Jacoba van Beieren: verschil tussen versies

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken
(Importing text file)
 
k (Marja heeft pagina Beieren, Jacoba Van hernoemd naar Jacoba van Beieren: hernoemd)
(geen verschil)

Versie van 19 aug 2014 om 11:18

Beieren, Jacoba Van

(Le Quesnoy Henegouwen, 16 juli 1401 - slot Teilingen Voorhout ZH 9 okt. 1436). Hertogin van Beieren, gravin van Henegouwen, Holland en Zeeland, enig kind uit het huwelijk van Willem IV/VI en Margaretha van Bourgondië. Deze laatgeboren dochter (na 16 huwelijks jaren), is de oogappel geweest van haar ouders. Waarschijnlijk kreeg zij ter ere van de heilige op wiens feestdag zij geboren was de naam Jacob of Jaque (in Henegouwen). Uit politieke overwegingen liet haar vader haar huwen met Jan van Touraine, een zoon van de Franse koning Karel VI. De bruid was toen 10, de bruidegom 14 jaar. Jan van Touraine stierf echter reeds in 1417. Ondertussen was Willem VI er in geslaagd haar opvolging in Holland en Zeeland veilig te stellen, hoewel Rooms-koning Sigismund zich als leenheer op de vlakte hield en eigenlijk haar oom, Jan van Beieren, de elect van Luik prefereerde. Deze Jan zocht trouw een gelegenheid om een greep te doen naar Jacoba's landen. Hij steunde Jacoba's moeder Margaretha van Bourgondië in haar plan dat ook wijlen Willem VI al had gekoesterd, nl. om de jonge weduwe nu te laten huwen met haar volle neef Jan IV van Brabant hetgeen resulteerde in een zgn. 'geheim huwelijk', dat uiteindelijk door de deken van het kapittel in Den Haag op 10 april 1418 kerkelijk werd ingezegend. Daarmee zat Jacoba midden in de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Jan van Beieren, die van het bisdom Luik afzag, werd toen door keizer Sigismund beleend met de graafschappen Holland, Zeeland en Henegouwen (27 april 1418). In Holland kreeg hij van de Kabeljauwse fractie alle steun. In Henegouwen voelde men er niets voor. In Zeeland was de situatie als volgt: een deel van de adel, die van Kruiningen, Haamstede, Reimerswaal, Renesse en de meeste andere geslachten waren Hoeks en dat gold ook voor het platteland. Zierikzee nam een afwachtende houding aan. Walcheren en Middelburg stonden sterk onder invloed van de Borsselens, die vanuit hun stamslot te Veere het eiland beheersten en Kabeljauws gezind waren. Aanvankelijk bleven de steden trouw aan de belofte, die ze Willem VI hadden gedaan om zijn dochter te erkennen als zijn opvolgster en toekomstige landsvrouwe. Er werd zelfs op 27 april 1418 te Goes een samenkomst gehouden door de heren en steden van Zeeland over het beveiligen van de stromen en riviermondingen tussen Holland en Zeeland. Op 13 augustus 1418 was er weer een samenkomst, ditmaal te Bergen op Zoom. Toen kwamen er meldingen binnen dat er gewapend volk van Jan van Beieren voor Zierikzee was verschenen. Men wilde dit bolwerk van de Borsselens van de tak van Veere bezetten en Middelburg in staat van verdediging brengen. Floris van Borsselen bracht de oorlogsschepen, die de Zeeuwse ambachten bij elkaar gebracht hadden onder zijn leiding. Deze schepen werden gebruikt bij het beleg van Dordrecht, waar Jan van Beieren zich ophield. De laatste wist evenwel te overwinnen. Jacoba was gedwongen een verbond te sluiten met haar oom. 18 oktober 1418 kwam er een overeenkomst tot stand te Woudrichem, waarbij werd bepaald dat Jan van Beieren 5 jaar lang samen met Jacoba's echtgenoot Jan van Brabant Holland, Zeeland en Henegouwen zou besturen en dat hij de erfgenaam van genoemde landen zou zijn als Jacoba kinderloos zou sterven. Echter reeds op 20 april 1420 sloot Jan van Brabant een nieuw verdra g met Jan van Beieren, waarbij Holland en Zeeland voor 12 jaar aan laatstgenoemde in pand werd gegeven. Op 26 april liet Jan van Beieren zich in Middelburg huldigen. Daarbij werden alle vroegere verkregen privileges bevestigd; Floris van Borsselen werd als baljuw aangesteld. Te St.-Maartensdijk werd een vergadering belegd van alle hoofden van de Kabeljauwse fractie onder leiding van de Borsselens. Volgens een besluit van 7 oktober 1422 werd er een blokhuis, een verdedigingsbolwerk, te Brouwershaven gebouwd met het oog op invallen en overvallen van de Hoekse factie. Jacoba, geschokt door het optreden van haar echtgenoot, deelde op 16 februari 1421 aan de Staten van Henegouwen mede dat haar huwelijk met Jan van Brabant ontbonden was; zij vluchtte naar Engeland en trouwde met Humphrey van Gloucester, een broer van koning Hendrik V van Engeland. Het schijnt dat eind juli 1424 een moordaanslag is gepleegd op Jan van Beieren en datJacoba en Humphrey daar de hand in hebben gehad. Mogelijk was dat een van de redenen waarom Jan van Beieren er toe kwam Philips van Bourgondië tot zijn enige erfgenaam te verklaren. De laatste was er nu vrijwel zeker van dat Holland en Zeeland onder zijn heerschappij zouden komen. 