Jacob van de Graft: verschil tussen versies

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken
(Importing text file)
 
k (Marja heeft pagina Graft, Jacob Van De hernoemd naar Jacob van de Graft: hernoemd)
(geen verschil)

Versie van 8 jul 2014 om 14:47

Graft, Jacob Van De

(Middelburg 28 februari1830 - Middelburg 4 december 1871). Jurist.

Studeerde van 1852 tot mei 1856 rechten te Leiden, waar hij promoveerde op een proefschrift: ‘Geschiedenis der wetgeving op de tienden hier te lande, inzonderheid in Holland en Zeeland’ (Middelburg 1856). Hij werd advocaat en later notaris te Middelburg, waar hij in 1869 'op onbekrompen schaal' liet verschijnen ‘De tapijtfabrieken der 16e en 17e eeuw, gevolgd door eene historische beschrijving der zeven tapijtbehangsels in de vergaderzaal der Staten van Zeeland’. Voor dit werk spaarde hij kosten noch moeite; de kopergravures zijn van de hand van Ch. Onghena uit Gent, doch genomen naar zwakke kopieën in 1783 door Snijders voor C. Verheije van Citters vervaardigd. Enkele tapijten werden gemaakt in de werkplaatsen van Francois Spierinck te Delft, doch het merendeel werd te Middelburg vervaardigd onder leiding van de uit Brussel afkomstige Jan (overleden november 1598), Hendrik (overleden 1602) en Laurens de Maeght, die van 1592 tot 1608 hun 'tapiserie' hadden in het verlaten cellebroederskloosters, dat later het Simpelhuis werd. Sedert 1629 was dit gedeeltelijk als kerk der Engelse gemeente in gebruik. De tapijten, die na de tweede wereldoorlog grondig zijn of gerestaureerd, hangen thans in het Zeeuws Museum te Middelburg.


AUTEUR

L. Hageman, gecontroleerd redactie 2013


LITERATUUR

Nagtglas. Levensberichten.

t.a.v. de tapijten: C.A. van Swigchem en G. Ploos van Amstel, Zes unieke wandtapijten: strijd op de Zeeuwse stromen 1572-1576 (Zwolle 1991)

Katie Heyning, De tapijten van Zeeland (Middelburg 2007).


Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984


(Middelburg 28 feb. 1830 - Middelburg 4 dec. 1871). Jurist. Studeerde van 1852 tot mei 1856 rechten te Leiden, waar hij promoveerde op een proefschrift: Geschiedenis der wetgeving op de tienden hier te lande, inzonderheid in Holland en Zeeland (Middelburg 1856). Hij werd advocaat en later notaris te Middelburg, waar hij in 1869 'op onbekrompen schaal' liet verschijnen: De tapijtfabrieken der 16e en 17e eeuw, gevolgd door eene historische beschrijving der zeven tapijtbehangsels in de vergaderzaal der Staten van Zeeland. Voor dit werk spaarde hij kosten noch moeite; de kopergravures zijn van de hand van Ch. Onghena uit Gent, doch genomen naar zwakke kopieën in 1783 door Snijders voor C. Verheije van Citters vervaardigd. Enkele tapijten werden gemaakt in de werkplaatsen van Francois Spierinck te Delft, doch het merendeel werd te Middelburg vervaardigd onder leiding van de uit Brussel afkomstige Jan (overleden november 1598), Hendrik (overleden 1602) en Laurens de Maeght, die van 1592 tot 1608 hun 'tapiserie' hadden in het verlaten cellebroederskloosters, dat later het Simpelhuis werd. Sedert 1629 was dit gedeeltelijk als kerk der Engelse gemeente in gebruik. De tapijten, die na de tweede wereldoorlog grondig zijn of worden gerestaureerd, hangen thans in het Zeeuws Museum te Middelburg.


