Tholen (3)

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken
Tholen (3)

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984

3. (T(h)olne, Thollen, Toolne, Tolen). Stad binnen de gemeente Tholen (zie 2 hierboven); 5711 inwoners (1982); grootste kern op het 'eiland' Tholen (zie 1 hierboven). Ofschoon het gemeentebestuur en het Waterschap Tholen te St.-Maartensdijk zetelen, vervult de stad Tholen een centrumfunctie op cultureel, maatschappelijk en medisch gebied. Diverse instellingen zijn er gevestigd, o.a. de enige sporthal in de gemeente, het gewestelijk arbeidsbureau, het groeps- en rayonbureau rijkspolitie, scholen voor voortgezet onderwijs en medische instellingen. Het oorspronkelijke karakter van Tholen is nog voor een belangrijk deel intact. Het stadje dankt zijn naam aan een tol op de Eendracht. Verscheidene straatnamen herinneren aan het verleden, o.a. de Kruittorenstraat, de Jan van Bloisstraat en de Verbrandestraat, welke naam herinnert aan de grote brand van 16 mei 1452. Zie verder bij geschiedenis hieronder en bij 1 hierboven. De stadskern herbergt een aantal monumenten en is omgeven door stadswallen die thans een wandelgebied vormen. De laatste decennia breidde de stad voornamelijk in noordwestelijke richting uit: de nieuwbouwwijk die hier ontstond wordt begrensd door de weg St.-Maartensdijk-Bergen op Zoom. De stad deelt in het toenemende toerisme op het voormalige eiland Tholen; de haven, thans vooral jachthaven, kreeg een ander aanzien door de dijkversterking en het tot stand komen van de Schelde-Rijnverbinding, waardoor de loop van de Eendracht werd veranderd. Wapen: Het oudst bekende zegel van Tholen uit 1416 vertoont een koggeschip zonder zeilen (waarschijnlijk het wachtschip bij de tol aan de Eendracht), waaraan de vier leeuwen en de barensteel uit het wapen van Jan van Avesnes, heer van Beaumont, zijn toegevoegd. De barensteel is later weggelaten, waardoor het wapen dat van de graven van Henegouwen en Holland werd: de mast van de kogge werd verlengd tussen de leeuwen door. Zo werd het wapen op 31 juli 1817 voor de gemeente bevestigd. Na de gemeentelijke herindeling werd bij K.B. van 27 maart 1973 aan de nieuwe gemeente een wapen verleend, waarbij de kogge een rood zeil en rode wimpels kreeg en weer naar het onderste deel van het wapen werd verwezen. Het geheel werd geplaatst op het zwarte wapenschild met zilveren dwarsbalk van het geslacht Van Borssele dat in de geschiedenis van het eiland een belangrijke rol speelde. Vlag: De vlag van Tholen, die op de wapenkaart van Smallegange (1696) voorkomt, verenigt de Nederlandse kleuren met het goudgeel van het wapenschild. Ook in een onvoltooid vlaggenboek uit 1668/69 komt de vlag voor. Deze vlag werd hij raadsbesluit van 4 september 1962 in ere hersteld en op 18 augustus 1975 ook ingesteld voor de nieuwe gemeente. Varia: Groenteveiling. Op zaterdag 'beurs' in hotel Hof van Holland voor kooplui, landbouwers e.d. Streek-V. V.V. Tholen gevestigd te St.-Maartensdijk. 