Varkenshok: verschil tussen versies
Importing text file |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
(18 tussenliggende versies door een andere gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 2: | Regel 2: | ||
| above = Varkenshok (vaerkenskot) | | above = Varkenshok (vaerkenskot) | ||
}} | }} | ||
[[Bestand:varkenshok_57334.jpg|right|200px|thumb|Varken op de boerderij van Jan Minderhoud te Westkapelle, ca. 1950, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 57334]] | |||
Stenen gebouwtje op het boerenerf of achter een arbeiderswoning dat tot verblijf diende van één of meer varkens die werden gemest voor de slacht. | Stenen gebouwtje op het boerenerf of achter een arbeiderswoning dat tot verblijf diende van één of meer varkens die werden gemest voor de slacht. | ||
== Bouw == | |||
[[Bestand:varkenshok_116628.jpg|left|300px|thumb|Varkenshok van hof Triton bij Vlissingen; het hok is (direct rechts naast de muur) naast de mestvaalt gesitueerd, foto: J. Francke, 16 november 2004, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 116628]] [[Bestand:varkenshok_115262.jpg|right|300px|thumb|Varkenshok aan de Vroonweg in Biggekerke, foto: J. Francke, 28 mei 2004, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 115262]] | |||
Het vaerkenskot had meestal een langwerpig rechthoekige plattegrond, stenen muren en een niet overstekend zadeldak met dakpannen. Op boerenerven bevond het zich in veel gevallen op het kopeind van de mestvaalt (mispit in het Zeeuws), haaks op de boerenschuur. Voor de negentiende eeuw werden er in Zuidwestelijk Nederland houten vaerkenskotten gebouwd, maar daarvan zijn er geen meer over. Een enkel vaerkenskot werd ingebouwd in een [[wagenhuis]]. De nog bestaande stenen vaerkenskotten dateren uit de negentiende of vroege twintigste eeuw. Later verrezen op boerenerven ook andersoortige vaerkenskotten, groter en bijvoorbeeld met een lessenaardak, maar die huisvestten dan niet alleen varkens die voor de eigen consumptie van het boerengezin waren bestemd, maar (ook) varkens die werden gemest voor de handel. Later in de twintigste eeuw werden daartoe moderne stallen gebouwd, zie: [[varkens]]. Een varkensstal kon ook ingebouwd zijn in de grote boerenschuur; dat was met name in Zeeuws-Vlaanderen nogal eens het geval. | Het vaerkenskot had meestal een langwerpig rechthoekige plattegrond, stenen muren en een niet overstekend zadeldak met dakpannen. Op boerenerven bevond het zich in veel gevallen op het kopeind van de mestvaalt (mispit in het Zeeuws), haaks op de boerenschuur. Voor de negentiende eeuw werden er in Zuidwestelijk Nederland houten vaerkenskotten gebouwd, maar daarvan zijn er geen meer over. Een enkel vaerkenskot werd ingebouwd in een [[wagenhuis]]. De nog bestaande stenen vaerkenskotten dateren uit de negentiende of vroege twintigste eeuw. Later verrezen op boerenerven ook andersoortige vaerkenskotten, groter en bijvoorbeeld met een lessenaardak, maar die huisvestten dan niet alleen varkens die voor de eigen consumptie van het boerengezin waren bestemd, maar (ook) varkens die werden gemest voor de handel. Later in de twintigste eeuw werden daartoe moderne stallen gebouwd, zie: [[varkens]]. Een varkensstal kon ook ingebouwd zijn in de grote boerenschuur; dat was met name in Zeeuws-Vlaanderen nogal eens het geval. | ||
[[Bestand:varkenshok_115055.jpg|right|300px|thumb|Varkenshok tegen de zijkant van de schuur gebouwd, Biggekerksestraat in Koudekerke, foto: J. Francke, 10 mei 2004, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 115055]] | |||
De vaerkenskotten waren eenvoudig gebouwd, maar vaak keurig afgewerkt. Sommige bevatten gevelstenen met de initialen van de bouwer. De deuren en luiken zijn eventueel in dezelfde kleuren geschilderd als de grote boerenschuur. Het dak van een vaerkenskot is veelal voorzien van een (groot) [[overstek]]. In één van de eindgevels, of in beide, bevindt zich vaak een klein rond raampje met siersmeedwerk dan wel één of meer gaten voor de lichtinval en de toevoer van frisse lucht. Die raampjes bevonden zich in een aantal gevallen ook wel in één van de lange gevels. Het dak had vaak [[makelaars]] en soms ook pinakeltjes. In een aantal gevallen waren voor het dak bijzondere dakpannen gebruikt. | |||
