Sautijn, Familie

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de gewone afdrukfunctie van de browser.
Sautijn, Familie
Anoniem olieverfschilderij met een scheepsportret van vermoedelijk het kaperschip Profeet Elias van de gebroeders Sautijn voor het havenkanaal naar Middelburg, bruikleen Maritiem MuZEEum, Vlissingen

Koopmansgeslacht die actief was in de kaapvaart in de 17de en 18de eeuw in Middelburg en Amsterdam.

Afkomst en genealogische lijn

Koopmansgeslacht, afkomstig uit Sautin in het graafschap Henegouwen in de Zuidelijke Nederlanden, waarvan de Nederlandse stamvader, Gillis, zich na de val van Antwerpen eerst vestigde in Amsterdam en later in Middelburg. Gillis werd daar spoedig opnieuw een vermogend koopman, hetgeen blijkt uit het feit dat hij in 1600 met Balthasar de Moucheron participeerde in de uitreding van twee schepen, die onder leiding van Joris van Spilbergen zogenaamd naar Oost-Indië voeren, maar in werkelijkheid ter kaapvaart trokken. Prins Maurits kwam door deze affaire in moeilijkheden. Via Gillis' afstammelingen splitste de familie zich in twee takken, een Amsterdamse en een Middelburgse. De Amsterdamse tak werd in later jaren prototypisch voor de verloedering van het bestuurlijke en politieke leven in de Republiek. Vooral Willem Sautijn onderscheidde zich door schaamteloos nepotisme en kwalijk ambs- en machtsmisbruik. De Zeeuwse tak met afstammelingen van Gillis' kleinzoon Elias (Amsterdam 1599-Middelburg 19 april 1631) deed het iets beter, wanneer het optreden wordt beoordeelt naar de normen van die tijd, maar uit de pamfletten tegen de Sautijns blijkt wel, dat ook toen al lang niet iedereen die normen deelde. De pamfletten richtten zich vooral tegen de kleinzoons van Elias, de gebroeders Jacob (Middelburg 1 okt. 1648-overleden rond 1720) en Johan (Middelburg 13 okt. 1650-overleden voor 1716), die de grootste kaapvaartreders uit de Nederlandse geschiedenis zijn. Jacob trouwde met Appolonia Gortgemet (een brouwersdochter) en Jean huwde in maart 1677 met Catharina Snouck. Hun zoon, Johan (1694) ging in Amsterdam wonen. Enkele dochters trouwden met zoons uit bekende geslachten als de Van Visvliets en de Isebrees, enkele zoons keerden terug naar Amsterdam of gingen naar de Oost.

Rederij van Jean en Jacob Sautijn

De kapiteins Hamers en Gerrits voeren het Franse admiraliteitsschip Bourbon binnen in de haven van Vlissingen in 1707. Rondom de Bourbon bevinden zich diverse kaperschepen, vermoedelijk ook van de familie Sautijn, schilderij van Cornelis Louw, ca. 1720, bron: Scheepvaartmuseum Amsterdam.

De reders Sautijn toonden hun macht onder meer door in hun kaperschepen in de witte baan van de Statenvlag het familiewapen te voeren, dat ook was uitgehouwen op de spiegels, campagnes en zonnedekken van de fregatten evenals op de hakkeboorden van de sloepen en op de mutsen van de matrozen prijkte. Het kaapvaartbedrijf van de gebroeders Jean en Jacob Sautijn sloeg zijn slag vooral in de tegen Frankrijk gerichte Negenjarige Oorlog (1688-1697) en de Spaanse Successieoorlog (1702-1713), waarbij zij op het hoogtepunt van hun activiteiten soms opereerden met een eigen vloot van 36 kaperschepen, met 1.206 stuks geschut en een bemanning van 8.520 koppen. De uitrusting van de kapervloten van de Sautijns heeft naar schatting tien miljoen gulden gekost voor rond de driehonderd uitgeruste kaapvaartexpedities. Met deze vloot hebben de Sautijns de Republiek enkele malen goede diensten bewezen, zoals in 1691 toen hun kaperschepen bij kaap Bonne in de Middellandse Zee de Smirnavloot wisten te ontzetten uit handen van een smaldeel van vijf zware Franse kruisers. De negentien kaperschepen die zij tijdens de Negenjarige Oorlog in zee hadden brachten 242 prijzen op die een bedrag van f. 2.970.864 opleverden. Tijdens de Spaanse Successieoorlog werden met twaalf schepen 168 prijzen opgebracht die f. 1.395.719 opleverden. Daarbij waren ze weinig kieskeurig met hun buit en pakten ze ook vele neutrale Zweedse, Deense en Portugese schepen die ze krijgen konden. Hun procureurs wisten voor de Admiraliteitsraad van elk neutraal schip wel een bewijs van contrabande of smokkelpraktijken te overleggen. Deze gang van zaken leverde de Republiek diverse diplomatieke incidenten met schadevergoedingen aan neutrale mogendheden op, anderzijds werden ook vele daadwerkelijke smokkelaars terecht opgebracht.

Daniël en Abraham Sautijn

De neven Daniël en Abraham kwamen het kaapvaart bedrijf van hun vaders Johan en Jacob tijdens de Spaanse Successieoorlog versterken, al zouden beiden vanaf 1707 de kaapvaart activiteiten vanuit Amsterdam coördineren, aangezien Abraham daar woonde. Hij was getrouwd met een dochter van Jacob Elias en lid van de vroedschap van Amsterdam en bewindhebber bij de VOC.

Na de Spaanse Successieoorlog bleven Jacob en Johan Sautijn berooid achter. De vurige patriotten en orangisten hadden hun kapitaal tijdens de oorlog te risicovol belegd. De Sautijns hadden amper politieke invloed en bezaten amper aandelen in WIC, VOC of andere maritieme ondernemingen. Het voornaamste deel van hun kapitaal was geïnvesteerd in de kapervloot, waarvan zij –voor die tijd zeer ongebruikelijk- grotendeels de enige eigenaar waren. Het binnen tweeënhalf jaar vergaan van zeven kostbare kaperfregatten aan het eind van de Spaanse Successieoorlog bracht de familie aan de financiële afgrond. Jacob wist in 1720 met grote moeite 29.0000 gulden lost te peuteren bij de admiraliteit. Deze had hij nog tegoed van een premie voor een Algerijns kaperschip dat in 1707 was buitgemaakt. Hij had dit geld broodnodig en had zijn huis zelfs moeten verkopen om aan de schuldeisers te kunnen voldoen.

Auteurs

-J.H. Kluiver of A.Teunis, herzien Johan Francke 2011.

Bronnen