Acte van Seclusie: verschil tussen versies

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
W. van Gorsel (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
W. van Gorsel (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
 
(2 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
[[Bestand:Akte van Seclusie1.jpg|thumb|right|300px|Akte van Seclusie. Bron: Wikimedia Commons]]
Overeenkomst tussen de Staten van Holland en Cromwell waarbij eerstgenoemden beloofden de prins van Oranje (de latere stadhouder-koningWillem III) niet tot kapitein en luitenant-generaal van leger en vloot te benoemen noch tot stadhouder aan te stellen. Deze afzonderlijke overeenkomst veroorzaakte grote woede bij de andere provincies, met name Zeeland. Waar de Oranjes door deze beschouwd werden als een tegenwicht tegen al te grote macht van Holland zag men hierin een poging het generaliteitsgezag terug te dringen. De provincie Zeeland liet haar raadpensionaris Adriaan [[Veth]] een uitvoerige Deductie opstellen, waartegen Johannde Witt zijn bekende Deductie schreef. Beide geschriften zijn van belang voor de politieke discussie rondom de staatsinrichting van de Republiek, waarbij de vraag in hoeverre een provincie een overeenkomst moest sluiten met een vreemde mogendheid, centraal stond. Mede door pressie van Cromwell was Zeeland gedwongen zich bij de gang van zaken neer te leggen. Wellicht op instigatie van de Staten verscheen in 1654 een pamflet 'Bedenckingen op de Deductie' ter verdediging van het Zeeuwse standpunt.
Overeenkomst tussen de Staten van Holland en Cromwell waarbij eerstgenoemden beloofden de prins van Oranje (de latere stadhouder-koningWillem III) niet tot kapitein en luitenant-generaal van leger en vloot te benoemen noch tot stadhouder aan te stellen. Deze afzonderlijke overeenkomst veroorzaakte grote woede bij de andere provincies, met name Zeeland. Waar de Oranjes door deze beschouwd werden als een tegenwicht tegen al te grote macht van Holland zag men hierin een poging het generaliteitsgezag terug te dringen. De provincie Zeeland liet haar raadpensionaris Adriaan [[Veth]] een uitvoerige Deductie opstellen, waartegen Johannde Witt zijn bekende Deductie schreef. Beide geschriften zijn van belang voor de politieke discussie rondom de staatsinrichting van de Republiek, waarbij de vraag in hoeverre een provincie een overeenkomst moest sluiten met een vreemde mogendheid, centraal stond. Mede door pressie van Cromwell was Zeeland gedwongen zich bij de gang van zaken neer te leggen. Wellicht op instigatie van de Staten verscheen in 1654 een pamflet 'Bedenckingen op de Deductie' ter verdediging van het Zeeuwse standpunt.



Huidige versie van 3 dec 2024 om 14:27

Akte van Seclusie. Bron: Wikimedia Commons

Overeenkomst tussen de Staten van Holland en Cromwell waarbij eerstgenoemden beloofden de prins van Oranje (de latere stadhouder-koningWillem III) niet tot kapitein en luitenant-generaal van leger en vloot te benoemen noch tot stadhouder aan te stellen. Deze afzonderlijke overeenkomst veroorzaakte grote woede bij de andere provincies, met name Zeeland. Waar de Oranjes door deze beschouwd werden als een tegenwicht tegen al te grote macht van Holland zag men hierin een poging het generaliteitsgezag terug te dringen. De provincie Zeeland liet haar raadpensionaris Adriaan Veth een uitvoerige Deductie opstellen, waartegen Johannde Witt zijn bekende Deductie schreef. Beide geschriften zijn van belang voor de politieke discussie rondom de staatsinrichting van de Republiek, waarbij de vraag in hoeverre een provincie een overeenkomst moest sluiten met een vreemde mogendheid, centraal stond. Mede door pressie van Cromwell was Zeeland gedwongen zich bij de gang van zaken neer te leggen. Wellicht op instigatie van de Staten verscheen in 1654 een pamflet 'Bedenckingen op de Deductie' ter verdediging van het Zeeuwse standpunt.

Auteur

J.H. Kluiver

Literatuur

J.H. Kluiver: Zeeuwse Reacties op de Acte van Seclusie, in: Bijdragen en mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden, 91 (1976) afl. 3.