Philips van Dorp: verschil tussen versies
kGeen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 28: | Regel 28: | ||
[[category:Zeeuwen]] | [[category:Zeeuwen]] | ||
[[category:Maritiem]] | [[category:Maritiem]] | ||
{{DEFAULTSORT:Dorp, Philips van}} |
Huidige versie van 7 aug 2019 om 10:05
Philips van Dorp | |
---|---|
Borstbeeld van Philips van Dorp. Kopergravure naar Rembrandt, door S. Savry, Collectie KZGW, ZI IV, 328. | |
Geboren | 1587 Zeeland (prov.) |
Overleden | 5 december 1652 's-Gravenhage |
Beroep | luitenant-admiraal van Zeeland |
VIAF | Ph. van Dorp |
Carrière
Jonkheer Philips van Dorp was de tweede zoon van jonkheer Frederik van Dorp, gouverneur van Tholen tijdens Philips geboorte. In 1620 was hij kapitein op het Amsterdamse schip `Meerman' in de vloot, die onder Swartenhondt en Haultain naar de Middellandse Zee werd gezonden ter beveiliging van de zeevaart tegen de Barbarijse kapers en de Spanjaarden. In maart 1624 verdedigde hij met succes een vloot koopvaardijschepen, die hij met twee oorlogsschepen konvooieerde tegen een aanval van vijf zwaar bewapende vijandelijke schepen onder de Duinkerker Michiel Colaert. Van de Staten-Generaal ontving hij voor dit wapenfeit een gouden keten. In 1625 fungeerde hij als vice-admiraal onder Haultain in de vloot die, volgens het in 1624 met Frankrijk gesloten verdrag, naar La Rochelle werd gezonden ter bestrijding van de Hugenoten. Van Dorp werd als beloning voor zijn bijdrage aan de uiteindelijke overwinning door Lodewijk XIII van Frankrijk benoemd tot ridder in de orde van St.-Michel. In 1626 diende hij weer op de Vlaamse kust ter bestrijding van de Vlaamse kapers.
Benoeming tot luitenant-admiraal en aftreden
In 1627 werd hij door Frederik Hendrik in plaats van Haultain benoemd tot luitenant-admiraal van Zeeland. Daar in deze jaren in Holland en West-Friesland het ambt van luitenant-admiraal vacant was, fungeerde Van Dorp als opperbevelhebber van de gehele Nederlandse zeemacht. Tevergeefs drong hij aan op de vorming van een afzonderlijk corps zeesoldaten. Zijn beleid was overigens zo weinig krachtig, dat de kapers min of meer vrij spel hadden. Reeds na twee jaren ontsloegen de Staten van Zeeland hem eigenmachtig uit zijn ambt. Tot 1632 bleef hij aan wal. In mei van dat jaar werd hij door de stadhouder benoemd tot de opvolger van de in juni 1629 gesneuvelde luitenant-admiraal van Holland en West-Friesland Piet Heyn, die slechts enkele maanden zijn ambt vervulde. In de daarop volgende jaren was Van Dorp afwisselend belast met het bevel over de blokkadevloot voor de Vlaamse kust of kruiste hij op de vijand in de Noordzee, het Kanaal en de Golf van Biskaje. Het gelukte de Spanjaarden echter telkens weer overzee troepenversterkingen naar Vlaanderen te zenden. Van Dorps' beleid en optreden ontmoetten dan ook steeds meer kritiek, ook van zijn kapiteins van wie een aantal niet langer onder hem wenste te dienen. In 1636 faalde hij bij de bescherming van onze haringvloot, waarvan een belangrijk gedeelte verloren ging; in 1637 keerde hij met de blokkadevloot voortijdig in de vaderlandse havens terug, wegens beweerd tekort aan victualie. De storm van kritiek die nu opstak bracht hem ertoe in oktober 1637 zijn ambt neer te leggen. Hij werd hierna benoemd tot Raad ter admiraliteit op de Maze welke functie hij tot zijn dood heeft vervuld.
Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984
Auteur
J.A. van der Kooij
Literatuur
- Kalff, Een Zeeuwsche admiraal.