Kloosterwezen: verschil tussen versies

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Wim van Gorsel (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Wim van Gorsel (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
 
(5 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 7: Regel 7:
Religieus groepsverschijnsel: mensen verenigen zich om zonder compromissen met het dagelijks leven op eigen wijze in afzondering hun hoogste heil na te streven. Dit verschijnsel valt bij alle wereldgodsdiensten te constateren. Binnen het christendom heette de plaats, waar zij zich verenigden een klooster (Lat. Claustrum = afgesloten ruimte); de mensen die deze ruimte bewoonden, noemden zich monniken (Gr. monachoi alleen wonenden). Hoofddoel van de kloosters was en is religieuze contemplatie. Op den duur openbaarde zich een behoefte tot organisatie. Onder invloed van grote voorgangers als Augustinus, Benedictus van Nursia, Bernard van Clairvaux, Franciscus van Assisi, die leefregels formuleerden, ontstonden diverse orden, waarbij de kloosters zich aansloten; de orden gingen ook zelf tot kloosterstichting over. Die orden groeiden uit tot internationale organisaties, via welke in de middeleeuwen een bevruchtende uitwisseling plaats vond op theologisch en wetenschappelijk gebied. De kloostelijke afzondering bleek in absolute zin niet te handhaven. Het apostolaat eiste een naar buiten treden en een belangrijke bijdrage aan het slechten van de scheidsmuren tussen klooster en wereld leverde ook het instituut van de lekebroeders, fratres conversi; mensen voor wie het monnik-zijn te ver ging, maar die bij het klooster wensten te wonen, om aldus beter beschermd te zijn tegen de verleidingen van de wereld. Zij boden het klooster hun diensten aan, vooral in de landbouw, maar ook in de ziekenzorg en in Zeeland vooral bij inpoldering en bedijkingen. De beschavende werking van kloosters en abdijen kan moeilijk worden overschat. Binnen de kloostermuren werden oude handschriften gecopieerd en bestudeerd: kennis, die via de kloosterscholen verder werd uitgedragen. Buiten de muren werd land in cultuur gebracht. Geen wonder dat de kloosters door de wereldlijke autoriteiten als centra van cultuur en praktische bedrijvigheid werden geacht en gesteund en dat kloosterstichting, voor zover zij niet spontaan tot stand kwam, alom werd aangemoedigd. Een typisch voorbeeld van het laatste biedt de stad Reimerswaal. Toen men daarop 1 april 1374 het recht kreeg de stad te ommuren, wenste men, om het aanzien van de stad nog meer te serhogen, een klooster, liefst van reguliere kanunniken. De magistraat stelde zich in verbinding met het convent Roode Dal bij Brussel en dat zond enige kanunniken naar Reimerswaal om over de voorwaarden te onderhandelen. De vroedschap bood een terrein aan binnen de stadsmuren, een deel van de stadsgracht mocht als visvijver worden gebruikt en het klooster mocht rekenen op een jaarlijkse financiële tegemoetkoming. Na lang onderhandelen komt in 1407 het klooster tot stand, buiten de stadsmuren. Aandacht verdient, dat Reimerswaal zich tot een Brabants klooster wendde. Voor de meeste Zeeuwse kloosters zijn de moederkloosters in de Zuidelijke Nederlanden te vinden. Stichtingen vanuit Holland zijn uitzondering. Over de geschiedenis van de Zeeuwse kloosters zijn we over het algemeen niet al te goed ingelicht. Dat is zelfs het geval met de norbertijner Maria-abdij te Middelburg. Hoeveel stukken er ook uit het archief zijn overgebleven, ze zijn onvoldoende om de geschiedenis van deze oudste abdij te schrijven, hoewel ze verreweg de belangrijkste godsdienstige stichting was die Zeeland heeft gekend. In 1123 werd, onder invloed van de hervormingsbeweging, een groep van seculiere kanunniken tot regulieren, die de regel van Augustinus aannamen. Al spoedig is dit klooster overgegaan naar de norbertijnen en werd het bevolkt vanuit Antwerpen (St.