Ghiselin Danckerts

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken
Ghiselin Danckerts
Danckerts2.jpg
De canon Crucem sanctam subiit, bron::richardrijnvos.nl
Geboren circa 1510 Tholen
Overleden circa 1567 Rome
Beroep Componist, zanger en muziektheoreticus van Zeeuwse afkomst, actief in Rome (1538-1565).
VIAF G. Danckerts

Levensloop

Over de jeugd van Ghiselin Danckerts in Zeeland is zeer weinig bekend. Rond het jaar 1535 zou hij zich in Napels hebben gevestigd als muzikant en componist in dienst van edelman Pierluigi Caraffa. Drie jaar later vertrok hij naar Rome, waar hij van 1538 tot 1565 actief was als zanger in de Sixtijnse Kapel. Ook zou ene ‘Petrus Adriani alias Danckerts’ uit Tholen rond 1535 actief geweest zijn als huiskapelaan van de kerk van Saint Celsus. Of Danckerts via dit vermeende familielid in de Sixtijnse Kapel geraakte, is onduidelijk. Hij zou zich ontpoppen tot een bekwaam en toegewijd zanger, die vrijwel zelden van zijn post week. Naast zijn betrekking als zanger bekleedde hij enkele jaren het ambt van punctuator en abbass, twee hoofdzakelijk administrieve functies binnen de Kapel. Vanaf 1560 ging zijn gezondheid ernstig achteruit. Hij liet regelmatig verstek gaan bij het koor en bezocht in 1563 de vermaarde modderbaden van Tivoli, destijds in het bijzonder in trek bij reumapatiënten. Naar verluid moest hij het koor ten slotte verlaten omdat hij geen stem meer had, buitensporig rijk was en te vrij omging met vrouwen (‘vocem non habet, excellens dives, mulieribus deditus’). Wel blijft zijn naam nog twee jaar opduiken in een lijst van ‘tweederangs zangers’, waaruit geconcludeerd zou kunnen worden dat hij in 1567 stierf. Zijn precieze doodsoorzaak is niet bekend.

Muzikale stijl

In 1551 was Danckerts een van de juryleden in een debat tussen musicologen Nicola Vicentino en Vicente Lusitano over de drie Griekse genera der muziek. Volgens Lusitano kon iedere compositie worden teruggevoerd op één soort, de diatonische; Vicentino pleitte voor een strikte verdeling in diatonische, chromatische en enharmonische muziek. Het debat viel samen met de opkomst van nieuwe, radicale opvattingen over polyfone muziek. Componisten begonnen zich steeds meer vrijheden te veroorloven en onttrokken zich langzaamaan aan de contrapunttheorie en de traditionele kerktoonladders door een toenemend gebruik van voortekens en chromatische passages. Volgens Danckerts deed deze ‘nuova maniera’ afbreuk aan de kwaliteit en de toegankelijkheid van de muziek; hij gebruikte zijn eigen ervaringen als zanger om aan te tonen dat de voortekens in de partituur het zingen bemoeilijkten. Hij vreesde bovendien dat met het versoepelen van de contrapuntregels een van de fundamenten van de compositie verloren ging.

Danckerts schrijft traktaat

Het debat, dat gewonnen werd door Lusitano, was voor Danckerts de aanleiding tot het schrijven van een traktaat waarin hij deze stellingname verdedigde. De eerste versie van het traktaat dateert van 1551. In de jaren 1556-57 en 1559-60 werkte Danckerts aan een herziene tweede en derde versie. Zowel van de eerste als de tweede versie is het oorspronkelijke document bewaard gebleven, beide te vinden in de Rome Biblioteca Vallicelliana (MS 56 Fol. 413r-423v en Fol. 382r-423v). Het traktaat, dat overigens nooit officieel werd gepubliceerd, omvat hoofdzakelijk een uiteenzetting van de door Danckerts en Lusitano afgekeurde driedeling van Griekse genera. De eerste versie dient voornamelijk ter verslaggeving van het debat tussen Lusitano en Vicentino; hierbij haakt Danckerts in op Vicentino’s traktaat L’antica musica ridotta alla moderna prattica en een vergelijkbaar document van de hand van Lusitano. In de tweede versie onthult hij veel meer van zijn eigen gedachtegoed; het schetst een duidelijk beeld van zijn persoonlijkheid en plaatst zijn opvattingen in een historisch perspectief.

Werk en bekendheid

Danckerts componeerde in verscheidene genres. Tijdgenoten Adams en Fornari citeerden hem als respectievelijk ‘ottimo contrappuntista’ (beste componist in contrapunt) en ‘ottimo compositore di madrigali’ (beste componist van madrigalen). Zelf spreekt hij in de derde redactie van een door hem geschreven traktaat over een groot aantal missen, motetten, hymnen, gebeden, lamentaties, psalmen, cantica, madrigalen, sonnetten en andere werken van zijn hand. Niettemin is maar een beperkt deel van zijn oeuvre daadwerkelijk gepubliceerd en nog een kleiner deel bewaard gebleven: vijf motetten en een madrigaal doorstonden de tand des tijds. Het motet Tu es Petrus, volgens zestiende-eeuwse bronnen ook van Danckerts’ hand, is onlangs toegeschreven aan zijn Spaanse tijdgenoot Cristóbal de Morales (ca. 1500-1553). In zijn traktaat duiken de titels op van op zijn minst elf andere gezangen (zie de lijst aan het eind van dit artikel). Bovendien zou Danckerts twee volledige boeken met madrigalen hebben gepubliceerd.

