Onderwijs (1945-2010): verschil tussen versies

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken
k
k (Johan Francke heeft pagina Onderwijs (na 1945) hernoemd naar Onderwijs (1945-2010))
 
(geen verschil)

Huidige versie van 10 jan 2017 om 11:17

Onderwijs (1945-2010)
Debat in de Christelijke Scholengemeenschap Walcheren (CSW) over de kwaliteit van het onderwijs anno 1994, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 16684

Onderwijshervormingen na 1945

Omdat het onderwijs in ons land centraal is geregeld, kan met het aanstippen van de hoofdzaken van de veranderingen in het onderwijs worden volstaan. In Zeeland vond de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog in het Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs een belangrijke wijziging plaats: op tal van Hogereburgerscholen (hbs) ging men aan de school een gymnasiale afdeling verbinden. Zo zien wij naast het enige gymnasium te Middelburg in de provincie vele lycea ontstaan. Bovendien werden nieuwe scholen gesticht, onder andere het Christelijk Lyceum voor Zeeland te Goes en de Christelijke hbs te Middelburg, die later eveneens een lyceum werd.

Toen de wet Cals, bekend als de Mammoetwet, werd ingevoerd (1968) zonder dat experimenten waren voorafgegaan, was men genoodzaakt om diverse scholen als experimenteerscholen, die daartoe extra faciliteiten kregen, aan te wijzen. Met name onder het ministerschap van Van Kemenade (circa 1973-1977), die met zijn Contourenplan streefde naar een zogeheten Middenschool, waarbij de leerlingen, heterogeen geplaatst, enige jaren eenzelfde programma zouden volgen, ontstond de neiging scholen te fuseren tot schoolgemeenschappen en nieuwe schoolgemeenschappen te stichten. Het Rijk stootte soms hbs-en af, die dan als gemeentelijke hbs met gemeentelijke mavo (voortgekomen uit mulo) een scholengemeenschap vormden. Dit was onder meer in Middelburg het geval, waar de voormalige Rijkshogereburgerschool (rhbs) met gemeentelijke mavo en het Stedelijk Gymnasium een Stedelijke Scholengemeenschap vormde.

Onder Van Kemenade's opvolger Pais (1977-1981) werden de onderwijsexperimenten voortgezet.

Toen Van Kemenade weer minister werd (1981), bracht hij een gewijzigde versie van zijn Countourenplan. Nu werd er gesproken van geïntegreerd onderwijs. Er werd in dit plan met name gestreefd naar de vorming van zogeheten brede scholengemeenschappen, waarin bijvoorbeeld ook leerlingen, die later naar het lbo zouden gaan, enige jaren eenzelfde onderwijs als de andere leerlingen zouden volgen. Aan dit alles vooraf gaat de integratie van kleuter- en basisonderwijs, die in 1985 overal zal zijn ingevoerd. Het een en ander zal ook van invloed zijn op de opleiding op de pedagogische academies.

Toen de wet Cals werd ingevoerd, luidde het oordeel: 'Het onderwijs is in een stroomversnelling geraakt'. Ook in 1982 was de rust nog niet in het onderwijs teruggekeerd, het ene plan volgde op het andere, het ene experiment was gewenst als 'verbetering' van het voorgaande. Niet alleen dit feit, maar ook de terugloop van het aantal leerlingen, de opvang van kinderen van buitenlandse origine, de zeer hoge kosten bij een eventuele invoering van de plannen van minister Van Kemenade zouden nog talrijke problemen opleveren.
Jos van Kemenade, bron: Rijksoverheid.nl -CC0-, via Wikimedia Commons

Algemeen voortgezet onderwijs

Brugklasleerlingen Stedelijke Scholengemeenschap Middelburg, Sint Pieterstraat, 1984, foto: J. Wolterbeek, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 8078

Begin jaren tachtig hadden het m(iddelbaar)avo, h(oger)avo en vwo (voorbereidend wetenschappelijk onderwijs), de drie hoofdvormen van het algemeen voortgezet onderwijs, in Zeeland een ruime mate van belangstelling. Dit kwam door de gunstige spreiding van onderwijsinstellingen, ook naar levensbeschouwelijke richting over de provincie. Tholen en St.-Philipsland hadden geen scholen voor havo en vwo. Ze waren hiervoor aangewezen op Bergen op Zoom. Volgens een globale berekening ging in die gemeenten ruim 30% van de leerlingen (360 jongens en meisjes) in de leeftijdsgroep 12/13 jaar t/m 16/17 jaar elders op school.

