Landarbeidergehuchten: verschil tussen versies

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken
k (Zeeuws-Vlaanderen)
k
Regel 2: Regel 2:
 
| above      =Landarbeidergehuchten
 
| above      =Landarbeidergehuchten
 
}}
 
}}
[[Bestand:FO142607.jpg|thumb|right|300px|Landarbeidergehucht ’t Weêltje bij Oostkapelle met v.l.n.r. Johanna van Keulen, haar man Toôn Theune, Suzanna Zwemer en Christina Dommisse, foto collectie R. Rijken, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 142607]]
+
[[Bestand:FO142607.jpg|thumb|right|400px|Landarbeidergehucht ’t Weêltje bij Oostkapelle met v.l.n.r. Johanna van Keulen, haar man Toôn Theune, Suzanna Zwemer en Christina Dommisse, foto collectie R. Rijken, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 142607]]
 
In het zuidwestelijk zeekleigebied van Nederland kwamen en komen landarbeidergehuchten voor, met name in de polders die dateren van na de Middeleeuwen. Landarbeidergehuchten zijn geen gekrompen dorpen: die gaan terug op ooit grotere of nooit goed uitgegroeide nederzettingen uit de Middeleeuwen, in veel gevallen oorspronkelijk rondom een kerk, kapel of ridderhofstede. Landarbeidergehuchten werden gebouwd om de landarbeiders die werkten op de boerderijen in het buitengebied tussen de dorpen, woongelegenheid te verschaffen.
 
In het zuidwestelijk zeekleigebied van Nederland kwamen en komen landarbeidergehuchten voor, met name in de polders die dateren van na de Middeleeuwen. Landarbeidergehuchten zijn geen gekrompen dorpen: die gaan terug op ooit grotere of nooit goed uitgegroeide nederzettingen uit de Middeleeuwen, in veel gevallen oorspronkelijk rondom een kerk, kapel of ridderhofstede. Landarbeidergehuchten werden gebouwd om de landarbeiders die werkten op de boerderijen in het buitengebied tussen de dorpen, woongelegenheid te verschaffen.
 
==Op het oudland ==
 
==Op het oudland ==

Versie van 11 mei 2020 om 15:51

Landarbeidergehuchten
Landarbeidergehucht ’t Weêltje bij Oostkapelle met v.l.n.r. Johanna van Keulen, haar man Toôn Theune, Suzanna Zwemer en Christina Dommisse, foto collectie R. Rijken, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 142607

In het zuidwestelijk zeekleigebied van Nederland kwamen en komen landarbeidergehuchten voor, met name in de polders die dateren van na de Middeleeuwen. Landarbeidergehuchten zijn geen gekrompen dorpen: die gaan terug op ooit grotere of nooit goed uitgegroeide nederzettingen uit de Middeleeuwen, in veel gevallen oorspronkelijk rondom een kerk, kapel of ridderhofstede. Landarbeidergehuchten werden gebouwd om de landarbeiders die werkten op de boerderijen in het buitengebied tussen de dorpen, woongelegenheid te verschaffen.

Op het oudland

Een zeldzaam voorbeeld van een landarbeidergehucht op het oudland was het inmiddels verdwenen gehucht ‘’t Weêltje’ aan de Noordweg bij Oostkapelle. Het ontstond op de locatie van een ouder boerderijtje door aankoop of nieuwbouw van een woning, in 1873, door een laat gehuwde landarbeider die blijkbaar had gespaard. In de jaren van de modernisering van de landbouw door gebruik van kunstmest in de late negentiende eeuw werden er vier andere huisjes bijgebouwd waar landarbeidersgezinnen en een tijdlang ook een schaapherder woonden. In 1900 verrees er de kerk van de Gereformeerde Gemeente. Het ‘gehucht’ werd in 1968 gesloopt.