-Michiel). Omstreeks 1248 wordt het klooster van de norbertinessen, de vrouwelijke tak van deze orde, overgebracht naar Serooskerke op Walcheren. Dat de geestelijke ridderorden in Zeeland hun stichtingen zouden hebben, spreekt haast vanzelf. De orde van de tempeliers, in 1119 gesticht, heeft in ieder geval een huis met hospitaal gehad in Zaamslag. Het bestaan van huizen in Middelburg en Zierikzee staat niet vast, hoewel het waarschijnlijk moet worden geacht. Toen deze orde in 1312 werd opgeheven, zijn de bezittingen nogal eens overgegaan naar de johannieters. Dat is in ieder geval gebeurd te Zaamslag en waarschijnlijk ook te Zierikzee. Misschien is de oudste vestiging van de johannieters die te Slype of Slepeldamme bij Aardenburg geweest, die is overgebracht naar Brugge. De belangrijkste stichting van de johannieters in Zeeland is geweest die te Kerkwerve (W.)(St.-Jan ten Heere), welke in ieder geval in 1300 bestond. Het begin van de commanderij te Wemeldinge plaatst men in het midden van de 13e eeuw. De commanderij te Middelburg was er in ieder geval in 1317. Na dit jaar werd het klooster van de benedictijnessen te Werendijke, dat een moeizaam bestaan had, opgenomen in de commanderij van Kerkwerve (W.). In ieder geval heeft dit voor 1330 zijn beslag gekregen en zo hebben we in Zeeland ook een afdeling van de vrouwelijke orde der johannieters gehad. Tevens is dit het enige voorbeeld in ons gewest van een zg. dubbelklooster. Er is een vestiging van de Duitse orde geweest in de Zanddijksepolder bij Vrouwenpolder, welke eind 13e eeuw wordt vermeld. Het huis van deze orde, dat in 1261 te Zandvoorde bij Buttinge werd gesticht, is in 1317 overgebracht naar Middelburg Voorts heeft ook Zierikzee een vestiging gekend. In 1286 werd het huis verkocht aan de dominicanen.
Religieus groepsverschijnsel: mensen verenigen zich om zonder compromissen met het dagelijks leven op eigen wijze in afzondering hun hoogste heil na te streven. Dit verschijnsel valt bij alle wereldgodsdiensten te constateren. Binnen het christendom heette de plaats, waar zij zich verenigden een klooster (Lat. Claustrum = afgesloten ruimte); de mensen die deze ruimte bewoonden, noemden zich monniken (Gr. monachoi alleen wonenden). Hoofddoel van de kloosters was en is religieuze contemplatie. Op den duur openbaarde zich een behoefte tot organisatie. Onder invloed van grote voorgangers als Augustinus, Benedictus van Nursia, Bernard van Clairvaux, Franciscus van Assisi, die leefregels formuleerden, ontstonden diverse orden, waarbij de kloosters zich aansloten; de orden gingen ook zelf tot kloosterstichting over. Die orden groeiden uit tot internationale organisaties, via welke in de middeleeuwen een bevruchtende uitwisseling plaats vond op theologisch en wetenschappelijk gebied. De kloostelijke afzondering bleek in absolute zin niet te handhaven. Het apostolaat eiste een naar buiten treden en een belangrijke bijdrage aan het slechten van de scheidsmuren tussen klooster en wereld leverde ook het instituut van de lekebroeders, fratres conversi; mensen voor wie het monnik-zijn te ver ging, maar die bij het klooster wensten te wonen, om aldus beter beschermd te zijn tegen de verleidingen van de wereld. Zij boden het klooster hun diensten aan, vooral in de landbouw, maar ook in de ziekenzorg en in Zeeland vooral bij inpoldering en bedijkingen. De beschavende werking van kloosters en abdijen kan moeilijk worden overschat. Binnen de kloostermuren werden oude handschriften