Oogstgebruiken: verschil tussen versies
kGeen bewerkingssamenvatting |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 6: | Regel 6: | ||
== Meekrap == | == Meekrap == | ||
[[Bestand:oogstgebruiken_0574| | [[Bestand:oogstgebruiken_0574.jpg|left|thumb|250px|Gereedschap voor de meekrapoogst, met midden de typische meekrapspade met een kort maar lang taps aflopend blad, ansichtkaart J. Berrevoets, 1974, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 2137]] | ||
Het plukken en planten van de kiemen van de meekrapplant, dat in mei gebeurde en zes tot acht werkdagen in beslag nam, werd op gezette tijden onderbroken voor een spel. De arbeiders wierpen dan de zetstok (plantstok), al of niet met touw en kruiplap, zo ver mogelijk weg. De verliezer moest trakteren op een half pintje sterke drank. Ook het zware werk bij het oogsten van de meekrapwortels werd bij tijd en wijle onderbroken. Als de voorman "staat!" riep, lieten de delvers hun spade staan en haalden zij hun vierstael (vuurslag) uit de zak. Deze probeerden ze door het handvat van de spaden te werpen. De man die het meest miste, verloor en moest trakteren. Bij een ander spel droeg iedere man de zware spade bij de punt recht voor zich uit. Degene wiens spade het eerst naar beneden zakte, had verloren en moest trakteren op het halve pintje sterke drank. Met het verdwijnen van de meekrapteelt verdwenen ook deze gebruiken. | Het plukken en planten van de kiemen van de meekrapplant, dat in mei gebeurde en zes tot acht werkdagen in beslag nam, werd op gezette tijden onderbroken voor een spel. De arbeiders wierpen dan de zetstok (plantstok), al of niet met touw en kruiplap, zo ver mogelijk weg. De verliezer moest trakteren op een half pintje sterke drank. Ook het zware werk bij het oogsten van de meekrapwortels werd bij tijd en wijle onderbroken. Als de voorman "staat!" riep, lieten de delvers hun spade staan en haalden zij hun vierstael (vuurslag) uit de zak. Deze probeerden ze door het handvat van de spaden te werpen. De man die het meest miste, verloor en moest trakteren. Bij een ander spel droeg iedere man de zware spade bij de punt recht voor zich uit. Degene wiens spade het eerst naar beneden zakte, had verloren en moest trakteren op het halve pintje sterke drank. Met het verdwijnen van de meekrapteelt verdwenen ook deze gebruiken. | ||
== Koolzaad dorsen == | == Koolzaad dorsen == | ||
[[Bestand:oogstgebruiken_53684.jpg| | [[Bestand:oogstgebruiken_53684.jpg|right|thumb|250px|Koolzaad dorsen te St. Annaland omstreeks 1932, foto M.v.d. Weele, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 53684]] | ||
Ook het zware werk van het koolzaad dorsen werd af en toe onderbroken. Als er honderd banden voor het opbinden van het stro waren gebruikt, werd het werk stilgelegd en trakteerde de boer: 'vos-man-slaen' of 'jeneverslag'. Tijdens het dorsen probeerden de dorsers zo snel en hard met de vlegel te slaan dat zij de draagsters, die in zeilen de nieuwe struiken aanvoerden, voorbleven. Lukte dat dan riepen ze "Brand! Brand! Het zeil staat in brand!" net zo lang tot de draagsters een nieuwe lading brachten. Een buitenstaander die per ongeluk op het grote dorszeil ging staan, werd in een draagsterszeil gevangen genomen en de 'voeten geveegd'. Hij moest een fooi betalen. Nadat het laatste koolzaad op de wagen was geladen, kwamen twee vrouwen