Nieuwlandpolders: dijkhuisjes

In de sinds de late Middeleeuwen ingepolderde delen van Zuidwestelijk Nederland komen honderden landarbeidergehuchten voor. Vaak ontstonden ze (tegen)aan dijken, op grond die niet geschikt was voor akkerland, maar wel om er woninkjes neer te zetten. Voorbeelden daarvan zijn Zuidzijde in de gemeente Den Bommel (Overflakkee), Dijkhuisjes bij Zonnemaire (Schouwen-Duiveland) en drie landarbeidergehuchten op Noord-Beveland: dat aan de Jacobadijk (Onrustpolder), Stroodorpe en Plankendorp. Het laatste kende een eerste fase rondom een veerhaventje dat verviel bij de bedijking van de polder ertegenaan. Zeker in Zeeuws-Vlaanderen ontstond een groot deel van de landarbeidergehuchten aan dijken: na bedijking lagen de nieuwe polders vaak te ver weg van de oude woonkernen in de dorpen. Landarbeiders liepen immers aanvankelijk naar hun werk. Ook speelde de modernisering van de landbouw na de jaren 1850 (en de gelijktijdige bevolkingsgroei) een rol. Zo ontstond Boerengat bij Terneuzen in de jaren 1860 en 1870 rondom enkele verspreide huisjes uit het begin van de eeuw; in 1879 woonden er 124 mensen in 31woningen.

Nieuwlandpolders: andere oorsprong

Sommige landarbeidergehuchten ontstonden op een laaggelegen stuk kreekgrond, dat voor de landbouw weinig waard was. Een voorbeeld is de Gosvazze (Graszode) in de Oude Kraaijertpolder ten noordwesten van Heinkenszand op Zuid-Beveland. Het ‘gehucht aan den Noordweg’ op het eiland Sint-Philipsland ontstond als lintbebouwing langs de doorgaande weg naar het veer op Duiveland en kreeg later de naam van de polder waarin het ligt: Anna-Jacobapolder. Geplande landarbeidergehuchten kent Zeeland ook. In de rondom 1904 bedijkte Völckerpolder ten noordoosten van Bath werd een straat met tweemaal acht arbeidershuizen, een winkeltje, een schoolmeesterswoning, een schooltje en (in 1910) een kerkje gebouwd: Völckerdorp. In 1920 liet de Maatschap de Wilhelminapolder bij twee van haar boerenbedrijven ten noordwesten van Goes tien arbeidershuisjes bouwen: de gehuchten Roode Wijk en Blauwe Wijk.

Zeeuws-Vlaanderen

Het gehucht Paal, circa 1972, foto: P. Smaling, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 28620

Zeeuws-Vlaanderen is de regio bij uitstek van de landarbeidergehuchten, die voor het merendeel aan een dijk ontstonden. Aan de kust lagen (en vaak nog liggen) ze van west naar oost: aan de Baenst- en ’s Gravenpolder (Nieuwvliet resp. Groede), Nieuwe Sluis (Breskens), Nummer Een en Hogeweg (Hoofdplaat), De Griete (Zaamslag), Zeedorp en Knuitershoek (Ossenisse), Kreverhil, Kruisdorp, Baalhoek, Kruispolderhaven en Duivenhoek (Hontenisse) en Paal onder de vroegere gemeente Graauw – het laatste heeft ook een havenfunctie. Andere landarbeidergehuchten zijn, in de huidige gemeente Oostburg: Boerenhol, de Kruisdijk (bij Breskens), Slijkplaat, Sasput, Scherpbier, de Tragel, Oude Menne, Marolleput, Akkerput, Terhofstede, Draaibrug, Turkeye, Ponte-Avancé, Plakkebord, Stroopuit, De Maagd van Gent en Het Mollekot. Het landarbeidergehucht bij de in 1955 gesloopte molen van Zuidzande, aan de Molendijk (nu Molenweg), verdween na de Tweede Wereldoorlog volledig. Niet aan de kust gelegen (voormalige) landarbeidergehuchten in de huidige gemeente Terneuzen zijn onder meer: Reuzenhoek, de Kwakkel, Hoek van de Dijk, De Steenovens, Poonhaven, Zaamslagveer, De Val, Driewegen (bij Biervliet), De Knol, Wulpenbek, Mauritsfort, Zoute Spui, Zandstraat, Axelse Sassing, Schapenbout, Magrette en De Kijkuit. In de huidige gemeente Hulst liggen landinwaarts onder meer de vroegere landarbeidergehuchten Strooienstad, Noordstraat, Tasdijk, Fluitershoek/Langenieuwstraat, Stoppeldijkveer, Luntershoek, Vogelfort, Pauluspolder, Molenhoek, Roverberg, Scheldevaartshoek (Schelfauts’oek) en Zandberg.

