Ziekentroosters

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de gewone afdrukfunctie van de browser.
Ziekentroosters (krankenbezoekers)

Leden van de Nederduitsch Gereformeerde Kerk, die tot taak hadden het werk van de predikanten te verlichten door godsvruchtige vertroosting te bieden aan bedlegerigen. Zij lazen soms voor uit boekjes die voor dat doel geschreven werden. In Zeeland was op deze wijze werkzaam Isaac Abrahamsen (Vlissingen 15 aug. 1663-9 okt. 1714); hij heeft o.a. geschreven Zions Halelujah, vervat in III Deelen (Middelburg 1730) en Tractaatje van 't Genadenverbond. Ook de Oostindische Compagnie had krankbezoekers in dienst voor haar 'comptoiren' in Indië en haar bemanningen op de schepen. Blijkbaar waren dezen niet van het beste allooi, gezien een prijsvraag van het Zeeuwsch Genootschap in 1786 'betreffende de beste en minst kostbare middelen om het gebrek van goede krankenbezoekers in dienst der Oost-Indische Compagnie te verminderen; en Dezelve van den last der kwaden te bevryden'. Met zijn antwoord won Laurens Verwyk uit Rotterdam een gouden ereprijs (Verhandelingen Zeeuwsch Genootschap 1790, deel XIV). Ook de Amsterdamse predikant P. Haack beantwoordde de prijsvraag; deze werd na die van Verwyk in de Verhandelingen opgenomen. Beide heren pleitten voor een betere opleiding van de krankbezoekers. Verwyk beval een opleiding door predikanten aan, Haack wenste dat de Compagnie een opleidingsinstituut te Zierikzee zou oprichten, waar voor dat doel de vermogende Pieter Mogge een aanzienlijk legaat had gereserveerd. Voorts adviseerde hij de aanstaande krankbezoekers te recruteren uit het puik van de kinderen uit wees-, diaconie-, aalmoeze- niers- en armkinderhuizen, die immers in Godzaligheid werden opgekweekt en bovendien leerden lezen, schrijven en cijferen. Overigens wachtte dezen een armzalig bestaan, aangezien hun gage slechts 24 gulden per maand bedroeg en zij een dienstverband van vijf jaar moesten aangaan. Op de schepen waren zij slecht behuisd in de konstabelskamer, in gezelschap van het ruwste scheepsvolk. Bovendien moesten zij hun uitrusting (boven- en ondergoed) zelf betalen, evenals een deel van hun maaltijden. Slimme krankbezoekers wisten zich in Indië bemind te maken en zo via hun connecties ten snelste te repatriëren.

Auteur

-A.M. Lauret