Ave Maris Stella

De canon Ave Maris Stella, bron:richardrijnvos.nl

Het motet Ave Maris Stella, tekstmatig gebaseerd op de gelijknamige hymne, is geschreven in de vorm van een schaakbord en behoort zodoende tot een van Danckerts’ puzzelcanons. Er zijn verschillende opvattingen over hoe de vierstemmige canon precies uit het bord moet worden gededuceerd. Algemeen verondersteld wordt dat de partijen vakje voor vakje worden gelezen, horizontaal of verticaal, waarbij iedere zanger in een van de hoeken begint. Muziektheoreticus Pietro Cerone (1566-1625) wijdde een sectie van zijn El Melepeo aan de canon en suggereert dat zangers een zekere vrijheid genoten in hun verplaatsingen over het bord, mits ze allen dezelfde beweging uitvoerden. Logischerwijs volgden ze hierbij de voorschriften voor een specifiek schaakstuk. Hans Westgeest ondersteunt dit idee en verwijst naar de schaakbordgedichten van de Grands Rhétoriqueurs, een groep Franse dichters die diagrammen creëerden waarbij teksteenheden op 64 vakjes dienen te worden gecombineerd tot een gedicht. Men kan zich afvragen in hoeverre iedere leeswijze ook daadwerkelijk een coherent muziekstuk genereert. Aannemelijk is dat Danckerts zelf tenminste één specifieke oplossing voor ogen had. De eerstgenoemde leeswijze ligt dan – ook in muzikaal opzicht – het meest voor de hand.

Motetten

De canon Crucem sanctam subiit schreef Danckerts in de vorm van een kruis. Sopraan, alt, tenor en bas verplaatsen zich over de armen van het kruis; beide armen kunnen zowel van links naar rechts als ondersteboven van rechts naar links worden gelezen. Aan de bovenzijde van het kruis zijn bovendien twee optionele, niet-canonische stemmen opgetekend. Danckerts gebruikte de tekst van een reeds bestaande antifoon uit het Corpus antiphonalium officii. Een interessant detail is dat de derde partij, waarschijnlijk de alt, tussen de andere stemmen door de volledige melodie van de antifoon zingt als een cantus firmus. Net als Tua est potentia bevat dit motet een ostinato.

Het motet Tua est potentia werd gepubliceerd in Napels in januari 1538 – net voordat Danckerts zijn intrede deed in de Sixtijnse Kapel. Napels was toen nog in Spaanse handen, wat een conflictueuze situatie creëerde tussen Spanje en de Kerkelijke Staat. Binnen zijn compositie speelde Danckerts in op de heersende roep om vrede. Zo is de cantus firmus overgenomen uit de Gregoriaanse antifoon Da pacem, domine (Heer, geef ons vrede). Verder bestaat de tenorpartij uit zes noten die verwijzen naar de zes leliën als vredessymbool in het familiewapen van paus Alessandro Farnese (Paulus III). In de oorspronkelijke notatie zou de partij te vinden zijn in de illustratie van een lelie boven de notenbalken die in deze hoedanigheid de stem van de paus vertegenwoordigde.

Het oorspronkelijke manuscript van het zesstemmige motet Suscipe verbum virgo Maria is in de Tweede Wereldoorlog verloren gegaan en kon alleen door middel van eerder gemaakte foto’s worden gereconstrueerd. De cantus firmus zingt tekst en melodie van de antifoon Ave Maria. Voor de andere stemmen gebruikte Danckerts de tekst van een Gregoriaanse melodie.

Letamini in Domini is gebaseerd op twee onafhankelijke teksten: de beginregel – Letamini in Domino et exultate iusti: et gloriamini omnes recti corde. Oremus – diende als grondtekst voor verscheidene gezangen. Het tweede deel is een gebed uit de Sacramentarium Gelasianum. Melodie en tekst van de cantus firmus komen voort uit de Litaniae Sanctorum.

Het laatste overgeleverde stuk is de tweedelige madrigaal Fedel, qual sempre fui. Danckerts maakte gebruik van een bestaande melodie, beurtelings gezongen door elk van de vier stemmen. Binnen de muziek valt het gebruik van zestiende noten en syncopen op; het stuk heeft een sterk ritmisch karakter.

Invloed

Het gebrek aan naamsbekendheid als componist suggereert dat Danckerts weinig draagvlak voor zijn composities vond. Of hij zichzelf niet goed wist te verkopen of dat zijn conservatieve stijl hem uit de markt prees, blijft vanwege de beperkte hoeveelheid primaire bronnen vooralsnog in het ongewisse. Wellicht hechtte Danckerts meer waarde aan het uitdragen van zijn ideeëngoed dan aan de muziek zelf; ondanks het feit dat hij de oprukkende verandering in muzieksmaak niet kon afwenden, leeft zijn filosofie voort tot in de eenentwintigste eeuw.


Lijst met werken

Overgeleverde werken

  • Ave Maris Stella – motet
  • Crucem sanctam subiit – motet
  • Tua est potentia – motet
  • Letamini in Domino – motet
  • Suscipe verbum virgo Maria – motet
  • Fedel, qual sempre fui – madrigaal


Verloren werken

  • Adieu soulas
  • Clarus es ante alios
  • Faulte d’argent
  • Gratias agimus
  • Il est bien aise
  • La dolce vista
  • Non m’è grave el tormento
  • Pater noster & Ave Maria
  • Perche piangi Alma
  • Petite camusette
  • Tout d’ung accord

Auteur

-Dok Kunneman, 2012

Bronnen

  • Boncella, Paul Anthony Luke, ‘Denying Ancient Music’s Power: Ghiselin Danckerts’ Essays in the ‘Generi Inusitati’, in:

Tijdschrift van de Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis 38 (1988) 59-80. Website 6 februari 2012.