gecopieerd en bestudeerd: kennis, die via de kloosterscholen verder werd uitgedragen. Buiten de muren werd land in cultuur gebracht. Geen wonder dat de kloosters door de wereldlijke autoriteiten als centra van cultuur en praktische bedrijvigheid werden geacht en gesteund en dat kloosterstichting, voor zover zij niet spontaan tot stand kwam, alom werd aangemoedigd. Een typisch voorbeeld van het laatste biedt de stad Reimerswaal. Toen men daarop 1 april 1374 het recht kreeg de stad te ommuren, wenste men, om het aanzien van de stad nog meer te serhogen, een klooster, liefst van reguliere kanunniken. De magistraat stelde zich in verbinding met het convent Roode Dal bij Brussel en dat zond enige kanunniken naar Reimerswaal om over de voorwaarden te onderhandelen. De vroedschap bood een terrein aan binnen de stadsmuren, een deel van de stadsgracht mocht als visvijver worden gebruikt en het klooster mocht rekenen op een jaarlijkse financiële tegemoetkoming. Na lang onderhandelen komt in 1407 het klooster tot stand, buiten de stadsmuren. Aandacht verdient, dat Reimerswaal zich tot een Brabants klooster wendde. Voor de meeste Zeeuwse kloosters zijn de moederkloosters in de Zuidelijke Nederlanden te vinden. Stichtingen vanuit Holland zijn uitzondering. Over de geschiedenis van de Zeeuwse kloosters zijn we over het algemeen niet al te goed ingelicht. Dat is zelfs het geval met de norbertijner Maria-abdij te Middelburg. Hoeveel stukken er ook uit het archief zijn overgebleven, ze zijn onvoldoende om de geschiedenis van deze oudste abdij te schrijven, hoewel ze verreweg de belangrijkste godsdienstige stichting was die Zeeland heeft gekend. In 1123 werd, onder invloed van de hervormingsbeweging, een groep van seculiere kanunniken tot regulieren, die de regel van Augustinus aannamen. Al spoedig is dit klooster overgegaan naar de norbertijnen en werd het bevolkt vanuit Antwerpen (St.-Michiel). Omstreeks 1248 wordt het klooster van de norbertinessen, de vrouwelijke tak van deze orde, overgebracht naar Serooskerke op Walcheren. Dat de geestelijke ridderorden in Zeeland hun stichtingen zouden hebben, spreekt haast vanzelf. De orde van de tempeliers, in 1119 gesticht, heeft in ieder geval een huis met hospitaal gehad in Zaamslag. Het bestaan van huizen in Middelburg en Zierikzee staat niet vast, hoewel het waarschijnlijk moet worden geacht. Toen deze orde in 1312 werd opgeheven, zijn de bezittingen nogal eens overgegaan naar de johannieters. Dat is in ieder geval gebeurd te Zaamslag en waarschijnlijk ook te Zierikzee. Misschien is de oudste vestiging van de johannieters die te Slype of Slepeldamme bij Aardenburg geweest, die is overgebracht naar Brugge. De belangrijkste stichting van de johannieters in Zeeland is geweest die te Kerkwerve (W.)(St.-Jan ten Heere), welke in ieder geval in 1300 bestond. Het begin van de commanderij te Wemeldinge plaatst men in het midden van de 13e eeuw. De commanderij te Middelburg was er in ieder geval in 1317. Na dit jaar werd het klooster van de benedictijnessen te Werendijke, dat een moeizaam bestaan had, opgenomen in de commanderij van Kerkwerve (W.). In ieder geval heeft dit voor 1330 zijn beslag gekregen en zo hebben we in Zeeland ook een afdeling van de vrouwelijke orde der johannieters gehad. Tevens is dit het enige voorbeeld in ons gewest van een zg. dubbelklooster. Er is een vestiging van de Duitse orde geweest in de Zanddijksepolder bij Vrouwenpolder, welke eind 13e eeuw wordt vermeld. Het huis van deze orde, dat in 1261 te Zandvoorde bij Buttinge werd gesticht, is in 1317 overgebracht naar Middelburg Voorts heeft ook Zierikzee een vestiging gekend. In 1286 werd het huis verkocht aan de dominicanen.


