Lodewijk de Dieu

Uit encyclopedie van zeeland
(Doorverwezen vanaf Lodewijk (of Ludovicus) de Dieu)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Lodewijk de Dieu

Kopergravure van Ludovicus de Dieu, ca. 1641, door A. van Zijlveld, bron: KZGW, ZI IV, 325
Geboren 7 april 1590 Vlissingen
Overleden 23 december 1642 Leiden
Beroep theoloog
VIAF L. de Dieu

Biografie

Lodewijk of Ludovicus de Dieu studeerde te Leiden, stond enige tijd als hulppredikant te Vlissingen, bedankte voor het hem reeds toen door Maurits aangeboden ambt van hofpredikant en werd in mei 1614 als predikant bij de Waalse gemeente te Middelburg bevestigd. Op 10 juni 1617 kreeg hij een beroep naar de Hollandse gemeente te Vlissingen, ofschoon hij ook daar in het Frans en Engels preekte. In november 1619 vertrok hij naar Leiden, waar hij naast zijn oom Colonius de Dieu in het bestuur van het Waals college werd benoemd. De Dieu was een niet onverdienstelijk geleerde, die als vertegenwoordiger der hermeneutiek zeer de aandacht op zich vestigde. Deze tak van wetenschap was vooral toen van grote betekenis omdat de Reformatie de katholieke traditie bestreed door terug te gaan tot de ware zin van de Heilige Schrift. Door zijn bijzondere kennis der Griekse en Semitische talen bracht hij de exegese hier te lande op een hoog niveau. In 1636 werd hij benoemd tot hoogleraar in de godgeleerdheid en de oosterse talen aan de pas gestichte academie te Utrecht, doch hij bedankte omdat hij in Leiden geen ontslag kon nemen; een benoeming tot hoogleraar in de godgeleerdheid te Leiden werd door zijn dood verhinderd. Van zijn hand verschenen tal van theologische verhandelingen. Zijn exegetische en kritische werken werden door Leydekker uitgegeven onder de titel: ‘Critica sacra sive animadversiones in loca quadam difficiliora Veteris et Novi Testamenti’ (Amsterdam 1693).

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984

Bekijk de originele tekst uit de Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984

Auteur

-L. Hageman

Literatuur

  • Van der Aa, Biographisch woordenboek.
  • Archief voor Ned. Kerkgeschiedenis VII (1899), 68.
  • N.N.B.W. VIII.