Jan Frederik Willem Conrad

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de gewone afdrukfunctie van de browser.
Jan Frederik Willem Conrad

J.F.W. Conrad, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 153128
Geboren 28 mei 1825 Maastricht
Overleden 12 augustus 1902 's-Gravenhage
Beroep waterstaatkundig ingenieur
VIAF J.F.W. Conrad

Opleiding en werkzaamheden in Zeeland

J.F.W. Conrad werd als cadet van de waterstaat aan de militaire academie te Breda opgeleid; 28 juli 1845 werd hij met ingang van 1 oktober daar aan volgende tot aspirant ingenieur benoemd. Na dienst te hebben gedaan te 's-Hertogenbosch, Maastricht, sinds 30 juli 1847 tijdelijk als arrondissements-ingenieur en Utrecht (1 april 1849) werd hij 1 mei 1851 als arrondissements-ingenieur overgeplaatst naar Goes; zijn kundig beleid tijdens de dijkverzakkingen in de polder van Everinge en de door zijn maatregelen voorkomen overstroming van de Wilhelminapolder (1856) deden alle polderbesturen van Zuid-Beveland protesteren tegen zijn overplaatsing naar Alkmaar (1 mei 1859).Op 1 januari 1869 benoemd tot hoofd-ingenieur te Middelburg, werkte hij voornamelijk in Zeeuws-Vlaanderen, waar hij zorg droeg voor een betere uitwatering en de indijking van het Oude Zwin tot de Willem Leopold polder. Een door A. Magielse, opzichter van de waterstaat, in het Archief van het Zeeuwsch Genootschap geschreven 'Middel van stroomafleiding tot ontzet der aangevallen oevers van Zeeland', wat het aanbrengen van dammen tegenover de aangevallen oevers inhield, werd door Conrad weerlegd in zijn `Waterbouwkundige aanteekeningen' (1874). In 1871 had hij een beschrijving van de 'Westkappelschen zeedijk' uitgegeven.

Werkzaamheden buiten Zeeland vanaf 1874 en invloed

Op 1 April 1874 werd Conrad overgeplaatst naar Haarlem. Op 1 April 1881 werd hij benoemd tot inspecteur van Noord Holland, tevens werd hij met het hoofdtoezicht op de aanleg van het buiten zijn inspectie gelegen Merwedekanaal belast. De dag voor zijn pensioen (1 november 1891) werd hem de titel hoofd-inspecteurverleend. Was hij reeds in 1889 lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland geworden, sinds 1891 vertegenwoordigde hij het district 's-Gravenhage in de Tweede Kamer en had hij zitting in diverse nationale en internationale commissies onder andere voor het Suezkanaal, waarvan hij een historische beschrijving samenstelde. Hij was tevens voorzitter van het koninklijk Instituut van Ingenieurs (1897-1902). Voor zijn geschriften zie bibliografie.

Prijzen

  • 1864 Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw

Bibliografie

Omslag van 'Waterbouwkundige aanteekeningen over de Zeeuwsche oververdediging', foto, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 153129

Auteur

L. Hageman

Literatuur

  • Nagtglas, Levensberichten.
  • In Woord en Beeld, Augustus 1896.
  • Veenstra's Technisch weekblad, 6 Juni 1899.
  • Annali della Sociéta degli Ingegnere e degli Architetti Italiani, 1902.
  • Verhandelingen Koninklijk Instituut vun Ingenieurs, 1904-1905. W.I I.