Isaac Hurgronje

Uit Wiki ZB
Versie door Marja (overleg | bijdragen) op 7 jul 2014 om 15:36 (Marja heeft pagina Hurgronje, Isaac hernoemd naar Isaac Hurgronje: hernoemd)
Ga naar: navigatie, zoeken
Hurgronje, Isaac

(Vlissingen 4 februari 1652 - 's-Gravenhage 10 september 1706). Burgemeester, raadslid, vendumeester en koopman.

Maakte, in dienst van de kooplieden Lampsins, door zijn schranderheid snel carrière in de toen florerende commissievaart, waarin hij weldra als zelfstandig koopman optrad. Eenmaal opgeklommen in magistratuur en als bewindhebber bij de VOC wist hij zijn machtsposities goed uit te buiten. In 1690 werd hij vendumeester te Vlissingen voor de Admiraliteit Zeeland. Ofschoon hij zich qualitate qua afzijdig diende te houden van belang in de commissievaart participeerde hij onder valse namen zoals Steven Phenix en op naam van zijn zonen op grote schaal in de commissievaart. Gesteund in zijn benoeming door de al even corrupte Nassau Odijk wist hij als vendumeester ten minste 21 prijsveilingen uit de boekhouding te houden. Hierbij fraudeerde hij voor rond de 500.000 gulden. Na de dood van Willem III in 1702 volgde een aanval op corrupte orangistische bestuurders. De baljuw van Vlissingen, J. Ghijseling, opende de aanval en toonde zijn fraude aan. Hurgronje verdedigde zichzelf nog, (Sedigh debat, 1704), maar overleed te Den Haag voordat hij veroordeeld werd (1706). Voordat hij in opspraak raakte was Hurgronje onder meer raadslid, schepen en burgemeester van Vlissingen geweest en bewindhebber van de VOC.


AUTEUR

L. Hageman, herz. Johan Francke (2012)


LITERATUUR

Zelandia Illustrata II, XII, 539-540.

N.N.B.W. III.

Nagtglas, Levensberichten.

Johan Francke, Utiliteyt voor de gemeene saake. De Zeeuwse commissievaart en haar achterban tijdens de Negenjarige Oorlog, 1688-1697 (Middelburg, 2001) hfdst. 9.


Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984


(Vlissingen 4 febr. 1652 - 's-Gravenhage 10 sept. 1706). Maakte, in dienst van de kooplieden Lampsins, door zijn schranderheid snel carrière in de toen florerende commissievaart, waarin hij weldra als zelfstandig koopman optrad. Hij verwierf zodoende veel afgunst, welke hij op humoristische wijze beantwoordde, getuige zijn Sedigh debat (1704) n.a.v. een aanval van J. Ghijseling. Hij was raad, schepen en burgemeester van Vlissingen en als bewindhebber van de Oostindische Compagnie vendumeester ter admiraliteit.