Botulisme: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
(3 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 1: | Regel 1: | ||
[[Bestand:Botulisme1.jpg|thumb|right|300px|Botulisme; olieslachtoffers opgevist bij de Kreekraksluis. Foto: J. Wolterbeek, ca. 1990. Bron: Wikimedia Commons]] | |||
==Botulisme== | ==Botulisme== | ||
Dodelijke vergiftiging door toedoen van een gifstof toxine geproduceerd door de bacterie Clostridium botulinum. Sinds 1896 is de bacterie Clostridium botulinum bekend. Op zichzelf is ze ongevaarlijk voor de mens, doch in ondeugdelijk geconserveerde of gerookte vleeswaren produceert ze een gifstof, die reeds in uiterst kleine concentraties voor de mens dodelijk is. Sinds 1970 bleek in Nederland de sterfte onder watervogels sterk te zijn toegenomen, zodat kan worden gesproken van epidemieën. In Zeeland is dit sinds 1975 het geval. Het gif van Clostridium botulinum bleek hiervoor verantwoordelijk. Ook werd bij paling en karper sterfte ontdekt, die op dezelfde wijze was veroorzaakt, speciaal in droge en warme zomers. In 1976 heerste er een droge warme zomer; er zijn toen in Nederland omstreeks 60 000 watervogels aan botulisme gestorven; voor Zeeland bedraagt het aantal naar schatting 2000 w.o. speciaal de soorten kapmeeuw, bergeend, wilde eend, kluut en meerkoet. Van het toxine zijn een zevental typen bekend, waarvan er vier voor de mens gevaarlijk zijn. Het type, aangeduid met C is in het algemeen niet gevaarlijk voor de mens, maar veroorzaakt de sterfte onder de vogels. Elke, met botulisme besmette vogel kan na zijn sterven een bron van besmetting vormen; voor vogels als het kadaver alleen het type C bevat, voor de mens als ook het type B of E aanwezig is. In tegenstelling tot vele andere ziekteverwekkende bacteriën, is de bacterie zelf in het lichaam van mens en dier ongevaarlijk. Ze vermenigvuldigt zich buiten het lichaam van levende dieren. Het vergif wordt ook buiten het lichaam gevormd. De vergiftiging vindt plaats als het gif met het voedsel in het lichaam komt, waar het reeds in kleine concentraties spierverlammingen doet ontstaan; de dood treedt in als hartof ademhalingsspieren zijn aangetast. De bacterie Clostridium botulinom groeit goed op eiwitrijk voedsel, onder volstrekt zuurstofloze omstandigheden en bij een temperatuur hoger dan 20°C. Deze drie levensvoorwaarden kan men onder natuurlijke omstandigheden aantreffen bij de aanwezigheid van rottende kadavers in ondiep water, waarbij zich, speciaal hij wisselende waterstand zoals in een getijdegebied, op de bodem een toestand voordoet van totaal gebrek aan zuurstof en de temperatuur, hetzij door een hete zomer hetzij door verhit koelwater afkomstig uit een electrische centrale, boven de 20°C oploopt. Watervogels kunnen uit het bodemslib stukjes van een uiteengevallen kadaver opnemen. Ook eten zij de vliegenlarven, die in de rottende kadavers leven. Door het langdurig verblijf in het kadaver hoopt het toxine zich in de larve op. De vliegenlarven zelf zijn immuun voor het gif. Noch waterverontreiniging noch kunstmatige verhitting van oppervlaktewater zijn op zichzelf verantwoordelijk oor botulisme, maar zij vormen wel de schakels van de ingewikkelde keten, die naar botulisme leidt. In januari 1972 brak in Groningen een botulisme-epidemie uit tijdens een vorstperiode, doordat vogelkadavers zich in kanaalwater, dat vorstvrij bleef door opwarming met verhit koelwater uit de electrische centrale, ophoopten, terwijl duidelijk is dat watervervuiling aanleiding kan geven tot zuurstofgebrek in het bodemslib en soms tot het optreden van een vliegenplaag. In Zeeland werd botulisme onder watervogels reeds geconstateerd in het Oostvoornemeer en de daarbij geleg en Westplaat, als ook op de Ventjagersplaat in het Haringvliet. Als de reeds gesignaleerde uitbreiding van de ziekte niet tot staan wordt gebracht, zijn er reële kansen voor botulisme aanwezig in de Biesbos en in de inlagen langs de Ooste- ren Westerschelde. Maatregelen die genomen kunnen worden en waaraan Rijkswaterstaat en Provinciale Waterstaat g rote aandacht besteden zijn: | Dodelijke vergiftiging door toedoen van een gifstof toxine geproduceerd door de bacterie Clostridium botulinum. Sinds 