[[Bestand:Klooserwezen1.jpg|thumb|left|300px|Paters R.K. Maristen klooster Sint Joseph, in de jaren 1910-1911, naar ontwerp van Aloys Dr. Otto, in Neo-Romaanse trant gebouwd klooster. Foto: W. Helm, 1998. Bron: ZB, Beeldbank Zeeland, rec.nr. 12357]]
[[Bestand:Kloosterwezen2.jpg|thumb|left|300px| Klooster van St. Klara ter Veere Anno 1576. Tekening: K. van Alkemade. Bron: ZB, Beeldbank Zeeland, rec.nr. 1314]]
De cisterciënzers hebben slechts één priorij in Zeeland gehad en dit nog vrij laat. Het klooster van de bogarden te Zierikzee werd in 1483 doormonniken van de St.-Bernards abdij bij Hemixem aan de Schelde bevolkt. Maar niettegenstaande dit is er geen orde geweest, buiten de norbertijnen, die voor Zeeland zo belangrijk is geweest. Door heel Zeeland heen hebben de cisterciënzers vanaf de 12e eeuw land ingepolderd en er hun uithoven gehad. Als waterbouwkundigen bij uitstek, hebben zij vorm gegeven aan wat Zeeland is geworden. De vrouwelijke tak van deze orde had in 1241 reeds een convent te Emelisse op N.Beveland, hetwelk ca. 1300 is overgebracht naar Waterlooswerve bij Aagtekerke. In de eerste helft van de 13e eeuw heeft het klooster van Ter Doest zijn uit hof bij Elkerzee omgezet in een vrouwenconvent. In 1236 valt de stichting van het klooster Ter Hagen bij Zuiddorpe van cisterciënzerinnen. Tien jaar later, in 1246, wordt de abdij Jerusalem bij Biezelinge gesticht, die toetrad tot de orde van de victorinnen (kanunnikessen), het eerste klooster op Zuid-Beveland. De wilhelmieten vestigden zich in 1249 ten zuiden van Biervliet. Reeds spoedig na de dood van Franciscus van Assisi (1226) is de franciscaanse beweging in Zeeland merkbaar. Reeds in 1241 was er te Middelburg een minderbroederklooster. De stichtingsdatum kennen we niet, maar in ieder geval is dit een van de oudste kloosters van deze orde in ons land g eweest. In 1260 volgt Zierikzee. De observantiebeweging (pater Brugmans) heeft Zeeland twee observantenkloosters geschonken, nl. te Sluis (1443) en te Hulst (1458).
De cisterciënzers hebben slechts één priorij in Zeeland gehad en dit nog vrij laat. Het klooster van de bogarden te Zierikzee werd in 1483 doormonniken van de St.-Bernards abdij bij Hemixem aan de Schelde bevolkt. Maar niettegenstaande dit is er geen orde geweest, buiten de norbertijnen, die voor Zeeland zo belangrijk is geweest. Door heel Zeeland heen hebben de cisterciënzers vanaf de 12e eeuw land ingepolderd en er hun uithoven gehad. Als waterbouwkundigen bij uitstek, hebben zij vorm gegeven aan wat Zeeland is geworden. De vrouwelijke tak van deze orde had in 1241 reeds een convent te Emelisse op N.Beveland, hetwelk ca. 1300 is overgebracht naar Waterlooswerve bij Aagtekerke. In de eerste helft van de 13e eeuw heeft het klooster van Ter Doest zijn uit hof bij Elkerzee omgezet in een vrouwenconvent. In 1236 valt de stichting van het klooster Ter Hagen bij Zuiddorpe van cisterciënzerinnen. Tien jaar later, in 1246, wordt de abdij Jerusalem bij Biezelinge gesticht, die toetrad tot de orde van de victorinnen (kanunnikessen), het eerste klooster op Zuid-Beveland. De wilhelmieten vestigden zich in 1249 ten zuiden van Biervliet. Reeds spoedig na de dood van Franciscus van Assisi (1226) is de franciscaanse beweging in Zeeland merkbaar. Reeds in 1241 was er te Middelburg een minderbroederklooster. De stichtingsdatum kennen we niet, maar in ieder geval is dit een van de oudste kloosters van deze orde in ons land g eweest. In 1260 volgt Zierikzee. De observantiebeweging (pater Brugmans) heeft Zeeland twee observantenkloosters geschonken, nl. te Sluis (1443) en te Hulst (1458).