'Thoolse dagen' in Scherpenisse (juni). Monumenten: De belangrijkste monumenten binnen de stad Tholen zijn het 15e-eeuwse stadhuis en de gotische O.L.Vrouwekerk. Het stadhuis werd vermoedelijk ca. 1460 gebouwd. in elk geval kort na de brand van 1452, die een groot deel van Tholen in de as legde. Ook het oorspronkelijke stadhuis ging toen verloren. Het gebouw heeft een hoge, strakke natuurstenen gevel in oud-renaissancestijl, bekroond door kantelen. De slanke zeskantige toren rijst in het midden achter de kantelen op. In de toren een carillon, deels gegoten door Michael Burgerhuys in 1627. Tot het carillon behoort het oudste klokje van Nederland (1458). Het stadhuis heeft een rococohordes uit 1758. De achterzijde met trapgevel vertoont sporen van verschillende wijzigingen en werd in de 19e eeuw geschonden door het inbreken van grote spitsboog vensters. In het gebouw, in de zg. vierschaar, bevinden zich een aantal moderne gebeeldhouwde stenen waarop de moerbalken rusten. De thans n.h. Grote of O.L. Vrouwekerk in het centrum van Tholen is een gedeeltelijk onvoltooid gebleven kruisbasiliek in Brabants-gotische stijl bouwkunst), bestaande uit een toren, een schip met zijbeuken, een transept, een koor en enige aanbouwen. De oorspronkelijke kerk werd gesticht eind 13e eeuw en in 1404 verheven tot kapittelkerk. Onder toren en huidige kerk zijn hij de restauratie van 1947-1960 funderingen aangetroffen van deze oude kerk, die door de brand van 1452 waarschijnlijk zo aangetast werd dat nieuwbouw noodzakelijk was. Het onderstuk van de forse toren is 14e eeuws. De toren stond los van de vroegere kerk: de hoogte ervan werd in de 15e eeuw met een klokkeverdieping aangepast aan de hoogte van het nieuwe schip, waarmee men ca. 1460 begonnen zal zijn. Spits en balustrade werden pas hij de restauratie gemaakt. Het brede schip met zijbeuken is het enige in Zeeland dat van luchtbogen is voorzien: deze dienden tot het opvangen van de druk van het stenen gewelf. Het schip is vijf traveeën lang. Aan de noordzijde werd in de eerste helft van de 16e eeuw een overwelfd portaal aangebouwd. Kort na de totstandkoming van het schip werd het eenbeukige transept gebouwd, het heeft een versierde ingangspartij aan de zuidzijde, het koor is nooit geheel voltooid. De omgang kwam alleen aan de noord- en oostzijde tot stand: van het gedeelte tegen de koorsluiting (oostzijde) zijn alleen de fundamenten bewaard. Rond de kooromgang zijn de fundamenten van een kapellenkrans aangetroffen, welke waarschijnlijk opgetrokken en overdekt is geweest. Door de oorlogshandelingen van ca. 1575 kan de kooromgang ingestort zijn, of zo zijn beschadigd dat ze moest worden afgebroken. Het middenkoor wordt gedekt door een noodkap, vermoedelijk uit het midden der 16e eeuw, omvattende een eenvoudig houten tongewelf. Ook het zuiderkoor draagt een houten tongewelf. De sacristie in de noordoosthoek tussen transept en kooromgang en de librije tussen transept en zuiderzijbeuk zijn 16e-eeuws. In schip en koor bevinden zich natuurstenen zuilen: de koolbladkapitelen hebben een verscheidenheid aan bladmotieven. Het laatgotische netgewelf in het schip dateert uit de tweede helft der 16e eeuw. De beide transept vensters vertonen gestileerde lelies in de tracering (religieus symbool van zuiverheid). In de noorderomgang bevindt zich de laatgotische grafplaat met enig Renaissance ornament van Guy van Bloys Anthonisz. († 1527) en zijn vrouw, Digna van Assemans broek (†1516). De restauratie van de Grote Kerk (1947-1960) kwam in 1948 in het nieuws toen een grafkelder werd ontdekt van de familie Van Vrijberghe, waarin gemummificeerde lijken. Een der lijken vertoonde nog enige gelaatsuitdrukking