== Nevenfuncties == | |||
Soms was aan de voorzijde van het vaerkenskot een ruimte uitgespaard voor een overdekt boenhok waar het melkgerei werd schoongemaakt en opgeborgen. Op een boerderij oostelijk van Terneuzen was boven het vaerkenskot een zolder waar het slaapverblijf voor de knechts [[konvent]]) zich bevond. Een uit de tijd rond 1900 daterend vaerkenskot te Oudelande op Zuid-Beveland is achtkantig en gedekt met een rieten dak. De zes hokken liggen rondom een in het midden gesitueerde loopruimte voor de mensen die de varkens kwamen voeren. | Soms was aan de voorzijde van het vaerkenskot een ruimte uitgespaard voor een overdekt boenhok waar het melkgerei werd schoongemaakt en opgeborgen. Op een boerderij oostelijk van Terneuzen was boven het vaerkenskot een zolder waar het slaapverblijf voor de knechts [[konvent]]) zich bevond. Een uit de tijd rond 1900 daterend vaerkenskot te Oudelande op Zuid-Beveland is achtkantig en gedekt met een rieten dak. De zes hokken liggen rondom een in het midden gesitueerde loopruimte voor de mensen die de varkens kwamen voeren. | ||
[[Bestand:varkenshok_116196.jpg|left|300px|thumb|Achthoekig varkenshok met rieten dak van begin 20ste eeuw nabij Driewegen, foto: J. Francke, 21 september 2004, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 116196]] | |||
Binnenin het vaerkenskot op het boerenerf waren twee, drie of vier (in een enkel gaval vijf of zes) aparte hokken gemaakt. Elk hok had meestal twee aparte troggen, soms opgemetseld maar bij oudere hokken vaak van arduinsteen. Meestal loopt er een vrij brede voergang langs de troggen. Aan het eind van de voergang stond een grote kist waarin het erwtenmeel en de gerst werd bewaard. De vaerkenskotjes achter landarbeidershuisjes waren meestal heel wat kleiner, hadden geen versieringen en waren bijna in alle gevallen ingericht voor het verblijf van één varken. | Binnenin het vaerkenskot op het boerenerf waren twee, drie of vier (in een enkel gaval vijf of zes) aparte hokken gemaakt. Elk hok had meestal twee aparte troggen, soms opgemetseld maar bij oudere hokken vaak van arduinsteen. Meestal loopt er een vrij brede voergang langs de troggen. Aan het eind van de voergang stond een grote kist waarin het erwtenmeel en de gerst werd bewaard. De vaerkenskotjes achter landarbeidershuisjes waren meestal heel wat kleiner, hadden geen versieringen en waren bijna in alle gevallen ingericht voor het verblijf van één varken. | ||
Op veel boerenerven in Zuidwestelijk Nederland bevinden zich nog vaerkenskotten, in een enkel geval is een groot exemplaar ingericht als toeristenverblijf. | |||
== Vetmesten van het varken == | |||
[[Bestand:varkenshok_114523.jpg|right|300px|thumb|Varkenshok, geplaatst naast de mestvaalt, Rijkebuurtweg in Vrouwenpolder, foto: Johan Francke, 18 maart 2004, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 114523]] | |||
De varkens scharrelden overdag rond op de mestvaalt en eventueel op een weitje dat eraan grensde. Wanneer een varken moest worden vetgemest voor de slacht, werd het geleidelijk langer en langer opgesloten in het vaerkenskot tot het er niet meer uit kwam. Het kreeg ‘krachtvoer’ van gerst, erwtenmeel en aardappelen. Ook het keukenafval ging naar de varkens. De bij de aardappeloogst apart gehouden kleinste aardappelen werden dagelijks in een grote ijzeren pot gekookt als varkensvoer (‘vaerkensaerrepels’ of ‘vaerkenspetatjes’). | De varkens scharrelden overdag rond op de mestvaalt en eventueel op een weitje dat eraan grensde. Wanneer een varken moest worden vetgemest voor de slacht, werd het geleidelijk langer en langer opgesloten in het vaerkenskot tot het er niet meer uit kwam. Het kreeg ‘krachtvoer’ van gerst, erwtenmeel en aardappelen. Ook het keukenafval ging naar de varkens. De bij de aardappeloogst apart gehouden kleinste aardappelen werden dagelijks in een grote ijzeren pot gekookt als varkensvoer (‘vaerkensaerrepels’ of ‘vaerkenspetatjes’). | ||