Sociale leven

Sommige landarbeidergehuchten ontwikkelden zich tot kleine dorpjes, zoals Boerengat dat in het midden van de twintigste eeuw een kleine tweehonderd inwoners, enkele winkeltjes en een voetbalclub had. Ook Hogeweg onder Breskens had, voor de Tweede Wereldoorlog, twee winkeltjes en een smederij. In de zestien arbeidershuisjes woonden zoveel jongelui, dat er een tijdlang zelfs twee voetbalclubs bestonden. Ook het naburige Nummer Een had een voetbalclub. De bewoners ontspanden zich ook door op zomeravonden gezamenlijk buiten te zitten. Dat de gehuchten in Zeeuws-Vlaanderen door landarbeiders werden bewoond -leveranciers van arbeid- maar verder als ruw beschouwd, zeker die van de gehuchten aan de zeekant, bewijst de korte anekdote, verteld door Jacobus de Hullu (1914). Toen hij met andere boerenknechtjes in de jaren dertig bij een zandgroeve zand weghaalde zonder de officieel daarvoor benodigde betaling te voldoen aan de boerin van de dichtstbijzijnde hofstede, schold die hen achterna met: ‘Smerige joengs van de kant van den diek!’ Een streekgenoot herinnerde zich dat de bewoners van de kleine boeren- en arbeidersbuurtschap bij De Verklikker aan de kust bij Groede, in de vroege twintigste eeuw bekend stonden als ‘zeeratten.’

Functieverlies

In sommige Zeeuwse gemeenten domineerde het buitengebied al vroeg de dorpskern qua inwonertal. Kort voor 1850 telde bijvoorbeeld de dorpskern van Schoondijke vierhonderd inwoners, de gehuchten Dam en Tragel samen 280 en het overige buitengebied van deze gemeente met onder meer Sasput, de Tol en de Steenhoven 1.190. Met name vanaf de late jaren 1940 werden er minder landarbeiders tewerkgesteld op de hofsteden, wat op termijn leidde tot ontvolking van een deel van de landarbeidergehuchten. Sommige landarbeidergehuchten op met name de Zuid-Hollandse eilanden vielen ten prooi aan de Watersnood van 1 februari 1953, zoals Schuring in de gemeente Numansdorp in de Hoeksche Waard. In Zeeuws-Vlaamse gemeenten als Breskens, Hoofdplaat, Hontenisse en in het Land van Axel bleven veel mensen in de gehuchten wonen, ook als ze van werkkring veranderden. Andere gehuchten zoals die in Vogelwaarde verloren tussen 1947 en 1970 een derde van hun inwoners. Boerengat werd in de jaren 1990 gesloopt in verband met de uitbreiding van het industriecomplex van de DOW-fabriek. Huizen in landarbeidergehuchten als het afgelegen Stroodorpe op Noord-Beveland werden voornamelijk opgekocht om te dienen als tweede woning.

Bronnen

  • J. Jansen, Terug naar Boerengat (Terneuzen, 2017).
  • K. Slager, Sakke de zee-ratte en andere Zeeuwse jeugdherinneringen uit het begin van de eeuw (Goes, 1997).
  • Plaatsengids

Auteur

-Jan Zwemer, 2020