met de gekroonde 'meie' aandragen: twee aaneengebonden wilgentakken die met bloemen en rood papieren kroontjes waren versierd. Aan beide kanten van de meie zaten een paar gevulde zaadstruikjes. Meisjes spelden alle mannen en vrouwen een kroontje op de borst. De twee vrouwen droegen de meie driemaal rond de dorsvloer. Voor hen uit liepen de twee oudste vrouwen met een leeg draagzeil, achter hen twee meisjes met het laatste zaad in het zeil en daarop een met gekleurd papier gekroonde Goudse pijp. Daarachter weer twee draagsters met een leeg zeil. De mannen, met het gereedschap op de schouder, sloten zich aan. De stoet stopte voor de boer en een van de meisjes bood hem, onder het opzeggen van een vers, het laatste zaad, de meie en de versierde pijp aan. Onder hoerageroep stak de boer onder de gekroonde meie de pijp op. Daarop ging de sukerkomme rond, gevuld met brandewijn waarin zoute bolletjes dreven. Ten slotte ging het gezelschap op weg naar de hofstede, waar het werkvolk de boerin eveneens geluk wenste en opnieuw op de sukerkomme werd getrakteerd. Het feestelijke karakter van het koolzaaddorsen ging geleidelijk verloren. In de 17de en 18de eeuw huurden de boeren soms een speelman en werd er gezongen en gedanst. Het oogstmaal werd tot ver in de 19de eeuw nog gehouden. Aan een lange tafel, gemaakt van planken op schragen, kregen de arbeiders koffie, brood met ham, krentenbrood of witbrood met kaas. Na de maaltijd kreeg iedereen een glaasje brandewijn en de mannen rookten hun Goudse pijp. 's Avonds was het feest. De baas schonk de arbeiders een klein geldbedrag. | Ook het zware werk van het koolzaad dorsen werd af en toe onderbroken. Als er honderd banden voor het opbinden van het stro waren gebruikt, werd het werk stilgelegd en trakteerde de boer: 'vos-man-slaen' of 'jeneverslag'. Tijdens het dorsen probeerden de dorsers zo snel en hard met de vlegel te slaan dat zij de draagsters, die in zeilen de nieuwe struiken aanvoerden, voorbleven. Lukte dat dan riepen ze "Brand! Brand! Het zeil staat in brand!" net zo lang tot de draagsters een nieuwe lading brachten. Een buitenstaander die per ongeluk op het grote dorszeil ging staan, werd in een draagsterszeil gevangen genomen en de 'voeten geveegd'. Hij moest een fooi betalen. Nadat het laatste koolzaad op de wagen was geladen, kwamen twee vrouwen met de gekroonde 'meie' aandragen: twee aaneengebonden wilgentakken die met bloemen en rood papieren kroontjes waren versierd. Aan beide kanten van de meie zaten een paar gevulde zaadstruikjes. Meisjes spelden alle mannen en vrouwen een kroontje op de borst. De twee vrouwen droegen de meie driemaal rond de dorsvloer. Voor hen uit liepen de twee oudste vrouwen met een leeg draagzeil, achter hen twee meisjes met het laatste zaad in het zeil en daarop een met gekleurd papier gekroonde Goudse pijp. Daarachter weer twee draagsters met een leeg zeil. De mannen, met het gereedschap op de schouder, sloten zich aan. De stoet stopte voor de boer en een van de meisjes bood hem, onder het opzeggen van een vers, het laatste zaad, de meie en de versierde pijp aan. Onder hoerageroep stak de boer onder de gekroonde meie de pijp op. Daarop ging de sukerkomme rond, gevuld met brandewijn waarin zoute bolletjes dreven. Ten slotte ging het gezelschap op weg naar de hofstede, waar het werkvolk de boerin eveneens geluk wenste en opnieuw op de sukerkomme werd getrakteerd. Het feestelijke karakter van het koolzaaddorsen ging geleidelijk verloren. In de 17de en 18de eeuw huurden de boeren soms een speelman en werd er gezongen en gedanst. Het oogstmaal werd tot ver in de 19de eeuw nog gehouden. Aan een lange tafel, gemaakt van planken op schragen, kregen de arbeiders koffie, brood met ham, krentenbrood of witbrood met kaas. Na de maaltijd kreeg iedereen een glaasje brandewijn en de mannen rookten hun Goudse pijp. 