Cornelis Boey: verschil tussen versies
kGeen bewerkingssamenvatting |
|||
(3 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 8: | Regel 8: | ||
| overlijdensplaats = 's-Gravenhage | | overlijdensplaats = 's-Gravenhage | ||
| beroep = jurist | | beroep = jurist | ||
| VIAF = [http://viaf.org/viaf/69283291] | | VIAF = [http://viaf.org/viaf/69283291 Cornelis Boey] | ||
}} | }} | ||
== | ==Biografie== | ||
Cornelis Boey of Boyus studeerde te Franeker en te Leiden (ingeschreven 22 mei 1628), waar hij tot doctor in de beide rechten promoveerde. Hij vestigde zich vervolgens als advocaat te Den Haag. Door toedoen van zijn Zeeuwse vrienden werd hij in 1651 benoemd tot advocaat-fiscaal en procureur-generaal van Holland, Zeeland en Friesland; in 1653 werd hij door Lodewijk XIV in de adelstand verheven. | Cornelis Boey of Boyus studeerde te Franeker en te Leiden (ingeschreven 22 mei 1628), waar hij tot doctor in de beide rechten promoveerde. Hij vestigde zich vervolgens als advocaat te Den Haag. Door toedoen van zijn Zeeuwse vrienden werd hij in 1651 benoemd tot advocaat-fiscaal en procureur-generaal van Holland, Zeeland en Friesland; in 1653 werd hij door Lodewijk XIV in de adelstand verheven. | ||
Regel 16: | Regel 16: | ||
Bevriend met tal van bekende juristen en letterkundigen als Cats, Huygens, Graswinckel en in het bijzonder Simon van Beaumont en Johan van Beverwijck, gold hij zelf ook als een vooraanstaand dichter, maar zijn verzen, meestal in navolging van Barlaeus geschreven, zijn van weinig waarde. Kritiek kwam er uit de Leidse Kring waar hij door Heinsius in de Saturnalia als een minderwaardig dichter werd afgedaan. Zijn eerste bundel verscheen in 1637: ‘Urbium Zelandia comitatum constituentium et reliquarum Encomia’. In 1641 verzorgde hij de uitgave van het nagelaten werk van zijn vriend Van der Straten: ‘Petri Strateni-Venus Zelandia et alia ejus Poëmata’, waar hij zelf zijn 'Amores Blondae' aan toevoegde (1641). Met Barlaeus en Lydius gaf hij een bewerking van gedeelten uit de ‘Trouringh’ van Cats uit: ‘Faces Augustae’ (1643). Een bundel klaagliederen, ‘Theanthropologia’, verscheen in 1645. Herhaaldelijk herdrukt werd zijn vertaling van de ‘Imitatio’ van Th. Kempis: ‘Navolginge Christi’ (1644). Populair waren ook zijn ‘Gerymde uytbreydinghe op yder Beede van 't Vader onse in ’t bysonder’ (1645) en zijn ‘Psalmen Davids, volgende de nieuwe oversettinge des Bibels’ (1648). | Bevriend met tal van bekende juristen en letterkundigen als Cats, Huygens, Graswinckel en in het bijzonder Simon van Beaumont en Johan van Beverwijck, gold hij zelf ook als een vooraanstaand dichter, maar zijn verzen, meestal in navolging van Barlaeus geschreven, zijn van weinig waarde. Kritiek kwam er uit de Leidse Kring waar hij door Heinsius in de Saturnalia als een minderwaardig dichter werd afgedaan. Zijn eerste bundel verscheen in 1637: ‘Urbium Zelandia comitatum constituentium et reliquarum Encomia’. In 1641 verzorgde hij de uitgave van het nagelaten werk van zijn vriend Van der Straten: ‘Petri Strateni-Venus Zelandia et alia ejus Poëmata’, waar hij zelf zijn 'Amores Blondae' aan toevoegde (1641). Met Barlaeus en Lydius gaf hij een bewerking van gedeelten uit de ‘Trouringh’ van Cats uit: ‘Faces Augustae’ (1643). Een bundel klaagliederen, ‘Theanthropologia’, verscheen in 1645. Herhaaldelijk herdrukt werd zijn vertaling van de ‘Imitatio’ van Th. Kempis: ‘Navolginge Christi’ (1644). Populair waren ook zijn ‘Gerymde uytbreydinghe op yder Beede van 't Vader onse in ’t bysonder’ (1645) en zijn ‘Psalmen Davids, volgende de nieuwe oversettinge des Bibels’ (1648). | ||
== | == Beknopte Bibliografie == | ||