GRALLENSTRIJD

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984


De Grallenstrijd dankt zijn naam aan een in het Latijn geschreven strijdschrift uit 1646, waarvan de titel begon met het woord grallae (stelten). Later bleek het afkomstig te zijn van de Leidse hoogleraar Claudius Salmasius. Achter dezen stond echter Petrus van Lansbergen, toen geneesheer te Middelburg, die daarna gecensureerd werd. Door de kerkorde van 1591 stond de Zeeuwse kerk sterk onder invloed van Staten enmagistraten. Practisch moesten dezen alles goedkeuren wat er besloten werd op de provinciale synoden, die zelfs niet konden doorgaan wanneer de Staten daarmee niet accoord gingen. Men geloofde, dat de burgerlijke overheid geroepen was de beschermer van de kerk te zijn. In de praktijk is dit vrij goed gegaan, daar ook de overheid goed calvinistisch was. Toch was het sommige vergaderingen en predikanten verboden over politieke zaken te spreken. Het was echter moeilijk zich daaraan immer te houden, zodat wrijvingen niet altijd uitbleven. Bij voorbeeld toen de Franeker hoogleraar Vedelius een boekje schreef over de verhouding van kerk en staat. Hij schreef, in de geest van de remonstranten, dat de overheid zeggenschap heeft in de kerk. Dit geschrift mishaagde de classis Walcheren zeer en zij gaf aan Willem Apollonius, predikant te Middelburg en een zeer invloedrijk man in de classis, de opdracht Vedelius te bestrijden. In 1642 kwam het eerste deel van zijn boek van de pers en het volgend jaar het tweede. De titel loog er al niet om. Het ging om het recht van de mag straat in kerkelijke zaken, waarbij Apollonius, gesteund door de classis Walcheren, stelde dat de predikanten in hun ambt rechtstreeks aan Christus onderworpen zijn en niet via de overheid. Ambtsdragers moeten hun overheden onderdanig zijn, maar niet wanneer het gaat over kerkelijke zaken. De overheid moet hierin niet kunnen beslissen. Op grond van politieke fouten mag de kerk de magistraat terechtwijzen en zelfs onder kerkelijke tucht plaatsen. In 1643 kwam er reeds zo'n zaak: de koning van Engeland, Karel I geraakte in steeds heviger twist met zijn parlement, waarbij de godsdienst een voornaam punt was. De Staten wilden neutraal blijven. De predikanten vroegen om een wekelijkse of maandelijkse bidda g opdat de gereformeerde religie in Engeland behouden zou blijven. De classis Walcheren stond met het parlement in briefwisseling, wat door de Staten verboden werd. In juni 1643 belegden de vier classes van Zeeland (buiten de Staten om) een colloquium te Middelburg. Zij besloten de kerken van Engeland, Schotland en Zwitserland te schrijven. ,Aan de Schotse kerk werd gevraagd niet lijdelijk te willen toezien dat in Engeland het bisschoppelijk systeem weer als vroeger werd in gevoerd. De Staten vroegen de brieven ter inzage. De predikanten hebben dit gewei g erd, zeggende dat het een zuiver kerkelijke zaak was. Zo waren er in die jaren nog meer twistpunten tussen kerk en overheid. De onrust laaide weer fel op toen het anoniem Latijns pamflet verscheen waaraan de Grallenstrijd zijn naam heeft te danken: 'Stelten of waarlijk kinderlijke tragedie van de wijsheid waarmee Willem Apollonius zich heeft gevoegd bij de onkundigen'. Joost van Laren, predikant te Vlissingen, nam het toen op voor zijn collega en ook Willem Apollonius zelf schreef tegen de grallae. Men had eerst een sterk vermoeden dat Petrus van Lansbergen de schrijver was van het pamflet. Via Salmasius antwoordde hij in een ander Latijns pamflet: 'De woedende steltloper opnieuw ten tonele gevoerd', waarin Apollonius nog eens fel werd aangevallen in zijn opvatting dat de kerk in haar eigen zaken geen verantwoording aan de overheid schuldig is. De zichtbare kerk is niet zonder meer goddelijk. Ze kan het worden door geloof en openbaring. Nog veel meer pamfletten verschenen er toen over en weer. Langzaamaan is de strijd geluwd. We zien hier echter dat de kerk (en hier ging het vooral om de machtige classis Walcheren) zich tegen de overheid, die haar aanbanden had gelegd, toch wist te handhaven door telkens weer de vermenging van kerk en staat aan de orde te stellen. In Zeeland was de situatie zo, dat ze beide beseften elkaar nodig te hebben.


AUTEUR

S.J.M. Hulsbergen


LITERATUUR

Meertens, Letterkundig leven. Biographisch woordenboek van Prot. godgeleerden.


AFBEELDING

Pamflet naar aanleiding van de grallenstrijd