Synode Provinciaal: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
|||
(4 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 2: | Regel 2: | ||
| above = Synode Provinciaal | | above = Synode Provinciaal | ||
}} | }} | ||
[[Bestand:Synode Prov1.jpg|thumb|right|300px|Generale synode van de Gereformeerde Kerken. Augustus 1896. Bron: ZB/Beeldbank Zeeland, rec.nr. 20101]] | |||
==Synode Provinciaal== | ==Synode Provinciaal== | ||
De Synode Provinciaal van de Gereformeerde Kerk kwam later tot stand dan de classicale organisatie, omdat grote delen van Zeeland pas laat (Zuid-Beveland en Tholen eerst in 1577) het bewind van de Prins erkenden. De eerste Synode Provinciaal werd op 14 okt. 1579 te Goes gehouden. Uit de acta blijkt, dat de vestiging van de Gereformeerde Kerk vooral op Zuid-Beveland grote moeilijkheden gaf op alle gebieden van de samenleving: tegenwerking van de ouders bij het godsdienstonderwijs op school, de armenzorg (traditioneel in handen van buitenkerkelijken, heimelijk de taak voor 'papen' op het platteland), de vorming van kerkeraden en tegenwerking door de ambachtsheren. In mindere mate bestonden die moeilijkheden ook op Tholen; bij de Overgang was nl. bepaald dat daar, betreffende de religies, alles zou blijven zoals het was. De tweede Synode Provinciaal, op 21 febr. 1581 te Vlissingen, behandelde in hoofdzaak de vragen die men aan de aangekondigde [[Synode Nationaal]] te Middelburg zou voorleggen. Behalve kwesties over de zonden werd het beroepen van predikanten en de kerkvisitatie geregeld. Sinds de Synode Provinciaal te Middelburg (12 febr. 1591). gewijd aan de kerkorde en aan de verhouding tot de overheid, werden de vergaderingen door twee Statenleden bijgewoond en was de kerk gedurende het gehele bestaan van de Republiek volkomen afhankelijk van de overheid. De provinciale kerkgeschiedenis werd verder beheerst door het feit, dat de Staten van Zeeland alle besluiten op hun rechtsgeldigheid moesten goedkeuren. De kerkorde van Dordrecht is daardoor nooit ingevoerd. De volgende provinciale synodes waren van weinig belang. Ze werden gehouden te Goes (15-18 apr. 1597), Tholen (12-20 nov. 1602), Veere (17-27 mei 1600), Zierikzee (9-13 okt. 1618; voorbereiding synode van Dordrecht) en als laatste Tholen (8-21 apr. 1638). Deze laatste typeert de verhoudingen; pas na herhaaldelijk aandringen en een remonstrantie in de Statenvergadering (23 okt. 1637) gaven de Staten hun toestemming. De gedeputeerden moesten erop toezien, dat politieke kwesties werden vermeden. De goedkeuring van de acta van deze laatste Synode Provinciaal nam een aantal zittingen tussen 30 nov. 1638 en 23 febr. 1639 in beslag. Vooral de hoofdstukken over de rol van de ambachtsheren bij het beroepingswerk, het huwelijk met 'paepsgezinden' en het uitvaardigen van resolutiën gaven veel moeilijkheden. Na deze laatste provinciale synode werden slechts kwesties van minder algemeen belang, zoals beroepen tegen kerkelijke beslissingen en het afzetten van predikanten, behandeld op een [[coetus]] (een vergadering die, voorafgaand aan een Synode Provinciaal, voor dit soort zaken werd uitgeschreven). | De Synode Provinciaal van de Gereformeerde Kerk kwam later tot stand dan de classicale organisatie, omdat grote delen van Zeeland pas laat (Zuid-Beveland en Tholen eerst in 1577) het bewind van de Prins erkenden. De eerste Synode Provinciaal werd op 14 okt. 1579 te Goes gehouden. Uit de acta blijkt, dat de vestiging van de Gereformeerde Kerk vooral op Zuid-Beveland grote moeilijkheden gaf op alle gebieden van de samenleving: tegenwerking van de ouders bij het godsdienstonderwijs op school, de armenzorg (traditioneel in handen van buitenkerkelijken, heimelijk de taak voor 'papen' op het platteland), de vorming van kerkeraden en tegenwerking door de ambachtsheren. In mindere mate bestonden die moeilijkheden ook op Tholen; bij de Overgang was nl. bepaald dat daar, betreffende de religies, alles zou blijven zoals het was. De tweede Synode Provinciaal, op 21 febr. 1581 te Vlissingen, behandelde in hoofdzaak de vragen die men aan de aangekondigde [[Synode Nationaal]] te Middelburg zou voorleggen. Behalve kwesties over de zonden werd het beroepen van predikanten en de kerkvisitatie geregeld. Sinds de Synode Provinciaal te Middelburg (12 febr. 1591). gewijd aan de kerkorde en aan de verhouding tot de overheid, werden de vergaderingen door twee Statenleden bijgewoond en was de kerk gedurende het gehele bestaan van de Republiek volkomen afhankelijk van de overheid. | ||