6 januari 1425 stierf Jan van Beieren. De hertog van Bourgondië dwong Jan van Brabant hem als de ruwaard te beschouwen, zodat hij in werkelijkheid de heerschappij over Holland en Zeeland uitoefende. Jacoba werd door Philips van Bourgondië gevangengezet in 's-Gravensteen te Gent na een wanhopige en vergeefse verdediging van Bergen in Henegouwen tegen het Bourgondische geweld. Op 25 juli 1425 kwam Philips via Sluis naar Zeeland waar hij zich als ruwaard en erfgenaam van Holland, Zeeland en Utrecht liet huldigen. Alleen Zierikzee weigerde dit. Jacoba wist op 31 augustus uit Gent weg te vluchten en probeerde met steun van Engeland en Utrecht, Holland in zijn geheel te veroveren. In Zeeland ging het volkomen fout op 13 januari 1426 toen tijdens de slag bij Brouwershaven het Engelse leger en de vloot door de Bourgondiërs werden vernietigd. Tijdens die slag werden veel Hoekse edelen gedood, zoals: Floris, Costijn en Raes van Haemstede en Jan van Renesse; aan de Kabeljauwse kant sneuvelde Jacob van Borsselen, heer van Brigdamme. Frank van Borsselen werd licht gewond door een pijl. Na een kort beleg gaf nu ook Zierikzee zich gewonnen. Op 29 juni 1428 sloot Jacoba een wapenstilstand met Philips, op 3 juli gevolgd door de 'Zoen van Delft'. Zij erkende Philips als ruwaard en erfgenaam, maar bleef in naam gravin en behield een gedeelte van haar inkomsten. De 'zoen' is een merkwaardig stuk. Jacoba mocht slechts trouwen met goedvinden van haar moeder, van Philips zelf en de Staten van de drie landen. Stellig wilde hij daarmee voorkomen dat Jacoba nog ooit in het huwelijk zou treden en wettige kinderen het leven zou schenken. Tengevolge van voornoemd verdrag was aan de gravin slechts een schijn van macht overgebleven, welke verdween bij haar huwelijk met Frank van Borsselen. Deze heer was Philips' stadhouder in Zeeland en de voornaamste van de Kabeljauwen. Hijzelf en zijn beide neven Philips en Floris werden aan het hoofd gesteld van het bestuur van Holland en Zeeland. Zij zouden alle renten en inkomsten van deze landen ontvangen en daaruit de lopende betalingen verrichten. Holland en Zeeland werden dus aan hen verpand voor 8 jaar. Ook de betaling van het jaargeld van Jacoba behoorde tot hun taken. Aangezien het land door de oorlogen ontstellend verarmd was, moesten de Borsselens geld erop toe leggen en vroegen en verkregen zij een nieuwe regeling. Zij bleven gouverneur en kregen nu een vast salaris. De betaling van het jaargeld van Jacoba bleef echter tot hun taken behoren. Jacoba verbleef ondertussen veel op het Binnenhof in Den Haag, maar kort na haar afstand heeft zij enige tijd te Goes vertoefd, op het slot Ostende, volgens de latere kroniekschrijvers, die overigens veel aan de legendevorming hebben bijgedragen. Zo schijnt ze bij de bevolking van Goes zeer populair te zijn geweest. Zij leefde, ondanks de voor haar treurige gebeurtenissen, geheel met de bevolking mee. Volgens het verhaal hield de schutterij van Goes een grote wedstrijd, waarin het er om ging een vogel op een paal te raken. Jacoba, vol waardering voor de vermaken van haar onderdanen, vroeg of ze ook eens mocht schieten en raakte meteen de papegaai, tot grote vreugde van de aanwezigen, die haar luid toejuichten en haar tot koningin van het feest benoemden. Nog in deze eeuw kon men de moerbeiboom aanwijzen, die Jacoba eigenhandig geplant zou hebben in de noordwestelijke hoek van het slotplein van Ostende. Op dit slot Ostende moet stellig Jacoba haar vroegere tegenstander, de edelman Frank van Borsselen ontmoet hebben. Deze man was op dat moment waarschijnlijk meer dan veertig jaar oud. Een betrouwbaar portret in het Rijksmuseum, toont hem als een vrij bedaagd man met een tamelijk goedmoedig gezicht. Volgens de geschiedenis was hij een charmant en betrouwbaar type, die niet gauw tot onverantwoordelijke daden geneigd was. Waarom heeft deze man zich in een zo dol avontuur met Jacoba kunnen storten? Volgens H.P.H. Jansen zijn er vage aanwijzingen dat dit huwelijk een politieke achtergrond had. Maar dat er een wijdvertakte anti-Bourgondische samenzwering achter zat, berust toch te veel op speculaties. Er was immers geen enkele kans dat zo'n samenzwering tegen de machtige Philips van Bourgondië succes zou hebben. De kwestie blijft in ieder geval duister. Philips was erg verrast door het huwelijk van zijn stadhouder met Jacoba. Er kwam een regeling op 12 april 1433, waarbij Frank als gemaal werd erkend en Jacoba afstand van al haar landen deed. Op 26 april van hetzelfde jaar werd Philips als landsheer gehuldigd. Jacoba stierf op 9 oktober 1436 in het slot Teilingen in het bijzijn van haar moeder Margaretha, haar echtgenoot Frank van Borsselen en drie hoge heren uit de hofraad. Zij stierf aan tuberculose.


AUTEUR

P.J. Feij

LITERATUUR

Van Empel en Pieters, Zeeland II. H.P.H. Jansen, Jacoba van Beieren. H.P.H. Jansen, Hoekse en Kabeljauwse twisten.


AFBEEELDING

Vrouw Jacoba schiet te Goes naar de gaai.