's Avonds was het feest. De baas schonk de arbeiders een klein geldbedrag. | ||
== Tarwe- en hooioogsten == | == Tarwe- en hooioogsten == | ||
[[Bestand:oogstgebruiken_1665.jpg|left|thumb| | [[Bestand:oogstgebruiken_1665.jpg|left|thumb|250px|Boerenkar geladen met hooi brengt de oogst binnen, tekeningen en prenten, J. van Hoboken, 1941, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 1665]] | ||
Ook de tarwe- en hooioogsten waren met feestelijke gebruiken omgeven. Aan de wagen met het laatste voer prijkte een groene meitak. Terwijl de wagen in volle vaart de schuur binnenreed, plantte de knecht de meitak in het rieten schuurdak. Ook werd deze meie wel aan een hekpaal bevestigd, waar hij maandenlang bleef zitten. Wanneer het laatste voer in de schuur was gebracht, kwam de boerin met de [[sukerkomme]] of trakteerde zij op een borrel en vervolgens op oogst- of taskoeken (wafels), pannenkoeken of reuzel- (smoute-) bollen, in het Land van Cadzand op dikke koeken. De gebruiken rond de tarwe- en hooioogst zijn na 1930 verdwenen. | Ook de tarwe- en hooioogsten waren met feestelijke gebruiken omgeven. Aan de wagen met het laatste voer prijkte een groene meitak. Terwijl de wagen in volle vaart de schuur binnenreed, plantte de knecht de meitak in het rieten schuurdak. Ook werd deze meie wel aan een hekpaal bevestigd, waar hij maandenlang bleef zitten. Wanneer het laatste voer in de schuur was gebracht, kwam de boerin met de [[sukerkomme]] of trakteerde zij op een borrel en vervolgens op oogst- of taskoeken (wafels), pannenkoeken of reuzel- (smoute-) bollen, in het Land van Cadzand op dikke koeken. De gebruiken rond de tarwe- en hooioogst zijn na 1930 verdwenen. | ||
Huidige versie van 11 dec 2014 om 14:36
oogstgebruiken |
---|
Gebruiken die in Zeeland vrijwel overal met elkaar overeenkwamen en thans verdwenen zijn. Elke oogst (meekrap, koolzaad, graan, hooi) had zijn eigen gebruiken (zie zaad dorsen).
Meekrap
Het plukken en planten van de kiemen van de meekrapplant, dat in mei gebeurde en zes tot acht werkdagen in beslag nam, werd op gezette tijden onderbroken voor een spel. De arbeiders wierpen dan de zetstok (plantstok), al of niet met touw en kruiplap, zo ver mogelijk weg. De verliezer moest trakteren op een half pintje sterke drank. Ook het zware werk bij het oogsten van de meekrapwortels werd bij tijd en wijle onderbroken. Als de voorman "staat!" riep, lieten de delvers hun spade staan en haalden zij hun vierstael (vuurslag) uit de zak. Deze probeerden ze door het handvat van de spaden te werpen. De man die het meest miste, verloor en moest trakteren. Bij een ander spel droeg iedere man de zware spade bij de punt recht voor zich uit. Degene wiens spade het eerst naar beneden zakte, had verloren en moest trakteren op het halve pintje sterke drank. Met het verdwijnen van de meekrapteelt verdwenen ook deze gebruiken.