o.a. door een tamelijk intacte neus. Ook waren in sommige gevallen romp en ledematen intact gebleven. Wetenschappelijk onderzoek in Leiden wees uit dat de mummificering het gevolg was van de klimatologische gesteldheid in de grafkelder. De 'Thoolse mummies' zijn in nieuwe kisten weer in de toegemetselde en niet voor het publiek toegankelijke kelder bijgezet. Bij genoemde restauratie kwamen onder de kalklaag op de laatste travee van het koor oude schilderingen te voorschijn, tegen een roodbruine achtergrond miskelken voor stellende en het Lam Gods met de kruisbanier. De kerk heeft een preekstoel uit 1648 en een doophek, beide met koperen lezenaars, een laatgotisch stenen doopvont en een orgel uit 1828, afkomstig uit de voormalige Galileeërkerk te Leeuwarden. In het koor hangt een Tiengebodenbord uit 1581 met op de achterzijde bijbelteksten die de tien geboden verduidelijken. In 1755 werd een houten schot tussen koor en transept aangebracht: het is beschilderd met psalmteksten en draagt een afbeelding van Mozes met de Wetstafels. Tholen biedt verder enkele over het stadje verspreide oude gevels (17e en 18e eeuw). o.a. in de Kerkstraat. In 1975 kwam de restauratie van de Gasthuiskapel gereed, die voordien opgedeeld was in drie woningen en winkels. Bij de Oudelandse Poort vindt men de witte walkorenmolen De Hoop uit 1736, hoog oprijzend op het westelijk bolwerk. Het is een ronde stenen bovenkruier met stelling. De gevelsteen op het zuidoosten vermeldt de eerste-steenlegging op 26 maart 1736. De in 1958 uitwendig gerestaureerde molen is gemeente-eigendom en draait regelmatig op zaterdagmiddag. Op de Markt staat een natuurstenen Lodewijk XV-pomp van N. Muts te Middelburg. Vestingskerken: Middeleeuwse aanleg. De zg. Oude stad werd na een octrooi van 1361 van Jan van Beaumont versterkt met aan de landzijde waarschijnlijk een stadsmuur niet weergang, voorzien van enkele wachttorens en later een natte gracht rondom, ook aan de rivierzijde. De haven viel binnen de vesten. Er waren vier poorten, de Zuid-, de St.-Andries of Oudelandse-, de Noord- of Verbrande- en de Dalemse poort. In het midden van de 15e eeuw werd de Water- of Gevangenpoort gebouwd. Midden 16e eeuw verkeerden de werken nog in goede staat. 16e- en 17e-eeuwse aanleg. Tijdens de bezetting door Mondragon (1572-1577) werd de vesting enigszins gemoderniseerd door het opwerpen van aarden wallen langs het grootste deel der bestaande fronten: het zuidoostelijke deel kreeg een getenailleerd tracé. Voor de Verbrande- en St.-Andriespoort, alsmede ten noorden van de haven verrezen bastions. Onder prins Maurits werd de vesting Tholen volgens ontwerp van ingenieur David van Orliens met een nieuw tracé verbouwd tot een vrij regelmatige zevenhoek (1596-1622). Naar de oud-Nederlandse bevestigingswijze bestond deze uit aarden wallen niet op de hoekpunten zeven bastions (buitenpolygoon aan de landzijde gemiddeld 250 m en aan de rivierzijde 500 m). Daaromheen een natte gracht, ten dele gedekt door een contrescarp. Het water in de gracht werd opgehouden door de Noord en Zuid stenen beer of 'douane' (afkomstig van dos d'ane = ezelsrug). Als poorten dienden de Waterpoort en de nieuwe Vosmeerse en Oudelandse poort. De middeleeuwse poorten waren successievelijk afgebroken. Tot de vesting Tholen behoorden voorts de aan de oostzijde van de