== Slacht == | |||
Wanneer een gezin één varken had, werd dat in Zuidwestelijk Nederland over het algemeen in november geslacht. Het varkensvlees werd vervolgens geconserveerd (in zout) en daarvan werd bijna een jaar gegeten. | Wanneer een gezin één varken had, werd dat in Zuidwestelijk Nederland over het algemeen in november geslacht. Het varkensvlees werd vervolgens geconserveerd (in zout) en daarvan werd bijna een jaar gegeten. | ||
== Plee == | |||
Tegen of in het vaerkenskot was vaak de plee geconstrueerd, bestaande uit een apart vertrekje waar men op een plank met daarin een gat zijn behoefte kon doen. De uitwerpselen kwamen eventueel via een pijp of goot rechtstreeks op de mestvaalt terecht. In de meeste gevallen echter stond onder het gat in de plank een emmer of een ‘beerbak’ die van tijd tot tijd werd leeggegooid in de aangrenzende mispit. De inhoud werd dan met een flinke laag dierlijke mest afgedekt. In sommige plees bevonden zich twee of drie gaten in de plank zodat meer dan één persoon tegelijk zijn behoefte kon doen. Op andere boerenerven was de plee een los gebouwtje. | |||
==Auteur== | |||
-Jan Zwemer, 2013 | |||
- | |||
- | ==Literatuur== | ||
-[http://zoeken.zeeuwsebibliotheken.nl/?itemid=|library/vubissmart-zeeland|1490364 P. van Cruyningen, ''Van aardappelkelder tot zaadzolder. Zeeuwse boerderijen sinds de Middeleeuwen'' (Middelburg, 2003) 47-48, 59.] | |||
-[http://zoeken.zeeuwsebibliotheken.nl/?itemid=|library/vubissmart-zeeland|1460712 P.J. van Cruyningen, ''‘Schone, welbetimmerde hofsteden.’ Boerderijbouw in Zeeland van de tiende tot de twintigste eeuw'' (Utrecht, 2002) 163.] | |||
- | -[http://zoeken.zeeuwsebibliotheken.nl/?itemid=|library/vubissmart-zeeland|1327510 W. Halfwerk, ''Cursus Streekeigen Erven in Zeeland'' (Goes, 1999) 30-31.] | ||
- | -[http://zoeken.zeeuwsebibliotheken.nl/?itemid=|library/vubissmart-zeeland|1432469 G. Smallegange, ''Op ’t hof. Boerderijen en boerenerven in Zeeland'' (Goes, 2001) 9-10, 60.] | ||
-[http://zoeken.zeeuwsebibliotheken.nl/?itemid=|library/vubissmart-zeeland|1487708 G. Smallegange, ''Rond ’t hof. Boerderijen en boerenleven in Zeeland'' (Goes, 2003) 46-47,74.] | |||
Landbouw & visserij | [[category:Landbouw & visserij]] | ||
[[category:Bouwkunde]] | |||
[[category: (landbouw)]] | |||
[[category: (bouwkunst)]] |
Huidige versie van 27 sep 2024 om 07:55
Varkenshok (vaerkenskot) |
---|
Stenen gebouwtje op het boerenerf of achter een arbeiderswoning dat tot verblijf diende van één of meer varkens die werden gemest voor de slacht.
Bouw
Het vaerkenskot had meestal een langwerpig rechthoekige plattegrond, stenen muren en een niet overstekend zadeldak met dakpannen. Op boerenerven bevond het zich in veel gevallen op het kopeind van de mestvaalt (mispit in het Zeeuws), haaks op de boerenschuur. Voor de negentiende eeuw werden er in Zuidwestelijk Nederland houten vaerkenskotten gebouwd, maar daarvan zijn er geen meer over. Een enkel vaerkenskot werd ingebouwd in een wagenhuis. De nog bestaande stenen vaerkenskotten dateren uit de negentiende of vroege twintigste eeuw. Later verrezen op boerenerven ook andersoortige vaerkenskotten, groter en bijvoorbeeld met een lessenaardak, maar die huisvestten dan niet alleen varkens die voor de eigen consumptie van het boerengezin waren bestemd, maar (ook) varkens die werden gemest voor de handel. Later in de twintigste eeuw werden daartoe moderne stallen gebouwd, zie: varkens. Een varkensstal kon ook ingebouwd zijn in de grote boerenschuur; dat was met name in Zeeuws-Vlaanderen nogal eens het geval.