De ruime belangstelling voor het algemeen voortgezet onderwijs in Zeeland betekende niet dat de landelijke participatiegraad werd gehaald. In 1980/'81 bezocht in Nederland 47,8% van de 12 t/m 18 jarigen een school voor mavo, havo of vwo, in Zeeland (het totaal van alle scholen) 42,4%. Vijf jaar eerder, in 1976/ '77, waren de percentages respectievelijk 46,4% en 41,6%. De discrepantie tussen het landelijk percentage en het percentage voor Zeeland is derhalve niet kleiner geworden. In augustus 1980 ging in Zeeland 59,9% van de leerlingen uit de zesde klas van het lager onderwijs naar het algemeen voortgezet onderwijs (1979 59,1%); in Nederland 66,0% (in 1979 66,0%). Zowel landelijk als regionaal voor Zeeland was de voornaamste stimulans voor de groei van het algemeen voortgezet onderwijs het aantal meisjes. Over alle leerjaren gerekend steeg in Zeeland het percentage meisjes in het algemeen voortgezet onderwijs ten opzichte van 1979/'80 met 3.5%, het percentage jongens daalde met 0,1% tegen landelijk met + 1,2% en -1,2%.

In 1980/'81 bezochten 8.217 jongens en 9.099 meisjes een school voor mavo, havo en vwo in Zeeland, in 1976/'77 7.957 jongens en 7.981 meisjes. Uitgesplitst naar regio waren de totalen als volgt.

Leerlingen algemeen voortgezet onderwijs 1976/'77 en 1980/'81 op scholen in Zeeuws-Vlaanderen en overig Zeeland:

1976/’77 1980/’81
Zeeuws-Vlaanderen 5.264 5.557
Overig Zeeland 10.674 11.759
Totaal 15.938 17.316

Ten opzichte van 1976/'77 steeg het absoluut aantal leerlingen in Zeeuws-Vlaanderen met 6%, in overig Zeeland met 10%, in geheel Zeeland met 9%. Deze groei betekende, zoals hierboven is becijferd, slechts een geringe toename van belangstelling voor het algemeen voortgezet onderwijs, uitgedrukt in de leeftijdscategorie 12 t/m 18 jaar.

Gemeenschappelijke programma's aan de basis van het algemeen voortgezet onderwijs en bepaalde voordelen van grotere onderwijseenheden in dunbevolkte gebieden hebben na de invoering van de wet op het voortgezet onderwijs al snel geleid tot de oprichting van scholengemeenschappen voor havo, vwo met daarbij vaak mavo. Anno 1980/'81 waren er in Zeeland alleen nog zelfstandige mavo's. De mate van concentratie blijkt uit het volgende staatje.

Leerlingen in het algemeen voortgezet onderwijs in Zeeland, schooljaar 1980/'81 naar scholengemeenschappen en zelfstandige (m)avo-scholen:

Jongens Meisjes
Scholengemeenschappen 5 .675 5 .908
Zelfstandige scholen 2 .542 3 .191
Totaal 8 .217 9 .099

Uit dit gegeven blijkt dat 33% van het totaal aantal leerlingen van het algemeen voortgezet onderwijs een zelfstandige school bezocht. In Zierikzee was er een scholengemeenschap voor lbo en (m)avo.

Dag-/avondscholengemeenschappen in Vlissingen en Terneuzen met dependance scholen over de provincie gespreid, leidden met speciale studiefaciliteiten op voor het diploma mavo-4, havo, vwo en meao (middelbaar economisch en administratief onderwijs). Deze vorm van tweede weg onderwijs voor volwassenen had een grote vlucht genomen. Het totaal aantal leerlingen bedroeg in 1980 in geheel Zeeland ruim 2.870.

Buitengewoon onderwijs

Het buitengewoon onderwijs wordt geregeld door het `Besluit Buitengewoon Onderwijs 1967' dat deel uitmaakt van de Lager Onderwijswet 1920.

Het is te verwachten dat het buitengewoon lager onderwijs, nadat de Wet op het Basisonderwijs van kracht is geworden, zal worden geregeld in een afzonderlijke (interim) wet.

Het huidige besluit bepaalt in art. 7 dat tot een school voor buitengewoon onderwijs slechts die kinderen mogen worden toegelaten die uit hoofde van een zintuiglijk, lichamelijk of geestelijk gebrek of van hun gedrag, dan wel op grond van maatschappelijke omstandigheden ander dan buitengewoon lager onderwijs niet met vrucht kunnen volgen en voor het op die school gegeven onderwijs in aanmerking komen.