De provinciale kerkgeschiedenis werd verder beheerst door het feit, dat de Staten van Zeeland alle besluiten op hun rechtsgeldigheid moesten goedkeuren. De kerkorde van Dordrecht is daardoor nooit ingevoerd. De volgende provinciale synodes waren van weinig belang. Ze werden gehouden te Goes (15-18 apr. 1597), Tholen (12-20 nov. 1602), Veere (17-27 mei 1600), Zierikzee (9-13 okt. 1618; voorbereiding synode van Dordrecht) en als laatste Tholen (8-21 apr. 1638). Deze laatste typeert de verhoudingen; pas na herhaaldelijk aandringen en een remonstrantie in de Statenvergadering (23 okt. 1637) gaven de Staten hun toestemming. De gedeputeerden moesten erop toezien, dat politieke kwesties werden vermeden. De goedkeuring van de acta van deze laatste Synode Provinciaal nam een aantal zittingen tussen 30 nov. 1638 en 23 febr. 1639 in beslag. Vooral de hoofdstukken over de rol van de ambachtsheren bij het beroepingswerk, het huwelijk met 'paepsgezinden' en het uitvaardigen van resolutiën gaven veel moeilijkheden. Na deze laatste provinciale synode werden slechts kwesties van minder algemeen belang, zoals beroepen tegen kerkelijke beslissingen en het afzetten van predikanten, behandeld op een [[coetus]] (een vergadering die, voorafgaand aan een Synode Provinciaal, voor dit soort zaken werd uitgeschreven). | |||
==Auteur== | ==Auteur== | ||
S.J.M. Hulsbergen | S.J.M. Hulsbergen | ||
= Literatuur== | ==Literatuur== | ||
*Lasonder, Acta der Zeeuwsche Synode. | *Lasonder, Acta der Zeeuwsche Synode. | ||
*Smallegange, Cronyk, 384-386. | *Smallegange, Cronyk, 384-386. |
Huidige versie van 31 okt 2024 om 10:49
Synode Provinciaal |
---|
Synode Provinciaal
De Synode Provinciaal van de Gereformeerde Kerk kwam later tot stand dan de classicale organisatie, omdat grote delen van Zeeland pas laat (Zuid-Beveland en Tholen eerst in 1577) het bewind van de Prins erkenden. De eerste Synode Provinciaal werd op 14 okt. 1579 te Goes gehouden. Uit de acta blijkt, dat de vestiging van de Gereformeerde Kerk vooral op Zuid-Beveland grote moeilijkheden gaf op alle gebieden van de samenleving: tegenwerking van de ouders bij het godsdienstonderwijs op school, de armenzorg (traditioneel in handen van buitenkerkelijken, heimelijk de taak voor 'papen' op het platteland), de vorming van kerkeraden en tegenwerking door de ambachtsheren. In mindere mate bestonden die moeilijkheden ook op Tholen; bij de Overgang was nl. bepaald dat daar, betreffende de religies, alles zou blijven zoals het was. De tweede Synode Provinciaal, op 21 febr. 1581 te Vlissingen, behandelde in hoofdzaak de vragen die men aan de aangekondigde Synode Nationaal te Middelburg zou voorleggen. Behalve kwesties over de zonden werd het beroepen van predikanten en de kerkvisitatie geregeld. Sinds de Synode Provinciaal te Middelburg (12 febr. 1591). gewijd aan de kerkorde en aan de verhouding tot de overheid, werden de vergaderingen door twee Statenleden bijgewoond en was de kerk gedurende het gehele bestaan van de Republiek volkomen afhankelijk van de overheid.
De provinciale kerkgeschiedenis werd verder beheerst door het feit, dat de Staten van Zeeland alle besluiten op hun rechtsgeldigheid moesten goedkeuren. De kerkorde van Dordrecht is daardoor nooit ingevoerd. De volgende provinciale synodes waren van weinig belang. Ze werden gehouden te Goes (15-18 apr. 1597), Tholen (12-20 nov. 1602), Veere (17-27 mei 1600), Zierikzee (9-13 okt. 1618; voorbereiding synode van Dordrecht) en als laatste Tholen (8-21 apr. 1638). Deze laatste typeert de verhoudingen; pas na herhaaldelijk aandringen en een remonstrantie in de Statenvergadering (23 okt. 1637) gaven de Staten hun toestemming. De gedeputeerden moesten erop toezien, dat politieke kwesties werden vermeden. De goedkeuring van de acta van deze laatste Synode Provinciaal nam een aantal zittingen tussen 30 nov. 1638 en 23 febr. 1639 in beslag. Vooral de hoofdstukken over de rol van de ambachtsheren bij het beroepingswerk, het huwelijk met 'paepsgezinden' en het uitvaardigen van resolutiën gaven veel moeilijkheden. Na deze laatste provinciale synode werden slechts kwesties van minder algemeen belang, zoals beroepen tegen kerkelijke beslissingen en het afzetten van predikanten, behandeld op een coetus (een vergadering die, voorafgaand aan een Synode Provinciaal, voor dit soort zaken werd uitgeschreven).
Auteur
S.J.M. Hulsbergen
Literatuur
- Lasonder, Acta der Zeeuwsche Synode.
- Smallegange, Cronyk, 384-386.
- Rijtsma en Van Veen, Acta.
- V.J.W. te Water, Kort Verhaal.
- J.P. van Duoren e.a., De Nationale Synode te Middelburg.