Eendracht gelegen vierkante gebastioneerde schansen Fort Oranje. Maurits of Grotendorst en Zeeland. Tegenover de stad lag het hoornwerk Slikkenburg. De meeste zijn hij de stormvloed van 1682 beschadigd. Voor de verdediging van het in de Brabantse polders voorbereiden inundatiesysteem waren ter dekking van de coupures in de dijken schansen en batterijen opgeworpen. De westzijde van de Eendracht werd beschermd door een aantal schansen van de Hikke- tot de Razernijpolder. Tot aan de Franse revolutie werd nog vrij veel militaire betekenis aan Tholen toegekend. De versterkingen werden tussen 1844 en 1867 gesloopt. Een gedeelte van de omwalling van ca. 1620 werd toen en in latere jaren in plantsoen veranderd. Het overige (vier bastions) bleef in tamelijk goede staat bewaard. Geschiedenis: De oorsprong van de latere stad Tholen ligt ca. 1220, toen de Vijftienhonderd gemetenpolder werd bedijkt, waarin een deel van haar gebied ligt. Deze bedijking maakte het noodzakelijk dat de tol op de scheepvaart van de Striene, gevestigd door de hertog van Brabant, oostwaarts naar de Eendracht werd verplaatst. Tholen dankt haar naam aan de laatste tol. De naam wordt vermeld. misschien in 1252, maar met zekerheid in 1290, toen aan het dorp Tolen of Hardestock' in Schakerloo tolvrijdom werd verleend. Tholens oudste deel is de huidige Hoogstraat ten westen van de dijk van de Vijftienhonderdgemetenpolder (Oude of Binnenstad). De zg. Buitenstad was het buitendijkse gebied ten oosten daar van: dit was de hil waar de tol gevestigd was. Na de bedijking van de Dalempolder in 1364 kwam er de zg. Nieuwe stad bij. Te Tholen zijn twee middeleeuwse kastelen bekend. Hendrik Buffel, aan wie op 20 april 1248 de heerlijkheid Schakerloo in achterleen werd geschonken door graaf Willem II van Holland, liet in de Vijftienhonderdgemeten polder het huis Klein-Egypte bouwen, zo genoemd ter herinnering aan een door hem meegemaakte kruistocht. Na zijn dood erfde zijn gelijknamige zoon zijn bezittingen. Toen graaf Jan I als laatste telg uit het Hollandse huis in 1299 overleed, ontstond onenigheid over diens opvolging. Hendrik Buffel koos in dit geschil de zijde van de Vlaamse graaf. Hij moest naar Vlaanderen vluchten, werd in 1304 bij een scheepsstrijd op de Gouwe gevangen genomen en onthoofd als opstandeling. Zijn goederen werden verbeurd verklaard. Jan van Henegouwen, heer van Beaumont, werd in 1316 met de heerlijkheden Schakerloo en Tholen beleend. Even buiten de noordpoort van Tholen liet ook hij een kasteel bouwen, dat in 1343 aanzienlijk werd uitgebreid. Zijn kleinzoon Jan van Bloys erfde zijn bezittingen; na diens dood in 1380 volgde zijn broer Guy van Bloys hem op. Ook van Tholens tweede kasteel zijn weinig nadere bijzonderheden bekend. In de 14e eeuw was Tholen een plaats in opkomst. Graaf Willem IV stond in 1335 aan -die van Tholen' toe hun eigen koren en haver vrij van de Dordtse stapel te vervoeren: in 1346 verleende hertogin Margaretha een algemeen privilege van tolvrijdom. De genoemde Jan van Beaumont liet de Oude stad van muren en poorten voorzien (zie onder vestingwerken hierboven) en bevorderde krachtig de pannering (zoutwinning). In 1340 stonden te Tholen 38 zoutketen: een uitvoerige ordonnantie op het bedrijf werd in 1352 vastgesteld. Er waren contacten met (zout) havens in Frankrijk, Engeland en met de