Regel 14: Regel 14:
Na de minderbroeders kwamen als tweede van de bedelorden de dominicanen naar Zeeland. Zij waren reeds te Zierikzee in 1255, vanuit Antwerpen gesticht. De vrouwelijke tak van deze orde kwam hier toen de begijnen te Burgh in 1459 overgingen naar de dominicanessen. De karmelieten kwamen in 1410 naar Vlissingen. De augustijnen waren, volgens Fruin, reeds in de 13e eeuw te Middelburg gevestigd. Indien dat waar is, moet dit klooster het oudste van deze bedelorde in ons land zijn geweest.
Na de minderbroeders kwamen als tweede van de bedelorden de dominicanen naar Zeeland. Zij waren reeds te Zierikzee in 1255, vanuit Antwerpen gesticht. De vrouwelijke tak van deze orde kwam hier toen de begijnen te Burgh in 1459 overgingen naar de dominicanessen. De karmelieten kwamen in 1410 naar Vlissingen. De augustijnen waren, volgens Fruin, reeds in de 13e eeuw te Middelburg gevestigd. Indien dat waar is, moet dit klooster het oudste van deze bedelorde in ons land zijn geweest.


[[Bestand:Klooserwezen1.jpg|thumb|right|300px|Paters R.K. Maristen klooster Sint Joseph, in de jaren 1910-1911, naar ontwerp van Aloys Dr. Otto, in Neo-Romaanse trant gebouwd klooster. Foto: W. Helm, 1998. Bron: ZB, Beeldbank Zeeland, rec.nr. 12357]]
[[Bestand:Kloosterwezen3.jpg|thumb|right|300px|Klooster van St. Jansheeren in Walcheren, ca. 1730. Tekening: K. van Alkemade. Bron: ZB, Beeldbank Zeeland, rec.nr. 1313]]
Augustinessen zijn er te Hulst reeds in de 13e eeuw geweest. En dan komen we in onze provincie ook nog tegen augustijner servitinnen, die met verschillende namen worden genoemd: naar hun kleding zwartzusters; ook leest men de namen van boetzusters en cellezusters. Ze komen voor te Middelburg (Blindenhoek), Goes, Reimerswaal en Zierikzee. Zij hebben zich beijverd in verzorgend werk.De kartuizers zijn in Zeeland gekomen toen hun klooster in 1434 te Schuddebeurs bij Noordgouwe werd gesticht. De cellebroeders te Middelburg waren er in ieder geval in 1473. De kruisheren kregen hun vestiging in Goes in 1429 en te St.-Annaland in 1481.
Augustinessen zijn er te Hulst reeds in de 13e eeuw geweest. En dan komen we in onze provincie ook nog tegen augustijner servitinnen, die met verschillende namen worden genoemd: naar hun kleding zwartzusters; ook leest men de namen van boetzusters en cellezusters. Ze komen voor te Middelburg (Blindenhoek), Goes, Reimerswaal en Zierikzee. Zij hebben zich beijverd in verzorgend werk.De kartuizers zijn in Zeeland gekomen toen hun klooster in 1434 te Schuddebeurs bij Noordgouwe werd gesticht. De cellebroeders te Middelburg waren er in ieder geval in 1473. De kruisheren kregen hun vestiging in Goes in 1429 en te St.-Annaland in 1481.


Regel 21: Regel 21:
==Auteur==
==Auteur==
S.J.M. Hulsbergen
S.J.M. Hulsbergen
AFBEELDING
Het victorinnenklooster Jeruzalem te Biezelingen (18e eeuw). Zegel van de abdis (l) en van het klooster Waterlooswerve (r.). Het victorinnenklooster Jeruzalem te Biezelinge (18e eeuw). Zegel uit 1445 van het in 1260 gestichte minderbroederklooster te Zierikzee. Zegel van het in 1434 gestichte klooster van de kartuizers te Schuddebeurs bij Noordgouwe.