De vaerkenskotten waren eenvoudig gebouwd, maar vaak keurig afgewerkt. Sommige bevatten gevelstenen met de initialen van de bouwer. De deuren en luiken zijn eventueel in dezelfde kleuren geschilderd als de grote boerenschuur. Het dak van een vaerkenskot is veelal voorzien van een (groot) overstek. In één van de eindgevels, of in beide, bevindt zich vaak een klein rond raampje met siersmeedwerk dan wel één of meer gaten voor de lichtinval en de toevoer van frisse lucht. Die raampjes bevonden zich in een aantal gevallen ook wel in één van de lange gevels. Het dak had vaak makelaars en soms ook pinakeltjes. In een aantal gevallen waren voor het dak bijzondere dakpannen gebruikt.
Nevenfuncties
Soms was aan de voorzijde van het vaerkenskot een ruimte uitgespaard voor een overdekt boenhok waar het melkgerei werd schoongemaakt en opgeborgen. Op een boerderij oostelijk van Terneuzen was boven het vaerkenskot een zolder waar het slaapverblijf voor de knechts konvent) zich bevond. Een uit de tijd rond 1900 daterend vaerkenskot te Oudelande op Zuid-Beveland is achtkantig en gedekt met een rieten dak. De zes hokken liggen rondom een in het midden gesitueerde loopruimte voor de mensen die de varkens kwamen voeren.
Binnenin het vaerkenskot op het boerenerf waren twee, drie of vier (in een enkel gaval vijf of zes) aparte hokken gemaakt. Elk hok had meestal twee aparte troggen, soms opgemetseld maar bij oudere hokken vaak van arduinsteen. Meestal loopt er een vrij brede voergang langs de troggen. Aan het eind van de voergang stond een grote kist waarin het erwtenmeel en de gerst werd bewaard. De vaerkenskotjes achter landarbeidershuisjes waren meestal heel wat kleiner, hadden geen versieringen en waren bijna in alle gevallen ingericht voor het verblijf van één varken. Op veel boerenerven in Zuidwestelijk Nederland bevinden zich nog vaerkenskotten, in een enkel geval is een groot exemplaar ingericht als toeristenverblijf.
Vetmesten van het varken
De varkens scharrelden overdag rond op de mestvaalt en eventueel op een weitje dat eraan grensde. Wanneer een varken moest worden vetgemest voor de slacht, werd het geleidelijk langer en langer opgesloten in het vaerkenskot tot het er niet meer uit kwam. Het kreeg ‘krachtvoer’ van gerst, erwtenmeel en aardappelen. Ook het keukenafval ging naar de varkens. De bij de aardappeloogst apart gehouden kleinste aardappelen werden dagelijks in een grote ijzeren pot gekookt als varkensvoer (‘vaerkensaerrepels’ of ‘vaerkenspetatjes’).
Slacht
Wanneer een gezin één varken had, werd dat in Zuidwestelijk Nederland over het algemeen in november geslacht. Het varkensvlees werd vervolgens geconserveerd (in zout) en daarvan werd bijna een jaar gegeten.
Plee
Tegen of in het vaerkenskot was vaak de plee geconstrueerd, bestaande uit een apart vertrekje waar men op een plank met daarin een gat zijn behoefte kon doen. De uitwerpselen kwamen eventueel via een pijp of goot rechtstreeks op de mestvaalt terecht. In de meeste gevallen echter stond onder het gat in de plank een emmer of een ‘beerbak’ die van tijd tot tijd werd leeggegooid in de aangrenzende mispit. De inhoud werd dan met een flinke laag dierlijke mest afgedekt. In sommige plees bevonden zich twee of drie gaten in de plank zodat meer dan één persoon tegelijk zijn behoefte kon doen. Op andere boerenerven was de plee een los gebouwtje.
Auteur
-Jan Zwemer, 2013
Literatuur
-W. Halfwerk, Cursus Streekeigen Erven in Zeeland (Goes, 1999) 30-31.
-G. Smallegange, Op ’t hof. Boerderijen en boerenerven in Zeeland (Goes, 2001) 9-10, 60.
-G. Smallegange, Rond ’t hof. Boerderijen en boerenleven in Zeeland (Goes, 2003) 46-47,74.