Daniel Fannius, Heer van Maire: verschil tussen versies

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
W. van Gorsel (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Wim van Gorsel (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
 
Regel 10: Regel 10:
| VIAF = [http://viaf.org/viaf/283729757 Daniel Fannius]
| VIAF = [http://viaf.org/viaf/283729757 Daniel Fannius]
}}
}}
==Biografie==
Jurist. Studeerde rechten te Leiden, waar hij op 9 november 1639 werd ingeschreven. Alvorens hij 25 januari 1652 benoemd werd tot fiscaal van de admiraliteit van Zeeland, was hij licentmeester te Middelburg. In de jaren 1661-1663 trachtte hij in overleg met de Witt, aan wie hij verwant was, een overeenkomst tussen Holland en Zeeland te bewerkstelligen. Op 16 april 1668 deed hij zijn intrede als bewindhebber van de Oost-Indische Compagnie, ter kamer van Zeeland. In de briefwisseling van Const. Huygens III, p. 315 is er sprake van een advocaat Fannius die in 1672 brieven van Joachimi uit Engeland had overgebracht.
Jurist. Studeerde rechten te Leiden, waar hij op 9 november 1639 werd ingeschreven. Alvorens hij 25 januari 1652 benoemd werd tot fiscaal van de admiraliteit van Zeeland, was hij licentmeester te Middelburg. In de jaren 1661-1663 trachtte hij in overleg met de Witt, aan wie hij verwant was, een overeenkomst tussen Holland en Zeeland te bewerkstelligen. Op 16 april 1668 deed hij zijn intrede als bewindhebber van de Oost-Indische Compagnie, ter kamer van Zeeland. In de briefwisseling van Const. Huygens III, p. 315 is er sprake van een advocaat Fannius die in 1672 brieven van Joachimi uit Engeland had overgebracht.



Huidige versie van 23 feb 2021 om 11:18

Daniel Fannius, Heer van Maire
Geboren 1618 Brouwershaven
Overleden 1681 Brouwershaven (?)
Beroep Jurist
VIAF Daniel Fannius

Biografie

Jurist. Studeerde rechten te Leiden, waar hij op 9 november 1639 werd ingeschreven. Alvorens hij 25 januari 1652 benoemd werd tot fiscaal van de admiraliteit van Zeeland, was hij licentmeester te Middelburg. In de jaren 1661-1663 trachtte hij in overleg met de Witt, aan wie hij verwant was, een overeenkomst tussen Holland en Zeeland te bewerkstelligen. Op 16 april 1668 deed hij zijn intrede als bewindhebber van de Oost-Indische Compagnie, ter kamer van Zeeland. In de briefwisseling van Const. Huygens III, p. 315 is er sprake van een advocaat Fannius die in 1672 brieven van Joachimi uit Engeland had overgebracht.

Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984

Bekijk de originele tekst uit de Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984

Auteur

L. Hageman, gecontroleerd redactie 2013

Literatuur

  • Brieven aan Johan de Witt II, 300, 369. Algemeen Rijksarchief Den Haag.
  • Ms. Resolutiën Oost-Indische Compagnie ter Kamer van Zeeland op 16.4.1668, 19.5 en 20.7.1681.
  • N.N.B.W. IV.