Varkensfondsen

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken
Varkensfondsen
Langs de openbare weg in Bruinisse wordt een varken gebrand zoals dit in het stro liggende 'keutje' aantoont. Bruinisse, Prentbriefkaart, ca. 1907, Collectie Terwoert, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, rec.nr. 2124.

Varkensfondsen waren onderlinge verzekeringsmaatschappijen waarin ‘kleine luyden’, vooral landarbeiders, zich verzekerden tegen ziekte en overlijden van varkens.


Doel

Deelnemers legden een bepaald bedrag in, bijvoorbeeld 5 cent per week of 25 cent per maand. Die bedragen werden opgehaald door de ‘bode’ en werden bewaard door de penningmeester. Voor de bode was een beloning voorzien. Uit de zo ontstane kas werd geld uitgekeerd aan leden van wie het varken dood ging aan ziekte. In de tijd dat de varkensfondsen werden opgericht was dat meestal de gevreesde vlekziekte die door een bacterie veroorzaakt werd. Met het uitgekeerde geld, soms 80 procent van de waarde van het varken, kon een lid een nieuw varken kopen om te mesten.

Verenigingsstructuur

Varkensfondsen waren verenigingen met een bestuur, in elk geval een voorzitter, secretaris en penningmeester en vaak nog enkele bestuursleden zonder bepaalde functie, de ‘commissarissen’. De varkensfondsen bekostigden soms ook de kosten die een lid bij de veearts maakte voor zijn varken en regelden eventueel ook het inenten tegen de vlekziekte.

Leden van een varkensfonds bezaten doorgaans slechts één varken, bestemd voor de slacht in november, Clinge, 1987, C. de Boer, Dagblad de Stem, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, 137086

Daar de arbeiders en kleine middenstanders op het platteland in groten getale een varken hielden om dat in november te laten slachten en vervolgens een heel jaar van de dan ontstane vleesvoorraad te eten, waren ziektes onder de huisslachtvarkens een ware ramp. Als de ziekte heerste, raakten meestal een heleboel varkens ter plaatse besmet. De varkensfondsen waren dan ook een vorm van sociale zorg (in feite voorzorg) en gezien de vorm waarin deze organisaties gegoten werden, horen zij tot de coöperatieve beweging.

Varkensfondsen waren er vooral in Zeeland. In 1900 bestonden buiten die provincie slechts varkensfondsen in Gramsbergen en Winterswijk. In die laatste gemeente en in de nabijgelegen gemeenten Aalten en Dinxperlo bestonden daarnaast nog enkele veefondsen die naast paarden en runderen ook varkens verzekerden. De vele honderden onderlinge veeverzekeringsmaatschappijen die in 1900 bestonden, waren organisaties van boeren die hun paarden en runderen verzekerden. Landarbeiders die zich organiseerden om hun varkens te verzekeren, kwamen kennelijk alleen in Zeeland voor. De fondsen waren per dorp georganiseerd.

Oorsprong

De oorsprong van de varkensfondsen, ook wel varkensbonden genoemd, ligt vermoedelijk in westelijk Zeeuws-Vlaanderen. Daar bestond in 1895 het varkensfonds ‘Helpt u zelven’ te Groede en twee jaar later telde deze regio twaalf varkensfondsen. Daarvan waren er minstens vijf, die van Groede, Aardenburg, Sluis, Breskens en Hoofdplaat, opgericht in of voor 1895. Te Hoofdplaat was een vlekziekte-epidemie de aanleiding tot de oprichting.

Het varkensfonds ‘Onderlinge Hulp’ te Bruinisse werd ook al vroeg opgericht, in november 1894. In 1895 werd verder een varkensfonds opgericht, met twintig leden, te Nieuw- en Sint-Joosland op Walcheren. De bloeiende varkensvereniging ‘Voorzorg’ te Yerseke volgde in 1896 en het varkensfonds te Scherpenisse op Tholen in 1897. Te Koudekerke op Walcheren bestond in 1898 eveneens een varkensbond, terwijl er het jaar tevoren één werd gemeld in oostelijk Zeeuws-Vlaanderen en één op Schouwen-Duiveland (Zierikzee).

De vraag is of het ontstaan van de varkensfondsen in deze jaren een initiatief van onderop geweest is. De vorming van varkensfondsen in vrijwel alle gemeenten van westelijk Zeeuws-Vlaanderen in twee jaar tijd doet denken aan een georganiseerde campagne. Is het een poging geweest van de ‘betere’ standen om de arbeiders te ondersteunen? Enkele opmerkingen over de oprichting van het fonds doen daar wel aan denken. Dat fonds had tot doel ‘den arbeidenden stand het verlies der varkens dragelijk te maken’. Dertig personen steunden het fonds door als donateur een ‘reservefonds’ op te bouwen. De naam van het fonds in Groede doet ook nogal liberaal aan. De sterke concentratie in West-Zeeuws-Vlaanderen zou op invloed van de daar machtige vrijzinnige (liberale) kiesvereniging kunnen duiden. Onder invloed van Vorsterman van Oyen hadden de liberalen daar progressieve trekjes, ze waren bijvoorbeeld voorstander van het staatspensioen. Een andere mogelijkheid is de ZLM, maar waarom zou men dan alleen in dit deel van Zeeland zo’n campagne gehouden hebben? Of het misschien ging om een initiatief van de regionale ZLM-afdeling, is niet bekend.