zoutstad Lüneburg. Nog in 1765 werd de eerste steen voor een nieuwe keet bij het veer gelegd. De meekrapteelt zou echter een belangrijker plaats innemen. In 1390 kreeg de stad de bevoegdheid meestoven te zetten; dit bedrijf zou tot in de 19e eeuw floreren. Ondanks handel en nijverheid bleef het stadskarakter voornamelijk agrarisch. Jan van Beaumonts opvolger als heer van Tholen, zijn kleinzoon. Jan van Bloys, verleende in 1366 een uitgebreide keur aan Tholen, die als stadsrechtprivilege kan worden beschouwd. Na de dood van zijn opvolger en broer Guy, die een enorme schuldenlast achterliet, keerde de stad onder de grafelijkheid terug (1397). De komende periode beleefde Tholen grote bloei. Hertog Albrecht van Beieren verhief de Thoolse kerk in 1414 tot kapittelkerk. De kerk was in de 13e eeuw waarschijnlijk als kapel vanuit Schakerloo gesticht en nog in dezelfde eeuw verheven tot parochiekerk. De parochie Tholen behoorde tot het bisdom Luik en het dekenaat Hilvarenbeek. De graven van Zeeland hadden het patronaatsrecht. Het in 1404 gestichte kapittel van negen kanunniken bezat 270 gemeten land. Het koos zelf zijn deken. die als pastoor aan het bisdom werd voorgedragen. Ca. 1450 had Tholen haar hoogtepunt bereikt. Diverse bedijkingen hadden het stadsgebied uitgebreid (o.a. die van de Puitpolder); landbouw, nijverheid en handel floreerden, terwijl door de vorming der Buitenstad de veste haar volle omvang had bereikt. De welvaart werd geknakt door een brand op 16 mei 1452, die de stad voor vijfzesde in de as legde. Met steun van de landsheer Filips de Goede nam men het herstel ter hand: uit deze periode dateren het stadhuis en de Onze Lieve Vrouwekerk (zie onder monumenten hierboven). De laatste is nooit geheel voltooid; men heeft eraan gebouwd tot in de 16e eeuw. Behalve vele altaren zijn er in deze aan de H. Maagd gewijde kerk tien vicarieën gesticht, ter ere van o.a. de heiligen Eligius, Antonius, Maria Magdalena, Johannes de Doper en het H. Kruis. Te Tholen zijn er behalve de kerk enkele kapellen geweest; op het kasteel was een aan de H. Maagd gewijde kapel waaraan een kapelaan was verbonden. Een opmerkelijk gilde in Tholen was dat van Onze Lieve Vrouw in het Kinderbed, tot hulp aan behoeftige kraamvrouwen. Ook was aan de kerk verbonden het gilde der Choralen, dat laken voor kleren aan de armen uitreikte. In 1489 stichtte het kapittel de Gulden Mis. Deze plechtigheid ter ere van Christus' menswording werd met veel ceremonie en het luiden der klokken jaarlijks tussen 14 en 21 december gevierd. In de kerk speelde men de boodschap van de engel Gabriël aan Maria (Annunciatie). Tholen was de enige Zeeuwse plaats waar een Gulden Mis werd opgedragen. Op economisch gebied ging het in de tijd na de brand slecht. Ofschoon in 1495/96 nog besloten werd een nieuwe haven te maken, moest Tholen in 1505 aan Jan III van Bergen worden verpand, waarmee haar invloed als stemmen de stad in Zeeland naar de pandheer ging. Ca. 1520 zag het er wegens verder neringverlies en grotere schuldenlast naar uit dat de Tholenaren hun stad zelfs zouden moeten verlaten, maar dit bleek toch niet noodzakelijk. Niettemin brachten de vloeden van 1530 en 1532 en een nieuwe brand in dit laatste jaar verdere rampspoed. In 1550 werd de lening hij het meerderjarig worden van de derde pandheer Jan IV afgelost en herkreeg