[[category:religie]]
[[category:religie]]

Huidige versie van 28 okt 2024 om 10:28

Kloosterwezen
Paters R.K. Maristen klooster Sint Joseph, in de jaren 1910-1911, naar ontwerp van Aloys Dr. Otto, in Neo-Romaanse trant gebouwd klooster. Foto: W. Helm, 1998. Bron: ZB, Beeldbank Zeeland, rec.nr. 12357

Kloosterwezen

Religieus groepsverschijnsel: mensen verenigen zich om zonder compromissen met het dagelijks leven op eigen wijze in afzondering hun hoogste heil na te streven. Dit verschijnsel valt bij alle wereldgodsdiensten te constateren. Binnen het christendom heette de plaats, waar zij zich verenigden een klooster (Lat. Claustrum = afgesloten ruimte); de mensen die deze ruimte bewoonden, noemden zich monniken (Gr. monachoi alleen wonenden). Hoofddoel van de kloosters was en is religieuze contemplatie. Op den duur openbaarde zich een behoefte tot organisatie. Onder invloed van grote voorgangers als Augustinus, Benedictus van Nursia, Bernard van Clairvaux, Franciscus van Assisi, die leefregels formuleerden, ontstonden diverse orden, waarbij de kloosters zich aansloten; de orden gingen ook zelf tot kloosterstichting over. Die orden groeiden uit tot internationale organisaties, via welke in de middeleeuwen een bevruchtende uitwisseling plaats vond op theologisch en wetenschappelijk gebied. De kloostelijke afzondering bleek in absolute zin niet te handhaven. Het apostolaat eiste een naar buiten treden en een belangrijke bijdrage aan het slechten van de scheidsmuren tussen klooster en wereld leverde ook het instituut van de lekebroeders, fratres conversi; mensen voor wie het monnik-zijn te ver ging, maar die bij het klooster wensten te wonen, om aldus beter beschermd te zijn tegen de verleidingen van de wereld. Zij boden het klooster hun diensten aan, vooral in de landbouw, maar ook in de ziekenzorg en in Zeeland vooral bij inpoldering en bedijkingen. De beschavende werking van kloosters en abdijen kan moeilijk worden overschat. Binnen de kloostermuren werden oude handschriften gecopieerd en bestudeerd: kennis, die via de kloosterscholen verder werd uitgedragen. Buiten de muren werd land in cultuur gebracht. Geen wonder dat de kloosters door de wereldlijke autoriteiten als centra van cultuur en praktische bedrijvigheid werden geacht en gesteund en dat kloosterstichting, voor zover zij niet spontaan tot stand kwam, alom werd aangemoedigd. Een typisch voorbeeld van het laatste biedt de stad Reimerswaal. Toen men daarop 1 april 1374 het recht kreeg de stad te ommuren, wenste men, om het aanzien van de stad nog meer te serhogen, een klooster, liefst van reguliere kanunniken. De magistraat stelde zich in verbinding met het convent Roode Dal bij Brussel en dat zond enige kanunniken naar Reimerswaal om over de voorwaarden te onderhandelen. De vroedschap bood een terrein aan binnen de stadsmuren, een deel van de stadsgracht mocht als visvijver worden gebruikt en het klooster mocht rekenen op een jaarlijkse financiële tegemoetkoming. Na lang onderhandelen komt in 1407 het klooster tot stand, buiten de stadsmuren. Aandacht verdient, dat Reimerswaal zich tot een Brabants klooster wendde. Voor de meeste Zeeuwse kloosters zijn de moederkloosters in de Zuidelijke Nederlanden te vinden. Stichtingen vanuit Holland zijn uitzondering. Over de geschiedenis van de Zeeuwse kloosters zijn we over het algemeen niet al te goed ingelicht. Dat is zelfs het geval met de norbertijner Maria-abdij te Middelburg. Hoeveel stukken er ook uit het archief zijn overgebleven, ze zijn onvoldoende om de geschiedenis van deze oudste abdij te schrijven, hoewel ze verreweg de belangrijkste godsdienstige stichting was die Zeeland heeft gekend. In 1123 werd, onder invloed van de hervormingsbeweging, een groep van seculiere kanunniken tot regulieren, die de regel van Augustinus aannamen. Al spoedig is dit klooster overgegaan naar de norbertijnen en werd het bevolkt vanuit Antwerpen (St.-Michiel). Omstreeks 1248 wordt het klooster van de norbertinessen, de vrouwelijke tak van deze orde, overgebracht naar Serooskerke op Walcheren. Dat de geestelijke ridderorden in Zeeland hun stichtingen zouden hebben, spreekt haast vanzelf. De orde van de tempeliers, in 1119 gesticht, heeft in ieder geval een huis met hospitaal gehad in Zaamslag. Het bestaan van huizen in Middelburg en Zierikzee staat niet vast, hoewel het waarschijnlijk moet worden geacht. Toen deze orde in 1312 werd opgeheven, zijn de bezittingen nogal eens overgegaan naar de johannieters. Dat is in ieder geval gebeurd te Zaamslag en waarschijnlijk ook te Zierikzee. Misschien is de oudste vestiging van de johannieters die te Slype of Slepeldamme bij Aardenburg geweest, die is overgebracht naar Brugge. De belangrijkste stichting van de johannieters in Zeeland is geweest die te Kerkwerve (W.)(St.-Jan ten Heere), welke in ieder geval in 1300 bestond. Het begin van de commanderij te Wemeldinge plaatst men in het midden van de 13e eeuw. De commanderij te Middelburg was er in ieder geval in 1317. Na dit jaar werd het klooster van de benedictijnessen te Werendijke, dat een moeizaam bestaan had, opgenomen in de commanderij van Kerkwerve (W.). In ieder geval heeft dit voor 1330 zijn beslag gekregen en zo hebben we in Zeeland ook een afdeling van de vrouwelijke orde der johannieters gehad. Tevens is dit het enige voorbeeld in ons gewest van een zg. dubbelklooster. Er is een vestiging van de Duitse orde geweest in de Zanddijksepolder bij Vrouwenpolder, welke eind 13e eeuw wordt vermeld. Het huis van deze orde, dat in 1261 te Zandvoorde bij Buttinge werd gesticht, is in 1317 overgebracht naar Middelburg Voorts heeft ook Zierikzee een vestiging gekend. In 1286 werd het huis verkocht aan de dominicanen.