Koolzaad dorsen
Ook het zware werk van het koolzaad dorsen werd af en toe onderbroken. Als er honderd banden voor het opbinden van het stro waren gebruikt, werd het werk stilgelegd en trakteerde de boer: 'vos-man-slaen' of 'jeneverslag'. Tijdens het dorsen probeerden de dorsers zo snel en hard met de vlegel te slaan dat zij de draagsters, die in zeilen de nieuwe struiken aanvoerden, voorbleven. Lukte dat dan riepen ze "Brand! Brand! Het zeil staat in brand!" net zo lang tot de draagsters een nieuwe lading brachten. Een buitenstaander die per ongeluk op het grote dorszeil ging staan, werd in een draagsterszeil gevangen genomen en de 'voeten geveegd'. Hij moest een fooi betalen. Nadat het laatste koolzaad op de wagen was geladen, kwamen twee vrouwen met de gekroonde 'meie' aandragen: twee aaneengebonden wilgentakken die met bloemen en rood papieren kroontjes waren versierd. Aan beide kanten van de meie zaten een paar gevulde zaadstruikjes. Meisjes spelden alle mannen en vrouwen een kroontje op de borst. De twee vrouwen droegen de meie driemaal rond de dorsvloer. Voor hen uit liepen de twee oudste vrouwen met een leeg draagzeil, achter hen twee meisjes met het laatste zaad in het zeil en daarop een met gekleurd papier gekroonde Goudse pijp. Daarachter weer twee draagsters met een leeg zeil. De mannen, met het gereedschap op de schouder, sloten zich aan. De stoet stopte voor de boer en een van de meisjes bood hem, onder het opzeggen van een vers, het laatste zaad, de meie en de versierde pijp aan. Onder hoerageroep stak de boer onder de gekroonde meie de pijp op. Daarop ging de sukerkomme rond, gevuld met brandewijn waarin zoute bolletjes dreven. Ten slotte ging het gezelschap op weg naar de hofstede, waar het werkvolk de boerin eveneens geluk wenste en opnieuw op de sukerkomme werd getrakteerd. Het feestelijke karakter van het koolzaaddorsen ging geleidelijk verloren. In de 17de en 18de eeuw huurden de boeren soms een speelman en werd er gezongen en gedanst. Het oogstmaal werd tot ver in de 19de eeuw nog gehouden. Aan een lange tafel, gemaakt van planken op schragen, kregen de arbeiders koffie, brood met ham, krentenbrood of witbrood met kaas. Na de maaltijd kreeg iedereen een glaasje brandewijn en de mannen rookten hun Goudse pijp. 's Avonds was het feest. De baas schonk de arbeiders een klein geldbedrag.
Tarwe- en hooioogsten
Ook de tarwe- en hooioogsten waren met feestelijke gebruiken omgeven. Aan de wagen met het laatste voer prijkte een groene meitak. Terwijl de wagen in volle vaart de schuur binnenreed, plantte de knecht de meitak in het rieten schuurdak. Ook werd deze meie wel aan een hekpaal bevestigd, waar hij maandenlang bleef zitten. Wanneer het laatste voer in de schuur was gebracht, kwam de boerin met de sukerkomme of trakteerde zij op een borrel en vervolgens op oogst- of taskoeken (wafels), pannenkoeken of reuzel- (smoute-) bollen, in het Land van Cadzand op dikke koeken. De gebruiken rond de tarwe- en hooioogst zijn na 1930 verdwenen.
Auteur
J. Dekker
Literatuur
-K. Fraanje (red.), Supplement woordenboek der Zeeuwse dialecten (Krabbendijke, 2003) 632.
-Nagtglas, F., Uit het Zeeuwsche volksleven (Middelburg, 1968) 62.
-Vader, J., Oogsttijd op Oud-Walcheren, in:Neerlands volksleven 13 (1963) 2, 221-238.
-Vermeer, J., Zeeland's volksleven in den zomer, in:Ons Zeeland (1929) nr. 14.
-Weijde, A. van der, De verdwenen meekrap-cultuur op Schouwen en Duiveland, in: Archief ZGW (1925) 83, 85-86.