Tholen haar plaats in de Zeeuwse Staten, weliswaar met rangverlies, doordat zij achter Goes werd geplaatst. In 1559 werd Tholen hij het bisdom Middelburg gevoegd. De doperse beweging heeft in de stad en op het eiland invloed gehad; het eerste optreden van calvinisten valt in de jaren 1565/66. In Tholen hielden zij hun bijeenkomsten, voorgegaan door o.a. Johannes Versteegh, pastoor van Scherpenisse. In 1570 werd de kerk beroofd en was er sprake van "beeldenbrekingh’. doch de Hervorming won vooralsnog weinig terrein. Toen overig Zeeland in handen van Oranje was en ook het eiland Tholen in bezit van de geuzen viel, ging Tholen als laatste Zeeuwse stad over naar de prins. De Satisfactie van 17 april 1577 garandeerde de uitoefening van de katholieke godsdienst, maar ook hier kwam daarvan niets terecht. De kerk werd in 1578 geplunderd en de geestelijke goederen werden geseculariseerd; de geestelijken vertrokken op één na, die later een jaarrente van f 200,- kreeg. Nadat Gerard van Kuilenburg hier tijdelijk had gewerkt kreeg Tholen in 1581 in Theodorus Verhaer haar eerste predikant. Tholen was de hoofdplaats van de classis Tholen, ingesteld in 1584 op een vergadering van de classis Schouwen te Brouwershaven. In dit jaar had Tholen al twee predikanten. Vooral Jacobus Burs, die hier van 1613-1650 werkte, drukte een persoonlijk stempel op de gemeente. Hij had ook in de provincie veel invloed. Tholens gevaarlijke ligging noopte in deze tijd tot versterking van de vestingwerken (zie onder vestingwerken hierboven). Ondanks ondernemingen als het stadsaandeel in de West-Indische Compagnie bleef de stad hoofdzakelijk een agrarisch karakter behouden. Bekend was de korenmarkt: ook werden 'vette en magere beestenmarkten' gehouden. De vestiging van de laatste Reimerswalers te Bergen op Zoom en Tholen (1632) bracht te Tholen de mosselvangst. De stad, op zich van gering belang, speelde tijdens de Republiek toch een vrij aanzienlijke rol in Zeeland, behalve door haar rol in bestuur en rechtspraak van het eiland Tholen, door het feit dat zij tot 1795 één van de zeven, later zes, stemhebbende steden in de Staten van Zeeland was. Als de andere Zeeuwse steden had zij deel in het gewestelijk bestuur door haar lid in het college van Gecommitteerde Raden en door haar stem aan de samenstelling van de Staten-Generaal, het Hof van Holland en Zeeland en de Hoge Raad. Een bekend Thools regentengeslacht is de familie Van Vrijberghe die in 1650 haar intrede deed en in de 17e en 18e eeuw van betekenis was. Ook in Tholen is er felle strijd gevoerd tussen de facties van prins- en staatsgezinden (1672, 1702, 1747), waarbij in bepaalde gevallen geweld niet geschuwd werd. Het jaar 1747 bracht grote beroering wegens het beleg en de inname van Bergen op Zoom door de troepen van Lodewijk XV, maar Tholen bleef gevrijwaard. De stad was in 1712 wel ten prooi gevallen aan plundering en brandschatting door een Franse bende vanuit Brabant. Op 19 september 1787 werden te Tholen de huizen der patriotten door het garnizoen geplunderd: de volgende dag kon door het in de stad voeren van een detachement Zwitsers uit Bergen op Zoom worden voorkomen dat de stad op vier plaatsen in brand werd gestoken. De Franse tijd (1795-1813) verliep hier ongeveer als elders in Zeeland geschiedenis). Gedurende de 19e eeuw kende Tholen een gestage