1896 is de bacterie Clostridium botulinum bekend. Op zichzelf is ze ongevaarlijk voor de mens, doch in ondeugdelijk geconserveerde of gerookte vleeswaren produceert ze een gifstof, die reeds in uiterst kleine concentraties voor de mens dodelijk is. Sinds 1970 bleek in Nederland de sterfte onder watervogels sterk te zijn toegenomen, zodat kan worden gesproken van epidemieën. In Zeeland is dit sinds 1975 het geval. Het gif van Clostridium botulinum bleek hiervoor verantwoordelijk. Ook werd bij paling en karper sterfte ontdekt, die op dezelfde wijze was veroorzaakt, speciaal in droge en warme zomers. In 1976 heerste er een droge warme zomer; er zijn toen in Nederland omstreeks 60 000 watervogels aan botulisme gestorven; voor Zeeland bedraagt het aantal naar schatting 2000 w.o. speciaal de soorten kapmeeuw, bergeend, wilde eend, kluut en meerkoet. Van het toxine zijn een zevental typen bekend, waarvan er vier voor de mens gevaarlijk zijn. Het type, aangeduid met C is in het algemeen niet gevaarlijk voor de mens, maar veroorzaakt de sterfte onder de vogels. Elke, met botulisme besmette vogel kan na zijn sterven een bron van besmetting vormen; voor vogels als het kadaver alleen het type C bevat, voor de mens als ook het type B of E aanwezig is. In tegenstelling tot vele andere ziekteverwekkende bacteriën, is de bacterie zelf in het lichaam van mens en dier ongevaarlijk. Ze vermenigvuldigt zich buiten het lichaam van levende dieren. Het vergif wordt ook buiten het lichaam gevormd. De vergiftiging vindt plaats als het gif met het voedsel in het lichaam komt, waar het reeds in kleine concentraties spierverlammingen doet ontstaan; de dood treedt in als hartof ademhalingsspieren zijn aangetast. De bacterie Clostridium botulinom groeit goed op eiwitrijk voedsel, onder volstrekt zuurstofloze omstandigheden en bij een temperatuur hoger dan 20°C. Deze drie levensvoorwaarden kan men onder natuurlijke omstandigheden aantreffen bij de aanwezigheid van rottende kadavers in ondiep water, waarbij zich, speciaal hij wisselende waterstand zoals in een getijdegebied, op de bodem een toestand voordoet van totaal gebrek aan zuurstof en de temperatuur, hetzij door een hete zomer hetzij door verhit koelwater afkomstig uit een electrische centrale, boven de 20°C oploopt. Watervogels kunnen uit het bodemslib stukjes van een uiteengevallen kadaver opnemen. Ook eten zij de vliegenlarven, die in de rottende kadavers leven. Door het langdurig verblijf in het kadaver hoopt het toxine zich in de larve op. De vliegenlarven zelf zijn immuun voor het gif. Noch waterverontreiniging noch kunstmatige verhitting van oppervlaktewater zijn op zichzelf verantwoordelijk oor botulisme, maar zij vormen wel de schakels van de ingewikkelde keten, die naar botulisme leidt. In januari 1972 brak in Groningen een botulisme-epidemie uit tijdens een vorstperiode, doordat vogelkadavers zich in kanaalwater, dat vorstvrij bleef door opwarming met verhit koelwater uit de electrische centrale, ophoopten, terwijl duidelijk is dat watervervuiling aanleiding kan geven tot zuurstofgebrek in het bodemslib en soms tot het optreden van een vliegenplaag. In Zeeland werd botulisme onder watervogels reeds geconstateerd in het Oostvoornemeer en de daarbij geleg en Westplaat, als ook op de Ventjagersplaat in het Haringvliet. Als de reeds gesignaleerde uitbreiding van de ziekte niet tot staan wordt gebracht, zijn er reële kansen voor botulisme aanwezig in de Biesbos en in de inlagen langs de Ooste- ren Westerschelde. Maatregelen die genomen kunnen worden en waaraan Rijkswaterstaat en Provinciale Waterstaat g rote aandacht besteden zijn: | ||
Regel 14: | Regel 16: | ||
*Prov..Waterstaat Zeeland, Het optreden van vogelsterfte. | *Prov..Waterstaat Zeeland, Het optreden van vogelsterfte. | ||
[[category:fauna]] | |||
[[category:milieu]] | [[category:milieu]] |
Huidige versie van 16 dec 2024 om 09:56
Botulisme