*[http://zoeken.zeeuwsebibliotheek.nl/?itemid=|universal/sru|http://data.bibliotheek.nl/ggc/ppn/328882496 ''Preclarae exspectationis suveni'' ((S.l.), 1630).] Een zinspreuk opgedragen aan de arts Janus van der Linden Azn. | *[http://zoeken.zeeuwsebibliotheek.nl/?itemid=|universal/sru|http://data.bibliotheek.nl/ggc/ppn/328882496 ''Preclarae exspectationis suveni'' ((S.l.), 1630).] Een zinspreuk opgedragen aan de arts Janus van der Linden Azn. | ||
*[http://zoeken.zeeuwsebibliotheek.nl/?itemid=|universal/sru|http://data.bibliotheek.nl/ggc/ppn/091304199 ''Psalmen Davids, volgende de nieuwe oversettinge des Bibels, ...'' (Rotterdam, 1648).] | *[http://zoeken.zeeuwsebibliotheek.nl/?itemid=|universal/sru|http://data.bibliotheek.nl/ggc/ppn/091304199 ''Psalmen Davids, volgende de nieuwe oversettinge des Bibels, ...'' (Rotterdam, 1648).] | ||
Regel 22: | Regel 22: | ||
== Auteur == | == Auteur == | ||
L. Hageman | |||
== Literatuur == | == Literatuur == | ||
Regel 34: | Regel 34: | ||
[[category:Zeeuwen]] | [[category:Zeeuwen]] | ||
[[category:persoon]] | [[category:persoon]] | ||
{{DEFAULTSORT:Boey, Cornelis}} | {{DEFAULTSORT:Boey, Cornelis}} |
Huidige versie van 17 okt 2024 om 07:35
Cornelis Boey | |
---|---|
Cornelis Boey, advocaat-fiscaal van het Hof van Holland (tweede van rechts) wordt gelauwerd, staande tussen J. van Beverwijck en een schilder, kopergravure, P. Lesire, ca. 1630-39, collectie KZGW, ZI IV, 0248. | |
Geboren | 11 januari 1611 Zierikzee |
Overleden | 2 februari 1665 's-Gravenhage |
Beroep | jurist |
VIAF | Cornelis Boey |
Biografie
Cornelis Boey of Boyus studeerde te Franeker en te Leiden (ingeschreven 22 mei 1628), waar hij tot doctor in de beide rechten promoveerde. Hij vestigde zich vervolgens als advocaat te Den Haag. Door toedoen van zijn Zeeuwse vrienden werd hij in 1651 benoemd tot advocaat-fiscaal en procureur-generaal van Holland, Zeeland en Friesland; in 1653 werd hij door Lodewijk XIV in de adelstand verheven.
Prestaties
Bevriend met tal van bekende juristen en letterkundigen als Cats, Huygens, Graswinckel en in het bijzonder Simon van Beaumont en Johan van Beverwijck, gold hij zelf ook als een vooraanstaand dichter, maar zijn verzen, meestal in navolging van Barlaeus geschreven, zijn van weinig waarde. Kritiek kwam er uit de Leidse Kring waar hij door Heinsius in de Saturnalia als een minderwaardig dichter werd afgedaan. Zijn eerste bundel verscheen in 1637: ‘Urbium Zelandia comitatum constituentium et reliquarum Encomia’. In 1641 verzorgde hij de uitgave van het nagelaten werk van zijn vriend Van der Straten: ‘Petri Strateni-Venus Zelandia et alia ejus Poëmata’, waar hij zelf zijn 'Amores Blondae' aan toevoegde (1641). Met Barlaeus en Lydius gaf hij een bewerking van gedeelten uit de ‘Trouringh’ van Cats uit: ‘Faces Augustae’ (1643). Een bundel klaagliederen, ‘Theanthropologia’, verscheen in 1645. Herhaaldelijk herdrukt werd zijn vertaling van de ‘Imitatio’ van Th. Kempis: ‘Navolginge Christi’ (1644). Populair waren ook zijn ‘Gerymde uytbreydinghe op yder Beede van 't Vader onse in ’t bysonder’ (1645) en zijn ‘Psalmen Davids, volgende de nieuwe oversettinge des Bibels’ (1648).
Beknopte Bibliografie
- Preclarae exspectationis suveni ((S.l.), 1630). Een zinspreuk opgedragen aan de arts Janus van der Linden Azn.
- Psalmen Davids, volgende de nieuwe oversettinge des Bibels, ... (Rotterdam, 1648).
- Het nieuwe werck der Psalmen volgens de nieuwe oversettinge des H. Bibels, op de wijsen en getal der sangh-verssen van de Gereformeerde kercken in Nederland; met de lof-sangen en gebeden aldaer gebruyckt(Leyden, 1659).
Auteur
L. Hageman
Literatuur
- Frederik Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen, zijnde een vervolg op Pieter de la Rue Geletterd, staatkundig en heldhaftig Zeeland (Middelburg, 1890)
- Baumann, Beverwijck.
- N.N.B.W. I.
- Van der Aa, Biographisch woordenboek.