Genoemd besluit onderscheidt 17 schoolsoorten. Daarnaast zijn de bepalingen van het Besluit Buitengewoon Onderwijs van toepassing op scholen voor schipperskinderen, woonwagenkinderen en kinderen van kermisexploitanten. Het huidige beleid is er op gericht, de laatste drie categorieën te doen integreren met het gewoon lager onderwijs. Niet alle schoolsoorten die in het Besluit Buitengewoon Onderwijs worden genoemd, zijn in de provincie Zeeland vertegenwoordigd.

Buitengewoon onderwijs, Klimopschool Middelburg, 1972, foto: J. Marinissen, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 10900

In Zeeland treffen we anno 1982 de volgende schoolsoorten aan:

  • school voor slechthorende en spraakgebrekkige kinderen te Goes.
  • school voor lichamelijk gebrekkige kinderen, verbonden aan het kinder-revalidatie centrum `Zonneveld' in Oostkapelle (mytylschool).
  • scholen voor moeilijk lerende kinderen (mlk) in Middelburg, Vlissingen, Goes, Hulst, Terneuzen, Oostburg, Zierikzee en Tholen.
  • scholen voor zeer moeilijk lerende kinderen (zmlk) in Middelburg, Goes en Hulst. In Zierikzee en Terneuzen is een zmlk-afdeling verbonden aan de mlk-school.
  • scholen voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden (l.o.m.) te Middelburg, Goes en Terneuzen.
  • school voor schipperskinderen in Terneuzen.

De bovengenoemde scholen zijn alle bestemd voor kinderen van 6 tot 12 jaar.

Het Besluit Buitengewoon Onderwijs biedt de mogelijkheid om aan sommige schoolsoorten een afdeling te verbinden voor zeer jeugdigen. In Zeeland treffen we een afdeling voor zeer jeugdigen aan in Middelburg, als afdeling van de lom-school en in Oostkapelle waar de afdeling deel uitmaakt van de mytylschool. In Goes is een afdeling voor zeer jeugdigen verbonden aan de school voor slechthorende en spraakgebrekkige kinderen.

De laatste jaren is de behoefte aan scholen of afdelingen voor voortgezet buitengewoon onderwijs (vbo) sterk toegenomen.

Dit voortgezet buitengewoon onderwijs is bestemd voor leerlingen die aangewezen zijn op het volgen van buitengewoon onderwijs in de leeftijd van 12 tot uiterlijk 20 jaar. Zelfstandige scholen voor voortgezet buitengewoon onderwijs treffen we aan in: Middelburg: vbo-mlk en vbo-lom; Goes: vbo-lom.

Afdelingen voor voortgezet buitengewoon onderwijs zijn verbonden aan de mlk-school in Goes, Hulst en Terneuzen. De vbo-afdeling van de lom-school in Terneuzen is uitgegroeid tot een zelfstandige school.

Ook in Oostburg, Zierikzee en Tholen bestaan plannen om tot stichting van een vbo mlk-afdeling over te gaan en deze te verbinden aan de bestaande scholen voor buitengewoon onderwijs. In Oostkapelle is een vbo-afdeling verbonden aan de mytylschool.

Aan elke school voor buitengewoon onderwijs is een toelatingscommissie verbonden die na onderzoek de ouders adviseert omtrent plaatsing. De commissie van de scholen op Walcheren hebben de toelating tot de verschillende scholen voor buitengewoon onderwijs gebundeld tot de `Centrale Aanmeldings- en Onderzoek-commissie voor Walcheren'. De scholen voor buitengewoon onderwijs in Zeeland zijn toegankelijk voor alle levensbeschouwelijke richtingen.

In het schooljaar 1979 bezochten circa 1625 leerlingen de buitengewoon onderwijs-scholen in Zeeland. De grote spreiding van de scholen over de provincie Zeeland betekent dat alle scholen streekscholen zijn. Het onderwijs op de buitengewoon onderwijs-scholen wordt gekenmerkt door de individuele gerichtheid waarbij, naast het aanbrengen van schoolse kennis en vaardigheden, het ontdekken van ieders mogelijkheden centraal staat.

De vorming van ieders individuele capaciteiten beoogt elk kind in staat te stellen, een plaats te verwerven in het maatschappelijk bestel, die overeen komt met zijn of haar mogelijkheden en waarbij de mate van zelfstandigheid en onafhankelijkheid mede wordt bepaald door de eigen persoonlijkheid, het bereikte niveau en de persoonlijke kwaliteiten.