Klooster van St. Klara ter Veere Anno 1576. Tekening: K. van Alkemade. Bron: ZB, Beeldbank Zeeland, rec.nr. 1314

De cisterciënzers hebben slechts één priorij in Zeeland gehad en dit nog vrij laat. Het klooster van de bogarden te Zierikzee werd in 1483 doormonniken van de St.-Bernards abdij bij Hemixem aan de Schelde bevolkt. Maar niettegenstaande dit is er geen orde geweest, buiten de norbertijnen, die voor Zeeland zo belangrijk is geweest. Door heel Zeeland heen hebben de cisterciënzers vanaf de 12e eeuw land ingepolderd en er hun uithoven gehad. Als waterbouwkundigen bij uitstek, hebben zij vorm gegeven aan wat Zeeland is geworden. De vrouwelijke tak van deze orde had in 1241 reeds een convent te Emelisse op N.Beveland, hetwelk ca. 1300 is overgebracht naar Waterlooswerve bij Aagtekerke. In de eerste helft van de 13e eeuw heeft het klooster van Ter Doest zijn uit hof bij Elkerzee omgezet in een vrouwenconvent. In 1236 valt de stichting van het klooster Ter Hagen bij Zuiddorpe van cisterciënzerinnen. Tien jaar later, in 1246, wordt de abdij Jerusalem bij Biezelinge gesticht, die toetrad tot de orde van de victorinnen (kanunnikessen), het eerste klooster op Zuid-Beveland. De wilhelmieten vestigden zich in 1249 ten zuiden van Biervliet. Reeds spoedig na de dood van Franciscus van Assisi (1226) is de franciscaanse beweging in Zeeland merkbaar. Reeds in 1241 was er te Middelburg een minderbroederklooster. De stichtingsdatum kennen we niet, maar in ieder geval is dit een van de oudste kloosters van deze orde in ons land g eweest. In 1260 volgt Zierikzee. De observantiebeweging (pater Brugmans) heeft Zeeland twee observantenkloosters geschonken, nl. te Sluis (1443) en te Hulst (1458).

