Johannis Serlé
Johannis Serlé | |
---|---|
Johannis Serlé, 1787-1859, bron: de Mixtuur. Tijdschrift over het orgel (1988) | |
Geboren | 13 mei 1787 Middelburg |
Overleden | 21 november 1859 Den Haag |
Beroep | koopman, organist, muziekleraar |
Jeugd en huwelijk
Johannis Serlé, ook genaamd Johan Serlé, was geboren in Middelburg als zoon van Pieter Jacobus Serlé. Alhoewel op zijn geboortecertificaat de naam ‘Johannis Serlé’ vermeld staat, werd hij later consequent ‘Johannes Serlé’ genoemd. Dit was tevens de naam die hij gebruikte op zijn visitekaartjes. Serlé was geboren in een rijke koopmansfamilie.
In 1809 trouwde hij Jannetje Cool, dochter van Carel Laurens Cool en Maria van de Rotte, in Kralingen. Samen hadden ze dertien kinderen waarvan er zes stierven voordat ze hun tiende levensjaar hadden bereikt. De andere zeven kinderen staan vermeld in de stamboom van de familie Serlé: Pieter Jacobus (5 augustus 1813 – 26 oktober 1881), Maria Carolina (14 november 1814 – 09 januari 1870), Symon (1 april 1816 – 15 april 1889), Pieter (29 juni 1817 – 21 februari 1891), Christiaan Jacobus (10 november 1819 – 12 mei 1865), Aalmina Sara Cornelia (27 december 1824 – 27 maart 1862) en Jeannette (08 november 1827 – 25 december 1906).
Werk als solliciteur en organist
Aanvankelijk woonden Johannis Serlé en Jannetje Cool-Serlé in Middelburg. Serlé was werkzaam als ‘solliciteur’ [jurist], een beroep waarbij verzoeken van cliënten bij de overheid ingediend werden. Het werd gezegd dat hij een merkwaardige persoonlijkheid had. Rond 1821 werd Serlé werkzaam als organist van de Waalse Kerk. Hij poogde zijn brood te verdienen met het werk als organist, maar dit was erg lastig. Immers, sinds de Gouden Eeuw was het beroep van organist minder prominent geworden en daardoor waren de lonen gedaald. Van ongeveer 1807 tot 1827 werkte hij bij de ‘Middelburgse Kerk’, beginnend als vervangend organist.
Thuis had hij een reusachtig orgel met een dubbel klavier en een pedaal. Dit misschien wel grootste bekendste huisorgel was gebouwd door Jan Pieter Schmidt, waarschijnlijk in 1802. Het orgel zou geschikt zijn voor een kerkgebouw aangezien het 25 stemmen had, twee trommels, cimbalen en een triangel.
Koopman en muziekleraar in Den Haag
Wegens financiële problemen moest Seré zijn orgel verkopen. Zijn eerste pogingen tot het verkopen van zijn orgel waren zonder succes. Uiteindelijk verkocht hij het orgel aan Eemnes-Binnen. Zowel het orgel als de kerk waren vernietigd bij een brand op 18 juni in 1821 en er zijn geen afbeeldingen van het orgel bewaard gebleven. Nog steeds had Serlé niet genoeg geld om te zorgen voor zijn familie en daardoor stuurde hij een brief aan de burgemeester waarin hij om werk vroeg bij het gemeentehuis als administratief medewerker.
Serlé verhuisde in 1827 naar Den Haag. Aldaar werkte hij als koopman en muziekleraar. Toen hij ouder was werkte hij als organist. Hij was werkzaam als vervangend organist van Hermannus Cornelis Cleffken, in de Kloosterkerk. Na de dood van Cleffken, op 1 april 1828, solliciteerde Serlé voor de baan als organist van de Kloosterkerk. J. A. Hisselouer, Pierre Guillaume Renaud, Hendricus Rombouts en Leendert de Wit solliciteerden ook voor deze baan. Desalniettemin werd Serlé op 5 april benoemd als nieuwe organist. Hij moest een kwart van zijn loon aan de weduwe A. Hessing-Cleffken afgeven. Serlé was erg dankbaar voor deze nieuwe baan. Hij maakte duidelijk dat het orgel van de Kloosterkerk aan vervanging toe was. De buitenkant van het orgel, gebouwd door Stephanus Cousijns in 1680 werd opnieuw gedecoreerd. Hetzelfde jaar waren er plannen om het orgel van de Grote Kerk te vernieuwen. Een prijsvraag voor het ontwerp werd uitgeschreven en Serlé nam plaats in de jury. Desalniettemin resulteerden deze plannen niet in een nieuw orgel.
Organist van de Nieuwe Kerk en Waalse Kerk
In 1837 kreeg Serlé een baan als organist van de Nieuwe Kerk. Hij vroeg een loon van 350 gulden, vergelijkbaar met het loon dat hij ontving als organist van de Kloosterkerk. Ook al trad hij drie keer op in de Kloosterkerk en maar twee keer per week in de Nieuwe Kerk, toch ontving hij het bedrag waar hij om vroeg. Minder dan een jaar later werd hij werkzaam als organist van de Waalse Kerk in Den Haag. Hij vroeg een jaarlijks loon van 500 gulden, wat 200 gulden hoger was dan hetgeen ontvangen werd door zijn voorganger. Uiteindelijk stemde Serlé in met een loon van 250 gulden en een terugkerende toelage van 150 gulden. Op 17 oktober in 1853 kreeg Serlé zijn eervol ontslag van de ‘Commission du Culte’, aangezien het wegens gezondheidsproblemen onmogelijk was zijn werk voort te zetten. Hij ontving 300 gulden en werd opgevolgd door Willem Frederik Gerard Nicolaï.
Persoonlijkheid
Serlé was toegewijd aan muziek. Hij richtte een bedrijf op dat hij ‘Johannis Serlé’ noemde. Zijn familie had het niet breed. Serlé was gedwongen een gedeelte van zijn huis, aan het Spui in Den Haag, te verhuren. Hij was een goede, geduldige man. Thuis had zijn vrouw de broek aan. Jannetje Serlé werd beschouwd als een despoot, die diefstallen beging, fysiek geweld pleegde en huisvredebreuk pleegde. Serlé stierf in Den Haag in 1859. Hij werd begraven bij Eik en Duinen.
Auteur
-Ilona Bierbooms, 2012
Literatuur
- De Kler, H., ‘Van Middelburg naar Den Haag: Iets over Johannes Serlé en zijn werk’, in:De Mixtuur: Tijdschrift over het Orgel (1988) 386-396.
- Johannis Serlé [Documentatiemap, Zeeuwse Bibliotheek, Middelburg.]
- Scherft, P., Een speurtocht door Zeeuws Muziekverleden. Dl. 2 Werken van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (Middelburg, 1984).
- Wendelaar, W. C., De familie Serlé. ([S.l., Mercurius, 1948).]