Hoger beroepsonderwijs (hbo)

In 1980/'81 bezochten in totaal 1483 mannen en 419 vrouwen dagscholen voor hoger beroepsonderwijs in Zeeland. In verhouding tot het aantal 17 t/m 21 jarigen, komt dit neer op 10,5% van de mannen en 3,2% van de vrouwen in die leeftijdsgroep. De overeenkomstige landelijke percentages zijn 7,6% voor de mannen en 3,1% voor de vrouwen. Deze cijfers zeggen niet alles over deelname van Zeeuwen aan het hbo: zij totaliseren het studentenbestand aan de dagscholen in Zeeland, ongeacht de herkomst van de studenten.

In 1979/'80 volgden in totaal 1702 mannen en 883 vrouwen uit Zeeland een dagopleiding in het hoger beroepsonderwijs, waarvan respectievelijk 40% en 57% aan instellingen voor hbo buiten Zeeland. Beide percentages illustreren de nog beperkte opleidingsmogelijkheden voor hbo in Zeeland. Van de in de tellingen van het CBS onderscheiden 24 verschillende instituten voor dagopleidingen in het hbo telde Zeeland er in 1981/'82 zeven. Ze waren gevestigd in Vlissingen, Middelburg en Goes:

Vlissingen: hogere technische school hogere zeevaartschool Maritiem Instituut 'De Ruyter'), school voor fysiotherapie, school voor hoger economisch en administratief onderwijs.

Middelburg: pedagogische akademie(s)

Goes: laboratoriumschool, hogere beroepsopleiding voor verpleegkundigen hbo-V)

De hogere nautische opleidingen in Vlissingen hebben een toestroom van studenten uit het gehele land.

Zeeuws-Vlaanderen heeft geen scholen voor hbo.

In 1977 leidden bindende afspraken tussen de besturen van de scholen voor hbo in Zeeland tot de oprichting van de 'Stichting samenwerkingsverband Zeeuws hoger beroepsonderwijs'. Deze beoogt te komen tot het behoud en de uitbreiding van het pakket aan opleidingen in hoger beroepsonderwijs in Zeeland. De deelnemende scholen behouden hun eigen beslissingsbevoegdheid. Het ministerie van O&W., dat een stempel drukte op de inhoud van de gesloten privaat rechtelijke overeenkomst, stelde dat uitbreiding van het hbo in Zeeland slechts mogelijk zou zijn in een samenwerkingsverband. Omdat het te verwachten leerlingenaantal voor nieuwe vormen van hbo te veraf ligt van de geldende richtingsnormen voor scholen, komt Zeeland niet in aanmerking voor het toedelen van categoriale scholen voor hbo. In 1978 werd via het zogenaamde Plan van scholen 1979-1981 een school voor heao aan het Samenwerkingsverband toegewezen, die in augustus 1979 in Vlissingen startte.

De hbo-V opleiding in Goes is in augustus 1981 voor eigen rekening gestart. Zij vormde een scholengemeenschap met de laboratoriumschool 'Zeeland'.

In 1979/'80 startte in Middelburg een parttime opleiding hbo-inrichtingswerk. Zij ging uit van de Stichting voor hoger sociaal pedagogisch onderwijs.

De Bestuursschool 'Zeeland' in Goes verzorgde parttime-cursussen voor de examens hoger bestuursambtenaar, hoger financieel bestuursambtenaar en gemeentefinanciën die eveneens tot het hoger beroepsonderwijs behoorden.

Lager beroepsonderwijs (lbo)

Het lager beroepsonderwijs (lbo) omvatte een aantal onderwijsvormen die, omdat ze in opleidingsduur sinds 1973/'74 gelijk zijn geschakeld naar 4 jaar, vaak organisatorisch in scholengemeenschappen waren samengebracht. Combinatie van programma's in de eerste twee algemene leerjaren werd hierdoor vergemakkelijkt, evenals een grotere verscheidenheid van leerprogramma's. In het technisch en huishouden nijverheidsonderwijs waren er anno 1982 in Zeeland vier met name aangeduide scholengemeenschappen (Walcheren 2, Bevelanden 1, Zeeuws-Vlaanderen 1). In Zierikzee was er een scholengemeenschap voor lbo en mavo.

Per september 1980 bedroeg het aantal leerlingen in het lbo in Zeeland:

lager technisch onderwijs/ lager huishoud- en nijverheidsonderwijs 8.218
individueel technisch onderwijs/ individueel huishoud- en nijverheidsonderwijs 920
lager economisch en administratief onderwijs 283
lager middenstandsonderwijs 232
lager landbouwonderwijs 285
nautisch onderwijs 55
Totaal 9993

Omstreeks 1982 is er in het algemeen een voldoende mate van spreiding van scholen voor lbo over de provincie.