De tweede orde van St.-Franciscus, de clarissen, kreeg een vestiging in Zeeland toen de franciscanessen te Veere in 1478 van de derde naar de tweede orde overgingen. De vrouwelijke tak van de derde orde der franciscaanse beweg ng grauwzusters, tertiarissen) had zich ca. 1461 te Veere gevestigd, maar eerder reeds, in 1418, had Sluis een vestiging van deze zusters, terwijl er nadien in deze stad nog een tweede klooster bijkwam. Het klooster te Middelburg is gesticht in 1473. Zierikzee zag deze zusters verschijnen in 1490. In Aardenburg kende men blauwe begijnen, die in 1499 besloten over te gaan naar de tertiarissen. Ook te Haamstede is er van hen een vestiging geweest. De manlijke tak van de derde orde der franciscaanse beweging (bogarden, tertianen) kregen hun conventen te Middelburg 1468) en te Zierikzee (1470-1483).

Na de minderbroeders kwamen als tweede van de bedelorden de dominicanen naar Zeeland. Zij waren reeds te Zierikzee in 1255, vanuit Antwerpen gesticht. De vrouwelijke tak van deze orde kwam hier toen de begijnen te Burgh in 1459 overgingen naar de dominicanessen. De karmelieten kwamen in 1410 naar Vlissingen. De augustijnen waren, volgens Fruin, reeds in de 13e eeuw te Middelburg gevestigd. Indien dat waar is, moet dit klooster het oudste van deze bedelorde in ons land zijn geweest.

Klooster van St. Jansheeren in Walcheren, ca. 1730. Tekening: K. van Alkemade. Bron: ZB, Beeldbank Zeeland, rec.nr. 1313

Augustinessen zijn er te Hulst reeds in de 13e eeuw geweest. En dan komen we in onze provincie ook nog tegen augustijner servitinnen, die met verschillende namen worden genoemd: naar hun kleding zwartzusters; ook leest men de namen van boetzusters en cellezusters. Ze komen voor te Middelburg (Blindenhoek), Goes, Reimerswaal en Zierikzee. Zij hebben zich beijverd in verzorgend werk.De kartuizers zijn in Zeeland gekomen toen hun klooster in 1434 te Schuddebeurs bij Noordgouwe werd gesticht. De cellebroeders te Middelburg waren er in ieder geval in 1473. De kruisheren kregen hun vestiging in Goes in 1429 en te St.-Annaland in 1481.

De 15e eeuw wordt kerkelijk beheerst door de beweging van de moderne devotie en de daaruit voortgekomen Windesheimer kloostercongregatie. Ook deze beweging is in Zeeland van invloed geweest (Reimerswaal). Uit deze beweging is ook voortgekomen de congregatie van Sion, waarbij waren aangesloten de sepulcrijnen, sedert 1438 te Arnemuiden, later te Vrouwenpolder en het consent Bethlehem te Ren g erskerk (1479-1486) dat door de overstromingen niet tot ontplooiing kon komen. Bij deze congregatie van Sion was ook aangesloten het Driekoningenklooster van kanunnikessen te Zierikzee. Buiten deze genoemde kloosterorden zijn er op verschillende plaatsen nog huizen geweest voor een religieuze samenleving, meestal met een verzorgende taak. Het is nogal eens moeilijk uit te maken of ze tot een bepaalde orde hebben behoord, zoals bijv. het geval is bij het klooster van St.-Agnes te Goes, dat later Gasthuis werd. De begijnhoven en begijnhuizen zijn er inZeeland in groot aantal geweest, maar deze zijn geen eigenlijke kloosters. Zeeland heeft een zeer rijk kloosterleven gekend, dat volkomen is weggevaagd toen met de opstand tegen Spanje de Reformatie doorbrak.

Auteur

S.J.M. Hulsbergen