Dodelijke vergiftiging door toedoen van een gifstof toxine geproduceerd door de bacterie Clostridium botulinum. Sinds 1896 is de bacterie Clostridium botulinum bekend. Op zichzelf is ze ongevaarlijk voor de mens, doch in ondeugdelijk geconserveerde of gerookte vleeswaren produceert ze een gifstof, die reeds in uiterst kleine concentraties voor de mens dodelijk is. Sinds 1970 bleek in Nederland de sterfte onder watervogels sterk te zijn toegenomen, zodat kan worden gesproken van epidemieën. In Zeeland is dit sinds 1975 het geval. Het gif van Clostridium botulinum bleek hiervoor verantwoordelijk. Ook werd bij paling en karper sterfte ontdekt, die op dezelfde wijze was veroorzaakt, speciaal in droge en warme zomers. In 1976 heerste er een droge warme zomer; er zijn toen in Nederland omstreeks 60 000 watervogels aan botulisme gestorven; voor Zeeland bedraagt het aantal naar schatting 2000 w.o. speciaal de soorten kapmeeuw, bergeend, wilde eend, kluut en meerkoet. Van het toxine zijn een zevental typen bekend, waarvan er vier voor de mens gevaarlijk zijn. Het type, aangeduid met C is in het algemeen niet gevaarlijk voor de mens, maar veroorzaakt de sterfte onder de vogels. Elke, met botulisme besmette vogel kan na zijn sterven een bron van besmetting vormen; voor vogels als het kadaver alleen het type C bevat, voor de mens als ook het type B of E aanwezig is. In tegenstelling tot vele andere ziekteverwekkende bacteriën, is de bacterie zelf in het lichaam van mens en dier ongevaarlijk. Ze vermenigvuldigt zich buiten het lichaam van levende dieren. Het vergif wordt ook buiten het lichaam gevormd. De vergiftiging vindt plaats als het gif met het voedsel in het lichaam komt, waar het reeds in kleine concentraties spierverlammingen doet ontstaan; de dood treedt in als hartof ademhalingsspieren zijn aangetast. De bacterie Clostridium botulinom groeit goed op eiwitrijk voedsel, onder volstrekt zuurstofloze omstandigheden en bij een temperatuur hoger dan 20°C. Deze drie levensvoorwaarden kan men onder natuurlijke omstandigheden aantreffen bij de aanwezigheid van rottende kadavers in ondiep water, waarbij zich, speciaal hij wisselende waterstand zoals in een getijdegebied, op de bodem een toestand voordoet van totaal gebrek aan zuurstof en de temperatuur, hetzij door een hete zomer hetzij door verhit koelwater afkomstig uit een electrische centrale, boven de 20°C oploopt. Watervogels kunnen uit het bodemslib stukjes van een uiteengevallen kadaver opnemen. Ook eten zij de vliegenlarven, die in de rottende kadavers leven. Door het langdurig verblijf in het kadaver hoopt het toxine zich in de larve op. De vliegenlarven zelf zijn immuun voor het gif. Noch waterverontreiniging noch kunstmatige verhitting van oppervlaktewater zijn op zichzelf verantwoordelijk oor botulisme, maar zij vormen wel de schakels van de ingewikkelde keten, die naar botulisme leidt. In januari 1972 brak in Groningen een botulisme-epidemie uit tijdens een vorstperiode, doordat vogelkadavers zich in kanaalwater, dat vorstvrij bleef door opwarming met verhit koelwater uit de electrische centrale, ophoopten, terwijl duidelijk is dat watervervuiling aanleiding kan geven tot zuurstofgebrek in het bodemslib en soms tot het optreden van een vliegenplaag. In Zeeland werd botulisme onder watervogels reeds geconstateerd in het Oostvoornemeer en de daarbij geleg en Westplaat, als ook op de Ventjagersplaat in het Haringvliet. Als de reeds gesignaleerde uitbreiding van de ziekte niet tot staan wordt gebracht, zijn er reële kansen voor botulisme aanwezig in de Biesbos en in de inlagen langs de Ooste- ren Westerschelde. Maatregelen die genomen kunnen worden en waaraan Rijkswaterstaat en Provinciale Waterstaat g rote aandacht besteden zijn:
1) Waterstaatkundige maatregelen, zoals het doorspoelen van giftig water of het opheffen van te hoge opwarming en
2) Het opruimen van vogelkadavers. Deze kunnen veel toxine bevatten en het daarom noodzakelijk maken uiterst hygiënisch te werk te gaan, b.v.door handschoenen en laarzen te gebruiken en die na afloop goed te reinigen. De kadavers kunnen het best worden verbrand. Indien ergens abnormale sterfte onder watervogels wordt waargenomen, doet men er goed aan contact op te nemen met het centrale meldadres: Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels te Utrecht (tel.:030-318382).
Auteur
K.F. Vaas
Literatuur
- Haagsma, Botulisme.
- Saeys en Baptist, Botulisme.
- Prov..Waterstaat Zeeland, Het optreden van vogelsterfte.