Jan Adriaanszn. Blancx: verschil tussen versies
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting |
|||
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 8: | Regel 8: | ||
| overlijdensplaats = | | overlijdensplaats = | ||
| beroep = dijkgraaf en lid Staten van Zeeland | | beroep = dijkgraaf en lid Staten van Zeeland | ||
}} | }} | ||
== Levensloop == | == Levensloop == | ||
Regel 17: | Regel 16: | ||
== Auteur == | == Auteur == | ||
Hageman | L. Hageman | ||
== Literatuur == | ==Bronnen== | ||
=== Literatuur === | |||
*Van de Spiegel, Historie van de satisfactie, 74; 185. | *Van de Spiegel, Historie van de satisfactie, 74; 185. | ||
*Zelandia Illustrata 1, 547; II. 334. | *Zelandia Illustrata 1, 547; II. 334. |
Huidige versie van 18 okt 2024 om 08:01
Jan Adriaanszn. Blancx | |
---|---|
Het hof Blaemskinderen te 's-Gravenpolder, was in de 16de eeuw de domicilie van de familie Blancx, foto: J. Francke, 2004, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 115846 | |
Geboren | 16de eeuw |
Overleden | ? |
Beroep | dijkgraaf en lid Staten van Zeeland |
Levensloop
Jan Adriaanszoon Blancx stamde uit het oud-adellijke huis van Yerseke en was in de tweede helft van de 16de eeuw dijkgraaf van de Breede-Watering op Zuid-Beveland. Hij stond tijdens de troebelen aan de zijde van de Spanjaarden, maar wist na het opbreken van het beleg van Goes, 21 oktober 1572, bij Mondragon voor diegenen die Oranje gedurende dit beleg hadden gesteund vergeving te verkrijgen, waarbij hij het liet voorkomen alsof zij uit dwang hadden gehandeld. Hij was mede-ondertekenaar van de satisfactie tussen Willem van Oranje en de stad Goes (22 maart 1577). Hij was in zijn tijd een der invloedrijkste leden van de Staten van Zeeland. De hoeve `Blaemskinderen' herinnert met zijn naam nog aan deze familie.
Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984
Auteur
L. Hageman
Bronnen
Literatuur
- Van de Spiegel, Historie van de satisfactie, 74; 185.
- Zelandia Illustrata 1, 547; II. 334.
- Nagtglas, Levensberichten.
- N.N.B.W. VII.