Behalve de genoemde scholengemeenschappen waren er 7 1ts.-en en 11 scholen voor huishoud- en nijverheidsonderwijs, waarvan respectievelijk 4 en 5 scholen in Zeeuws Vlaanderen. De overige schooltypen waren geografisch in minder ruime mate over de provincie gespreid. Bergen op Zoom en Steenbergen vervulden een steunfunctie voor leerlingen die in de gemeenten Tholen, St.-Philipsland en Reimerswaal woonden. Dit hing deels samen met de afstand tot de scholen in Zeeland, deels met de programma's die in de eigen streek en elders konden worden gevolgd.

Kookles op de huishoud- en nijverheidsschool te Scherpenisse, 1972, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 14850

Het net van lbo-scholen werd dichter door de toewijzing van drie leao-scholen via het Plan van Scholen 1981-1983. In 1981 startten als gevolg van deze beslissing door de rijksoverheid een protestants-christelijke en een neutraal-bijzondere leao in Goes en een rooms-katholieke in Hulst. Het aantal scholen van dit type kwam hierdoor van drie op zes.

Het lager landbouwonderwijs groeide de laatste jaren sterk: 106 leerlingen in 1974, 285 in 1980. Er is op dat moment nog steeds één lagere agrarische school voor geheel Zeeland (Kapelle).

De deelname aan het Lager Technisch Onderwijs (lto)/Lager Huishoud- en Nijverheidsonderwijs (lhno), naar getal veruit de belangrijkste onderwijscategorie in het lbo, was naar verhouding in Zeeland hoger dan in het land als geheel. Van de 12 t/m 18 jarigen volgden per 1980 23% van de jongens en 17% van de meisjes lto of lhno, tegen landelijk respectievelijk 18% en 13%. Het individueel gerichte onderwijs, het lto en lhno, lag beneden de landelijke procentuele gemiddelden: Zeeland 2,7% en 1,8% voor jongens en meisjes, Nederland respectievelijk 3,9% en 2,2%.

Landbouwonderwijs. Landbouwhuishoudonderwijs. Landbouwonderwijs.

Lerarenopleiding

De ontwikkeling in de jaren zeventig van de lerarenopleidingen in Zeeland was nauw verbonden met het gevoerde landelijke beleid. Hierin stond voorop dat een opleiding tot leraar slechts in de vorm van een dagstudie kon worden gevolgd, de toekomstige leraar meer dan een lesbevoegdheid moest verwerven en alleen na een brede pedagogische en didactische vorming voldoende toegerust was voor zijn taak. Van een echte vakopleiding was eigenlijk nooit sprake geweest. Dagopleidingen kwamen daar tot stand waar een universiteit of hogeschool aanwezig was, of in de nabijheid, omdat een nauwe relatie met het wetenschappelijk onderwijs van wezenlijk belang werd geacht.

Deze beleidslijn was voor de opleidingen in Zeeland weinig hoopvol. In Goes was er een dagopleiding voor de akten Naaldvakken en Huishoudkunde, verbonden aan de toenmalige `Vakschool’. Daarnaast was er een avondopleiding van het Nederlands Genootschap tot opleiding van leraren voor het beroepsonderwijs gevestigd. De beide in Middelburg gevestigde pedagogische academies verzorgden, in het kader van de C-cursussen, parttime opleidingen met lesbevoegdheden mo-A en lo, gericht op de eerste cyclus van het voortgezet onderwijs.[1] De leraressenopleiding in Goes (80 studenten in 1973) paste niet in het spreidingsplan voor de leraressenopleidingen nieuwe stijl en verdween, na een korte periode van afbouw, uit Zeeland.

Het Nederlands Genootschap speelde landelijk in op het nieuwe beleid en ging over op een gefaseerde heroriëntering van de opleidingsprogramma's. De avondschool in Goes sloot in 1979 de overgang van opleidingen oude stijl naar opleidingen nieuwe stijl af.

