Andries Vierling(h): verschil tussen versies

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken
 
Regel 11: Regel 11:
 
}}
 
}}
 
==Biografie==
 
==Biografie==
Andries Vierling(h) was schepen van Breda (1536-1537) en secretaris van de Weeskamer aldaar; te Steenbergen was hij van 1537-1567 rentmeester van de Oranjes. Hij kreeg vooral bekendheid door zijn ‘Tractaet van dyckagie', dat voor het eerst werd uitgegeven in 1920 in de kleine serie van de Rijks-Geschiedkundige Publicatiën. Daarin komt hij naar voren als een man, die van jongsaf vertrouwd is geweest met dijkzaken, zowel wat de technische als de bestuurlijke kant betreft. In zijn jeugd was hij in dienst van de rentmeester en dijkgraaf generaal van Bewesten Schelde, Adolf Hardinck, als klerk in zaken van dijkage. Na de beruchte St.-Felixvloed van 1530 bevond hij zich op Walcheren bij de gaten in de dijken van de Arne om vervolgens naar het Verdronken Land van Zuid-Beveland te vertrekken, waar hij werkzaam was bij het beruchte stroomgat van Kreke. In de jaren vijftig van de 16e eeuw vervulde hij het ambt van dijkgraaf van de Graaf Hendrikspolder. Als grijsaard, zoals hij zelf zegt, ontwierp hij plannen om het Verdronken Land van Zuid-Beveland te herwinnen (1572). Een 'Memorie' over de hoofden op Walcheren laat zien dat hij een tegenstander is van het gewelddadig ingrijpen in het stroomregiem. Hij vergelijkt de stromen met vurige ongetemde paarden 'de waeteren ende stroomen en willen met sachticheyt ende met een naecht tomnken bereden wesen'. Soms echter was het nodig de stroom met geweld een halt toe te roepen met name aan de zuidkant van Schouwen. Het Tractaet van Dyckagie is er een voorbeeld van dat ervaring, gepaard met kennis en inzicht en niet te vergeten koelbloedigheid, nodig is om in dijkzaken op de juiste plaats en op de juiste tijd te kunnen opereren.
+
Andries Vierling(h) was schepen van Breda (1536-1537) en secretaris van de Weeskamer aldaar; te Steenbergen was hij van 1537-1567 rentmeester van de Oranjes. Hij kreeg vooral bekendheid door zijn ‘Tractaet van dyckagie', dat voor het eerst werd uitgegeven in 1920 in de kleine serie van de Rijks-Geschiedkundige Publicatiën. Daarin komt hij naar voren als een man, die van jongsaf vertrouwd is geweest met dijkzaken, zowel wat de technische als de bestuurlijke kant betreft. In zijn jeugd was hij in dienst van de rentmeester en dijkgraaf generaal van Bewesten Schelde, Adolf Hardinck, als klerk in zaken van dijkage. Na de beruchte St.-Felixvloed van 1530 bevond hij zich op Walcheren bij de gaten in de dijken van de Arne om vervolgens naar het Verdronken Land van Zuid-Beveland te vertrekken, waar hij werkzaam was bij het beruchte stroomgat van Kreke.  
 +
 
 +
In de jaren vijftig van de 16e eeuw vervulde hij het ambt van dijkgraaf van de Graaf Hendrikspolder. Als grijsaard, zoals hij zelf zegt, ontwierp hij plannen om het Verdronken Land van Zuid-Beveland te herwinnen (1572). Een 'Memorie' over de hoofden op Walcheren laat zien dat hij een tegenstander is van het gewelddadig ingrijpen in het stroomregiem. Hij vergelijkt de stromen met vurige ongetemde paarden 'de waeteren ende stroomen en willen met sachticheyt ende met een naecht tomnken bereden wesen'. Soms echter was het nodig de stroom met geweld een halt toe te roepen met name aan de zuidkant van Schouwen. Het Tractaet van Dyckagie is er een voorbeeld van dat ervaring, gepaard met kennis en inzicht en niet te vergeten koelbloedigheid, nodig is om in dijkzaken op de juiste plaats en op de juiste tijd te kunnen opereren.
  
 
==Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984==
 
==Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984==

Huidige versie van 3 mei 2021 om 08:40

Andries Vierling(h)
A Vierlingh.jpg
Panorama op Reimerswaal, 1696-1700. Prent uit de Cronyk van Zeeland, Smallegange. Na de beruchte St.-Felixvloed van 1530 bevond Andries Vierling(h) zich op Walcheren bij de gaten in de dijken van de Arne om vervolgens naar het Verdronken Land van Zuid-Beveland te vertrekken, waar hij werkzaam was bij het beruchte stroomgat van Kreke. Bron: Wikimedia Commons.
Geboren 1507
Overleden 1578
Beroep Waterbouwkundige
VIAF Andries Vierling(h)

Biografie

Andries Vierling(h) was schepen van Breda (1536-1537) en secretaris van de Weeskamer aldaar; te Steenbergen was hij van 1537-1567 rentmeester van de Oranjes. Hij kreeg vooral bekendheid door zijn ‘Tractaet van dyckagie', dat voor het eerst werd uitgegeven in 1920 in de kleine serie van de Rijks-Geschiedkundige Publicatiën. Daarin komt hij naar voren als een man, die van jongsaf vertrouwd is geweest met dijkzaken, zowel wat de technische als de bestuurlijke kant betreft. In zijn jeugd was hij in dienst van de rentmeester en dijkgraaf generaal van Bewesten Schelde, Adolf Hardinck, als klerk in zaken van dijkage. Na de beruchte St.-Felixvloed van 1530 bevond hij zich op Walcheren bij de gaten in de dijken van de Arne om vervolgens naar het Verdronken Land van Zuid-Beveland te vertrekken, waar hij werkzaam was bij het beruchte stroomgat van Kreke.

In de jaren vijftig van de 16e eeuw vervulde hij het ambt van dijkgraaf van de Graaf Hendrikspolder. Als grijsaard, zoals hij zelf zegt, ontwierp hij plannen om het Verdronken Land van Zuid-Beveland te herwinnen (1572). Een 'Memorie' over de hoofden op Walcheren laat zien dat hij een tegenstander is van het gewelddadig ingrijpen in het stroomregiem. Hij vergelijkt de stromen met vurige ongetemde paarden 'de waeteren ende stroomen en willen met sachticheyt ende met een naecht tomnken bereden wesen'. Soms echter was het nodig de stroom met geweld een halt toe te roepen met name aan de zuidkant van Schouwen. Het Tractaet van Dyckagie is er een voorbeeld van dat ervaring, gepaard met kennis en inzicht en niet te vergeten koelbloedigheid, nodig is om in dijkzaken op de juiste plaats en op de juiste tijd te kunnen opereren.

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984

Bekijk de originele tekst uit de Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984

Auteur

?

Literatuur

  • M.P. de Bruin, Vierling en de aanleg van hoofden.