Vissen

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken
Vissen

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984

In het water levende dieren met een wervelkolom, die ademen door kieuwen, zich voortplanten d.m.v. eieren en zich voortbewegen met vinnen. Wij onderscheiden rondbekken, kraakbeenvissen en beenvissen. Vissen zijn te vinden in zout-, brak- en zoetwater. Dit brengt een zeer grote variatie in vorm en levenswijze met zich mee, zodat ten aanzien van haast ieder kenmerk wel een uitzondering te vinden is. Door het vele water van uiteenlopend karakter herbergt Zeeland een rijke visfauna, die echter na de uitvoering van het Deltaplan zal verarmen, daar veel mariene soorten zullen uitvallen en de zoet waterfauna die ervoor in de plaats zal komen, minder gevarieerd zal zijn. Door zijn beschutte ligging, zijn constant hoog zoutgehalte en relatief hoge zomertemperatuur herbergt de Oosterschelde een rijke zeevisfauna, die echter ten gevolge van de Deltawerken aan verandering onderhevig is. Zoals ook geldt voor andere dieren plantengroepen, vinden we in de Oosterschelde vissen uit zuidelijke wateren die verder noordwaarts ontbreken of zeer zeldzaam worden, bijv. de mul en de gevlekte lipvis. De Westerschelde herbergt iets minder mariene soorten in het westelijk deel en heeft in het oostelijk deel veel te lijden van industriële vervuiling. Na het gereedkomen van de dam door het Brouwershavensche Gat in 1970 was de Grevelingen veranderd in een stilstaand zout bekken, dat slechts door de sluis bij Bruinisse een geringe, indirecte verbinding met de zee onderhield. In juli 1978 is echter een nieuwe inlaatsluis in de Brouwersdam klaargekomen, die in 1979 het gehele jaar openstond, maar vanaf 1980 gewoonlijk 's winters open en 's zomers (febr. sept./okt.) dicht gehouden wordt. De Grevelingen is nu een zoutwaterbekken zonder getij. Het Haringvliet-Hollands Diep ontvangt, sinds de voltooiing van de Volkerakdam, uitsluitend rivierwater van Rijn en Maas. Het gehele gebied wordt bevolkt door zoetwater riviervissen. Deze visfauna was echter al sinds jaren verarmd door kanalisering en door lozing van huishoudelijk en industrieel afval uit het dichtbevolkte achterland België, Frankrijk en Duitsland. Evenals in het Veerse Meer, dat in 1961 van de zee afgesneden werd, ontwikkelde zich in de Grevelingen in de eerste jaren de jonge platvis die van zee was binnengetrokken tot grote aantallen, daar het terugzwemmen naar zee nu onmogelijk was geworden, door o.a. wegvangen liepen die aantallen snel terug ondanks het uitzetten van jonge platvis in heide meren. Eveneens ten behoeve van de sportvisserij werd in heide wateren de regenboogforel (Sálmo gairdnéri) uitgezet. In beide meren werd de visfauna verrijkt door het optreden van de zwarte grondel brakwatervissen), een kustvisje bekend van diverse andere Europese kusten, maar nog niet eerder in Nederland aangetroffen.


AUTEUR

K.F. Vaas, herschr. v.d. Feen

LITERATUUR

Redeke, De visschen van Nederland. Nijssen, Zeevissen. Vaas, De visfauna van het estuarium gebied. Vaas, Studies on the fish fauna of the newly created lake near Veere. Boddeke, Vissen en vissen. Peeters en Wolft, Macrobenthos and fishes, 121-126. Steinmetz, Foreluitzettingen in het Veerse Meer, 519-544.