bevolkingsgroei. Een grote aardappelexport kwam op gang naar Rotterdam, Antwerpen en Dordrecht. In de tweede eeuwhelft kwam de visserij tot bloei (zie ook 1 hierboven). Opmerkenswaard in dit verband is de kreeftenopslagplaats te Tholen. De stad werd tot in onze eeuw nog bedreigd door overstroming: vloeden troffen haar in 1808 en 1825, terwijl door de militaire inundaties van 1944 een groot deel van de begroeiing van de bolwerken en singels verloren ging. De ramp van 1953, die wel het eiland trof, ging aan de stad voorbij, evenals de vloed van 1906, hoewel de stad toen maar net gespaard bleef. In 1851 werd in Tholen een Christelijk Afgescheiden Gemeente gesticht, die in 1892 Gereformeerde Kerk werd. Andere protestantse kerkgenootschappen buiten de Nederlands Hervormde Kerk die thans te Tholen gevestigd zijn, zijn de Gereformeerde Gemeente en de Christelijk Gereformeerde Kerk. Tevens staat er te Tholen een kerk van de Protestantenhond. De rooms-katholieken hielden vanaf 1795 hun godsdienstoefeningen in de Waalse Kerk: de Waalse gemeente werd in 1818 opgeheven. Het kerkgebouw werd ca. 1900 afgebroken, waarna op deze plaats een r.k. kerk werd gebouwd. Aan Tholens betrekkelijk isolement kwam een einde in 1928, toen een brug over de Eendracht tot stand kwam, zodat het stadsveer kon vervallen. De brug was geheel door de gemeente Tholen (toen ca. 3100 inwoners) gefinancierd. Eerdere brugplannen dateren van o.a. 1868, 1871 en 1910. De brug werd tijdens de Tweede wereldoorlog tweemaal vernield; in 1940 door Nederlandse militairen en in 1944 door terugtrekkende Duitse troepen. Zij werd na de oorlog op rijkskosten herbouwd en in 1975 gesloopt; in 1971 was de nieuwe brug over de inmiddels tot stand gekomen Schelde-Rijn verbinding in gebruik genomen. Zie kleurenplaat XIII; t.o. pag. 176 en kleurenplaat XVIII: t.o. pag. 225.


AUTEUR

J.P.B. Zuurdeeg, J. Kuipers, C.A. de Bruyn, S.J.M. Hulsbergen.

LITERATUUR

Unger en Westendorp Boerma, De steden, V.A. Hollestelle, Tholen. Veltenaar, Tholen. C. Hollestelle, De voormalige kapel te Tholen. G.C.A. Juten, Tholen. J.P.B. Zuurdeeg, Tholen voorheen en thans. Tholen, Stad en Eiland. Valk-le Cointre, Binnen de stad van Tolne. G.A. Bontekoe, Het wapen der gemeente Tholen. Tholen in oude ansichten. Van Heussen en Van Rijn, Kerkelijke historie. J.W. te Water, Kort verhaal. Levelt, Een ketter op de markt. Wilderom, Tussen afsluitdammen II. Ermerins, Zeeuwsche oudheden VIII. Van Empel en Pieters, Zeeland, 75. Teg. Staat, 68-79. Bachiene, Vaderlandsche geographie II. 837. Smallegange, Nieuwe Cronyck van Zeeland I, 547. A.A. Beekman, Geschiedk. Atlas. Van der Aa, Aardrijkskundig woordenboek. J.C. Overvoorde, Korte beschrijving van Tholen. Chavannes-Mazel, Langs de oude Zeeuwse kerken. H. Janse, Kerken en torens in Zeeland. Van Hoogstraten, De molens van Zeeland. Kunstreisboek voor Nederland. Kijk op Zeeland. Zeeland in vogelvlucht.


AFBEELDING

Overzichtskaart gemeente Tholen. Het in de tweede helft van de 15e eeuw gebouwde stadhuis van Tholen met het uit 1756 daterende rococobordes. De toren bevat een carillon uit 1627 (1973). De achterzijde van het stadhuis te Tholen (1969). O.L. Vrouwekerk (N.H.), onvoltooide kruisbasiliek in de Brabants-gotische stijl, hoog oprijzend boven de stad Tholen. Stadhuis van Tholen. Tekening in kleur, tweede helft 18e eeuw.