Intussen was onder politieke druk de gedachte aan uitsluitend dagopleidingen voor de vorming van leraren losgelaten. Zeeland zou, omdat in zuidwest Nederland geen 'witte vlek' mocht ontstaan bij de geografische spreiding van opleidingen, zowel in het algemeen vormend onderwijs, als in het technisch onderwijs, parttime opleiding en nieuwe stijl toegewezen krijgen. De uitvoering van dit beleidsvoornemen kwam niet tot haar recht, omdat in maart 1976 de Tweede Kamer in een motie te kennen gaf niets te voelen voor een snelle realisering van parttime opleidingen nieuwe stijl en een lans brak voor de bestaande opleidingen mo. Het eerste kabinet-Van Agt (1977-1981) ging nog verder en achtte een herstel en een adequate aanpassing van de mo (parttime) lerarenopleidingen nodig. Deze volslagen nieuwe ontwikkeling bracht voor Zeeland gunstige perspectieven. Uniek in de situatie was dat het ministerie bewilligde in het stichten van een dependance te Middelburg van de Nutsacademie voor pedagogische en maatschappelijke vorming te Rotterdam. Per augustus 1978 nam dit instituut de verantwoordelijkheid voor de vier nog resterende mo-A aktenopleidingen van de pedagogische academies over. De lo-akten bleven onder de beide academies ressorteren.

Per september 1980 was het aantal studerenden aan de lerarenopleidingen als volgt over de opleidingsinstituten verdeeld:

m v totaal
pedagogische academies Middelburg l.o.-akten 51 92 143
Dependance Middelburg Nutsacademie m.o.-akten 106 124 230
avondschool Ned. Genootschap Goes en Bergen op Zoom, alle opleidingen 339 8 347

Middelbaar beroepsonderwijs (mbo)

Van de vijftien soorten middelbaar beroeps onderwijs (mbo) die het CBS anno 1982 onderscheidde, waren er in Zeeland negen aanwezig. De vormen van volledig dagonderwijs die in Zeeland nog ontbraken richtten zich, voor het merendeel, op een beperkt vakgebied. De scholen die specialistische opleidingen in het mbo verzorgden, waren geografisch op enkele plaatsen in ons land geconcentreerd. Het middelbaar sociaal pedagogisch onderwijs, dat nog in een experimentele fase verkeerde, was in Zeeland in de vorm van parttime opleidingen vertegenwoordigd.

De toeleidende onderwijsvormen voor de opleidingen in het mbo waren het mavo en het lbo. Voor het middelbaar huishoudonderwijs, met een groot aantal op verschillende beroepen gerichte programma's, viel een toenemende belangstelling uit het mavo waar te nemen. In 1976/'77 was 33% van de leerlingen in het eerste leerjaar van de scholen voor mhno in Zeeland van het mavo afkomstig, in 1979/'80 43%. In 1980/'81 daalde het percentage 'instroom' uit het mavo tot 30%.

Volgens de CBS-telling per september 1981 was het totaal aantal leerlingen in het mbo in Zeeland als volgt over de verschillende onderwijssoorten verdeeld:

Huishoud- en nijverheidsonderwijs 1.167
technisch onderwijs 1.249
econ. en administratief onderwijs middenstandsonderwijs 681
Landbouwonderwijs 230
nautisch onderwijs 101
opleiding laboratoriumpersoneel 141
opleiding kleuterleidster 209
kort middelbaar beroepsonderwijs 233
4.011

De relatie tussen de woongemeente van de leerling en de schoolgemeente, die voor het laatst is onderzocht voor het schooljaar 1979/'80, laat zien dat 527 Zeeuwse leerlingen een school voor mbo buiten Zeeland bezochten. Dit is ruim 13% van het aantal Zeeuwse leerlingen dat in dat schooljaar een vorm van mbo volgde.

Het mspo (middelbaar sociaal pedagogisch onderwijs) en de middelbare technische school (mts) hadden het grootste aandeel in het totaal aan buitenleerlingen. Bergen op Zoom had een belangrijke steunfunctie voor de leerlingen uit Tholen en oostelijk Zuid-Beveland die een mts bezochten.

In augustus 1979 startten op verschillende plaatsen opleidingen in het kort middelbaar beroepsonderwijs (kmbo), bestemd voor 16/18 jarigen die in andere vormen van voortgezet onderwijs moeilijk een plaats kunnen vinden. De opleidingen in Zeeland passen in een landelijk proefproject.

De spreiding van onderwijsinstellingen over de provincie, gerekend naar het inwonertal, was in 1982 vrij evenwichtig. In Midden-Zeeland waren er 13 scholen voor mbo, in Zeeuws-Vlaanderen - waar een derde deel van de Zeeuwse bevolking woont - 6, in Noord-Zeeland 1. Het kmbo was over vier cursusplaatsen verdeeld, waarvan één in Zeeuws-Vlaanderen. Van de 17 t/m 21 jarigen bezochten per september 1980 16% van de jongens en 14% van de meisjes een dagschool voor mbo in Zeeland. De overeenkomstig landelijke percentages waren respectievelijk 14% en 10%. In 1973/'74 startte de Zeeuwse Dag-Avond-scholengemeenschap in Vlissingen met de parttime opleiding meao; in 1980/'81 volgde Avondscholengemeenschap Zeeuws Vlaanderen' in Terneuzen. Aan de gemeentelijke mts in Vlissingen werd met ingang van het cursusjaar 1978/'79 een avondopleiding verbonden.

