue-Station, uitgave van: Federation Belge de Zelande de l’Oeuvre des prisonniers de guerre (Middelburg, 1918).

-Postma, A., ‘Bommen op Zierikzee in 1917’, in: Kroniek van het land van de zeemeermin 19 (1994) 69-82.

-Roodt, Evelyn de, Oorlogsgasten. Vluchtelingen en krijgsgevangenen in Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog (Zaltbommel, 1999).

-Sakkers, Hans, De Hollandstellung. Van Knokke tot Antwerpen, stille getuigen van de Eerste Wereldoorlog (Antwerpen, 2011).

-Sarneel-Antheunis, L.A., ‘Langs den draad…Gebeurtenissen in en om Sas van Gent november 1918’, in: Kroniek van de heemkundige kring Sas van Gent 33 (1998) 3361-3371.

-Schot, J., ‘Vlaamse vissers als vluchtelingen in Zierikzee (1914-1918)’, in: Kroniek van het land van de zeemeermin 12 (1987) 82-93.

-Smet, Jos de, ‘Fall “K” Projet alleman d’invasion en Zelande (1917-1918)’, in: Revue Belge des livres IV serie no. 2, ?

-Stals, H.H.B.M., ‘Een dubbele poort als vluchtweg. Impressie van de positie en rol van Hulst bij de opvang van vluchtelingen in de eerste wereldoorlog’, in: Jaarboek Oudheidkundige kring de Vier Ambachten (1994/1995) 134-166.

-Stals, H., ‘Het gelukkige initiatief van hare majesteit’, in: Bulletin van de Oudheidkundige kring de Vier Ambachten 14/1 (1995) 11-14.

-Stouthamer, Marinus Cornelis, ‘De groote Europeesche oorlog. Gebeurtenissen uit de Europeeschen oorlog. Dagboek van Marinus Cornelis Stouthamer’, in: Kroniek van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent 39 (2005) 53-104.

-Stroeve, J., Belgen in Zeeuws-Vlaanderen, 75 jaar later ([Lingedijk], 1989).

-Tichelman, Henry Jacques, Memoires betreffende de Belgische vluchtelingen in 1914-1918 [handschrift] ([S.l.], ca. 1940)

-Tramper, Ad, ’Belgische vluchtelingen in Vlissingen tijdens de Eerste Wereldoorlog’, in: Den Spiegel 18/3 (2000) 10-16.

-Verdeyen, R.W.R., België in Nederland 1914-1919: de vluchtoorden Hontenisse en Uden, met 53 afb. (’s-Gravenhage, 1920).

-Verslag van den intendancedienst van het provinciaal vluchtelingen-comité in Zeeland, 1914-1915 (Provinciaal Vluchtelingencomité in Zeeland, Intendancedienst)

-Verslag van de werkzaamheden der Centrale commissie tot behartiging van de belangen der naar Nederland uitgeweken vluchtelingen: ingesteld bij kabinetsorder van 21 sept.1914, no.222,1914-1919 ('s-Gravenhage : Staatsuitgeverij, 1919).

-Verslag van het Provinciaal Comité tot hulpverleening aan vluchtelingen in Zeeland : augustus 1914-1 juli 1915 (Middelburg, [1915]).

-Vliet, Leo van der, ‘De gasloze woensdag. Duisternis, koud eten en ander ongemak in Middelburg tijdens WOI’, in: de Wete 38/4 (2009) 25-33.

-Wabeke, A. ‘Niet vernield’ tijdwoord met het oog op de benarde tijdsomstandigheden gedurende den Grooten Europeeschen Oorlog (1914-‘15) (Goes, 1915).

Omslag van het boek Zeeland tijdens de Eerste Wereldoorlog door Jan Zwemer en Allie Barth

-Wandel, Marinus, Mobilisatie dagboek, 1914-1918 [handschrift] (Nieuwerkerk, 1940).

-Zwemer, Jan, Onrust en welvaart. Het platteland van de Zeeuwse eilanden in het tijdvak van de Eerste Wereldoorlog, 1910-1922 (Vlissingen, 2011).

-Zwemer, Jan en Allie Barth, Zeeland tijdens de Eerste Wereldoorlog (Goes, 2014).

Collecties

Romans

-Velde, Hedwig van de, Een lied voor Lore (Leuven, 2008). De liefde van Lore en Bert wordt op de proef gesteld wanneer hun dorp in Koewacht in Zeeuws-Vlaanderen tijdens de Eerste Wereldoorlog door prikkeldraad op stroom gescheiden wordt. Vanaf ca. 14 jaar.

Geluidopnamen

-Bruin, M.P. de, Interview met mej. Jobse uit Vlissingen over het Rode Kruis. [CD] 56 min. (Middelburg: Zeeuws Documentatiecentrum, 1975)

-Damme, Jan van, Interview met een inwoner van Groede over de 1e wereldoorlog. [CD] 60 min. (Middelburg, 29 januari 1981).

-Damme, Jan van, Interview met een inwoner van Biervliet over de 1e wereldoorlog. [CD] 39 min. (Middelburg, 12 december 1980).

-Damme, Jan van, Interview met een inwoner van Eede over de 1e wereldoorlog. [CD] 56 min. (Middelburg, 12 december 1980).

-Damme, Jan van, Interview met een inwoner van Groede over de 1e wereldoorlog. [CD] 51 min. (Middelburg, 12 december 1980).

-Damme, Jan van, Interview met een inwoner van Aardenburg over de 1e wereldoorlog. [CD] 56 min. (Middelburg, 20 november 1980).

-Damme, Jan van, Interview met een inwoner van Aardenburg over de 1e wereldoorlog. [CD] 39 min. (Middelburg, 20 november 1980).

-Damme, Jan van, Interview met een inwoner van Aardenburg over de 1e wereldoorlog. [CD] 68 min. (Middelburg, 20 november 1980).

-Helm, W.F., Interview met een inwoner van Kwadendamme over o.a. boogschieten en de landbouw [CD] 55 min. (Middelburg, 1980).

-Damme, Jan van, Interview met een inwoonster van Eede over de 1e en 2e wereldoorlog. [CD] 56 min. (Middelburg, 29 januari 1981).

-OVT [geluid]: Belgische vluchtelingen, VPRO met medew. van Arnold Wiggers en Kees Slager (interview), 9 min. (Hilversum 25 april 1999).

-Polderman, Tiny, ‘Interview met mevrouw M. de Vlieger (Groede 1899) uit Groede over de Eerste en de Tweede Wereldoorlog [CD] 45 min (Middelburg, [ca. 2001]).

-Sijnke, Peter (interview), Interview met de heer J.P. Lokker (Zierikzee) over Belgische vluchtelingen tijdens de Eerste Wereldoorlog in Zierikzee. Programmareeks De Tijdmachine 37 min. (Oost-Souburg: Omroep Zeeland, 1995).

Sites

-Krantenbank Zeeland

-Krantenbank KB

-Bart Begijn over elektrische draad/ vluchtelingen. Uitzending ‘de Zeeuw van Vlaanderen’, Omroep Zeeland, 10 juni 2010.

-Wereldoorlog 14-18

Noten