Jan Catoen
Jan Catoen | |
---|---|
Galgenveld aan het eind van de havendijk te Middelburg, ca. 1744, gravure J.G. Philips, ZB, Beeldbank Zeeland, Recordnr. 735. | |
Geboren | ca. 1765 Etten (Noord-Brabant) |
Overleden | 20 september 1802 Middelburg |
Beroep | berucht misdadiger |
VIAF | [1] |
Levensloop
Jan Catoen opereerde aanvankelijk in Noord-Brabant, maar vestigde zich eind 1798 in een boerderij van Jan Thijsse te Kwadendamme in Zuid-Beveland, waar hij met overvallen en afpersingen het land onveilig maakte, tot hij onder Hoedekenskerke op de schorren werd gearresteerd. De laatste jaren verbleef hij daar onder de valse naam van Jan Coenraads als landarbeider. De levenswijze van deze man heeft geleid tot het gezegde 'van katoen geven.' Zelf zou hij, tenminste, zo gaat de mare, ooit te Goes zijn opgepakt en ontsnapt en daarbij een rijmpje hebben achtergelaten in zijn cel of aan de stadspoort:
Catoen had de gewoonte vooral alleenstaande boerenhofsteden met een groep van vijf tot zeven man te overvallen en de bewoners -door ze met hun blote voeten op de haardplaat te plaatsen- te dwingen te vertellen waar de kostbaarheden zich bevonden.
Executie
Na een overval op de hofstede Tekenburg bij Kapelle in 1802 liep Catoen tegen de lamp toen een van zijn helpers een deel van de buit bij een zilversmid in Zierikzee wilde helen. In 1802 werd Catoen te Middelburg ter dood veroordeeld. Hij en zijn makker Francis Mertens waren hoogstwaarschijnlijk de laatsten, die na hun executie naar het einde van de Havendijk buiten Middelburg zijn getransporteerd en daar aan de stenen galg zijn opgehangen,`omme aldaar door de injuriën der lucht te worden verteerd.'
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
Katoen, Jan.
Auteur
R. Willemsen/J.A. Trimpe Burger, herzien, J. Francke, 2016.
Literatuur
- G.J. Lepoeter, 'De Zeeuwse episode uit het leven van Jan Catoen', in: Zeeuws Tijdschrift 35/3 (1985) 148-151.
- G.D. van Oosten, 'De bende of 't rot van Jan Catoen', ovedruk uit: Sinte Geertruydtsbronne (Bergen op Zoom, 1929).
- Sinninghe, Jan Catoen.