In Middelburg waren er twee parttime opleidingen voor mspo: mbo sociale dienst verlening (-sd) en mbo inrichtingswerk (-iw). De Bestuursschool Zeeland in Goes verzorgde opleidingen op middelbaar niveau voor bestuursambtenaar en financieel bestuursambtenaar. De beide pedagogische academies in Zeeland boden opleidingsmogelijkheden, parttime, voor hoofdleidster in het kleuteronderwijs.

Nautisch onderwijs. Maritiem Instituut `De Ruyter'.

Visserijonderwijs

De 'Zeeuwse school voor de zeevisvaart' te Vlissingen leidt op voor taken aan boord van moderne zeevissersvaartuigen. De school, die uitgaat van de 'Stichting Zeeuwse Visserijschool', verzorgt sinds 1958 opleidingen in het lager en middelbaar nautisch onderwijs. De visserijvereniging `Zevibel' richtte destijds de stichting op om de belangen van het visserijonderwijs in Zeeland veilig te stellen.

De vier jaar durende opleiding voor stuurman-werktuigkundige (SW VI) is zowel algemeen vormend als beroepsgericht. Zij is toegankelijk voor leerlingen met zes jaar lagere school.

Stuurman-werktuigkundige (SW V), stuurman zeevisvaart (Sv IV) en werktuigkundige zeevisvaart (Wv IV) zijn opleidingen die aansluiten op SW VI. Deze duren 1 à 2 jaar en behoren tot het middelbaar nautisch onderwijs.

Visserijscholen zijn over het algemeen geen grote scholen. Vlissingen maakt op deze regel geen uitzondering. In de volgende vier cursusjaren bedroeg het aantal leerlingen in totaal: 1977/'78: 74, 1978/'79: 84, 1979/'80: 85, 1980/'81: 84. Er is sprake van een ongeveer gelijkblijvend aantal leerlingen; de middelbare opleidingen telden in 1980/'81 29 leerlingen, het schooljaar daarvoor 21.

De plannen in de eerste helft van de zeventiger jaren om de school op te heffen - het aantal leerlingen lag toen tussen de 35 en 50 - werden weer ingetrokken. Het onderwijs zou dan geconcentreerd worden aan de visserijschool te Stellendam.

Landelijke beleidsmaatregelen leidden in 1978 tot de afbouw van de middelbare opleiding voor 'motordrijver'. De hiervoor in de plaats gekomen bredere opleiding voor de kleine handelsvaart is aan de zeevaartschool te Vlissingen toegewezen.

Een onderzoek naar de belangstelling voor het visserijonderwijs in Zeeland, indertijd ingesteld door het Economisch Technologisch Instituut (ETI) voor Zeeland (1947-1986), wees uit dat het aantal leerlingen zou blijven stijgen. De prognose voor 1985/'86 kwam tot 100 à 120 leerlingen, waarvan circa 40 voor de middelbare opleidingen. In deze prognose is geen rekening gehouden met nieuwe studierichtingen aan de school in Vlissingen.

De bouw van grotere eenheden in de sector van de kottervisserij deed veronderstellen dat er in de jaren tachtig voldoende plaatsingskansen zouden zijn voor jongeren die met een diploma de visserijschool verlaten. Bij een aantal van 100 leerlingen bedroeg het jaarlijkse aantal gediplomeerden 15 à 20. In de kottervisserij ging de varende bemanning in de leeftijd 50 tot 55 jaar over op een walbaan. Afgestudeerde leerlingen kwamen soms ook in de binnenscheepvaart terecht. Sinds 1 januari 1982 vormt de visserijschool een gemeenschap van scholen met het Maritiem Instituut 'De Ruyter' te Vlissingen.

Vorming en opleiding werkende jongeren

Op 1 november 1969 demonstreerden werkende jongeren en hun organisaties massaal in Den Haag om duidelijk te maken dat zij hun recht op een dag onderwijs en vorming, opgenomen in de arbeidswet van 1919, verwezenlijkt wilden zien. Zij gaven hiermee de stoot tot een reeks van ingrijpende beleidsmaatregelen ten gunste van de werkende jongeren.