‘Voorzorg’ te Yerseke telde enkele leden van de plaatselijke elite onder haar eerste bestuursleden, zoals een schoolhoofd en een drukker, maar verder middenstanders (een fruitkweker en een koopman) en één arbeider. De bestuursleden die deze groep oprichters na enkele jaren vervingen, waren voornamelijk middenstanders: een oesterkweker, een koopman, een schoenmaker, een kleermaker. Het in 1904 opgerichte varkensfonds te Nieuwdorp op Zuid-Beveland had als bestuursleden twee boeren, een wagenmaker, een koopman en een arbeider die zelfstandig werken aannam. Het bestuur te Sint-Maartensdijk op Tholen (1905) bestond uit landbouwers, een vlasboer en een koopman in landbouwproducten. Te Noordgouwe op Schouwen-Duiveland zaten in 1910 zowel arbeiders als boeren in het bestuur. Het fonds te Wolphaartsdijk kwam voort uit de plaatselijke ZLM-afdeling, die te Oosterland en te Hoedekenskerke werden gesticht door de burgemeester van de gemeente.

Mogelijk namen in de besturen van de varkensverenigingen langzamerhand steeds meer arbeiders zitting, die immers de grootste bevolkingsgroep vormden. Te Bruinisse maakte bijvoorbeeld in 1912 iemand zich boos over bestuursleden van het fonds ter plaatse ‘die nooit geen varkens in hun bezit hebben.’ In elk geval is duidelijk dat ‘kleine luyden’ als arbeiders en kleine middenstanders in de verenigingen van de coöperatieve beweging, zoals de varkensfondsen en de kolenaankoopverenigingen, het bestuurlijke handwerk leerden kennen, dat een deel van hen later, toen er landarbeiderbonden ontstonden, goed van pas zou komen.

Verspreiding in de provincie

Na 1900 verspreidde het varkensfonds zich verder door Zeeland. De landarbeiderenquête waarvoor de gegevens in 1906 werden verzameld, noemt varkensfondsen in Kortgene en Kats op Noord-Beveland, en ‘tal van vereenigingen voor uitkering bij verlies van varkens, kolenvereenigingen, enz.’ op Zuid-Beveland. Deze worden ook voor Walcheren genoemd. Over Zeeuws-Vlaanderen meldt het verslag van de enquête dat er in ‘de meeste gemeenten’ varkensfondsen, ziekenfondsen en coöperatieve kolenaankoopverenigingen waren. Verder waren er tenminste vier varkensfondsen op Tholen: te Sint-Maartensdijk, Scherpenisse, Sint-Annaland en Poortvliet. Bij de oprichtingen speelde vermoedelijk de enigszins verbeterde financiële situatie onder de landarbeiders vanaf circa 1900 mee. Epidemieën van de vlekziekte waren een stimulans te meer om tot oprichting te komen.

Met het afnemen van de teelt van huisslachtvarkens vanaf 1945 verdwenen ook langzamerhand de varkensfondsen. In het midden van de jaren vijftig bestonden, over heel Zeeland verspreid, nog tientallen varkensfondsen. In 1967 bestond nog een varkensfonds te Grijpskerke en werd het fonds te Biezelinge opgeheven. Toen het jaar tevoren het fonds te Dreischor opgeheven werd, moesten de negen overgebleven varkenshouders hun dieren voortaan verzekeren bij een particuliere verzekeringsmaatschappij.

Voor zover bekend werden er in Zeeland nooit confessionele varkensbonden opgericht, zoals in rooms-katholieke delen van Nederland wel voorkwam. De varkensfondsen in Zeeland waren openbaar en neutraal.

Auteurs

-Piet van Cruyningen en Jan Zwemer, 2013

Bronnen

-Nieuwsblad voor Zeeuws-Vlaanderen, 9-11-1895

-Verslag van den landbouw in Nederland over 1896 en 1897, derde stuk, 72 (Groede)

-Verslagen betreffende den oeconomischen toestand der landarbeiders in Nederland, ’s (Gravenhage, 1908).

-J. Zwemer, Onrust en welvaart. Het platteland van de Zeeuwse eilanden in het tijdvak van de Eerste Wereldoorlog 1910-1922 (Middelburg, 2012) 52, 98.

-Zierikzeesche Nieuwsbode, 3-3-1966, 4-12-1967 en 24-2-1972.