De opvang en begeleiding van jonge mensen, met soms alleen maar lagere school, was tot dan toe het werk van een aantal particuliere stichtingen, verbonden met landelijke centra. Een overkoepelende wettelijke regeling van het vormingswerk was er niet. De stichtingen stelden zich tot doel de jongeren, na hun abrupte overgang naar de maatschappij, geestelijk weerbaar te maken en hun creatieve aanleg verder te ontwikkelen. In Zeeland bewogen zich op dat terrein het Zonnebloemwerk (begonnen in Goes 1954), de Mater Amabilisscholen, de Stichting voor vorming van de leerplichtvrije vrouwelijke jeugd (in Midden Zeeuws-Vlaanderen), de, toen nog Katholieke, Levensscholen voor werkende jongens en meisjes. De laatste, later werkend op interlevensbeschouwelijke grondslag, werkten alleen in Zeeuws-Vlaanderen.

De theoretische scholing in het vak was een aangelegenheid van avondstudie. Het beroepsbegeleidend onderwijs werd verzorgd door avondscholen, verbonden aan lts-en. Deze organisatie garandeerde opleidingsmogelijkheden in het woongebied van de leerling. De programma-eisen zijn ook nu nog vastgelegd in zogeheten leerlingstelsels. De regionale organen - in Zeeland het Regionaal Orgaan voor het leerlingwezen in Goes - hielden toezicht op de naleving van de uitvoering en van waken over de belangen van de leerling in zijn werkomgeving.

In de eerste helft van de zeventiger jaren werd een reeks maatregelen ten gunste van vorming en opleiding gefaseerd ingevoerd. Verlenging van de volledige leerplicht en de invoering van een voorwaardelijk arbeidsverbod voor 15-jarigen houden al te jeugdigen buiten het werk. Vorming en opleiding werden verplicht voor de jongeren die onder de gedeeltelijke leerplicht vallen. Iedereen die tien jaar lager onderwijs heeft genoten of 16 jaar is en geen volledig dagonderwijs meer volgt, moest twee dagen per week naar school of naar een vormingsinstituut. Combinaties tussen (beroepsbegeleidend) onderwijs en vorming, waren mogelijk en in de praktijk gangbaar.

Over de gehele provincie verspreid zijn er anno 1982 negen vormingsinstituten, waarvan er zeven op interlevensbeschouwelijke grondslag werken. Er zijn twee reformatorische instituten. Algemeen en op het beroep gericht onderwijs in het kader van de Wet op het leerlingwezen (1968) wordt gegeven aan de streekschool te Middelburg. Zeeuws-Vlaanderen heeft geen afzonderlijke streekschool. De meeste lts-en in deze regio en de huishoudschool in Axel verzorgen part-time beroepsbegeleidend onderwijs. Ook in Goes en Kapelle kunnen leerlingen die nog gedeeltelijk leerplichtig zijn, enkele dagen per week dit onderwijs volgen.

In Midden- en Noord-Zeeland en in Zeeuws Vlaanderen zijn er samenwerkingsprojecten, waarin vorming en opleiding en andere educatieve elementen zijn gebundeld. In het samenwerkingsproject Zeeuws-Vlaanderen speelt de (dag)-avondschool voor mavo een belangrijke rol. Het volgen van alleen avond-mavo is trouwens eveneens een mogelijkheid om aan de bepalingen van de gedeeltelijke leerplicht te voldoen.

Of in de komende jaren een nog te creëren parttime variant van het kort middelbaar beroepsonderwijs (kmbo) beroepsbegeleidend onderwijs, vorming en educatie voor werkende jongeren in zich zal gaan verenigen is nog niet duidelijk. De gedachten hier over die bij het ministerie van O. en W. leven, zijn in de vorm van beleids- en discussiestukken naar buiten gebracht.

Per 1 november 1980 namen 511 jongens en meisjes deel aan het vormingswerk voor werkende jongeren, 350 jongens en meisjes waren ingeschreven bij de beide samenwerkingsprojecten in Zeeland. De primaire opleiding in het leerlingwezen werd gevolgd door 1505 werkende jongeren. Op grond van uitgevoerd onderzoek valt ca. 403/4 hier van onder de gedeeltelijke leerplicht (602 leerlingen).

De streekschool in Bergen op Zoom was niet zonder betekenis voor de werkende jongeren in Zeeland. In 1977 bezochten 140 leerlingen uit Zeeland deze school.

Tekst Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984

Bekijk de originele tekst uit de Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984

Auteurs

-A.M. v.d. Broecke, J.J.P. den Hertog, herz. Hans Clement (2015)

Noten

  1. Mo = middelbaar onderwijs; lo = lager onderwijs.