Zeeuwse spelling

Uit Wiki ZB
Versie door Johan Francke (overleg | bijdragen) op 12 nov 2014 om 16:56 (‘m, ‘k, da’s, ‘s, d’r, t’r, n, t’n)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken
spelling, Zeeuwse / Zeeuwse spelling

Er bestaat geen standaard-Zeeuwse schrijftaal, wel zijn er spelmethodes waarin alle Zeeuwse (en West- en Frans-Vlaamse) dialecten genoteerd kunnen worden. Bij een bepaalde klank wordt de notatie gekozen die die klank in het dialect het best benaderd. Zeeuwse klanken die hieronder niet worden besproken worden gespeld volgens de Algemeen Nederlandse (AN) spelling. Het doelgebied van deze schrijftaal strekt zich uit van Frans-Picardië, West-Vlaanderen, Zeeuws-Vlaanderen, de Zeeuwse eilanden tot de Zuid-Hollandse eilanden. Een enclave hierin wordt gevormd door het Land van Hulst dat feitelijk onder de Oost-Vlaamse dialecten valt. Hieronder worden de klinker- en medeklinkervormen, lidwoorden, voltooide deelwoorden, verkleinwoorden, vreemde uitgangen, glottislagen en meervoudsvormen besproken.

Het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten, 1979, foto: Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 50112.

Klinkers

ae, ao en aa

Het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten, 1979, foto: Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 50114.

Klanken die meest overeenkomen met aa, maar meer ‘gesloten’ zijn dan de AN-uitspraak, worden weergegeven met ae. De zeer gesloten Zuid-Bevelandse aa-vormen (die worden uitgesproken als een lange ì in kip en in verschillende klanklengtes voorkomen) en de plaatselijk mogelijke korte gesloten uitspraak van ‘naar’[nì] en ‘daar’[dì] worden als aè genoteerd.

Indien etymologisch gezien het gebruik van een eê juister is wordt deze gebruikt bijvoorbeeld in schaar [scheêre], laag [leêge]. Als de uitspraak van woorden als blauw en grauw geslotener klinken dan in het AN, dan worden die met aeu gespeld [graeuw] [blaeuw]

Alle klanken die het meest overeenkomen met AN-aa waarvan de uitspraak opener is dan de AN uitspraak worden weergegeven met ao. Ook alle korte a’s, die in veel Zeeuwse dialecten opener worden uitgesproken dan in het AN worden met ao weergegeven (vallen=vaolle(n), alles=aolles). Half open a-klanken zoals in AN-aa worden als aa of a gespeld: aalles, vader, vaallen.

Voorklinkers ae, è

Klanken die het meest overeenkomen met een AN-à, maar in het Zeeuws geslotener worden uitgesproken, worden weergegeven met ae, zoals in warm [waerm] en zijn open voorklinkers.

Klanken die het meest overeenkomen met een AN-è, die in het Zeeuws een opener uitspraak kennen worden met een e weergegeven [lekker] (en geen lèkker). Uitzondering daarop vormen korte vervoegingen van ‘hebben’ [è, èn] en woorden met een zeer open uitspraak zoals kerel en wereld [kèrel] [wèreld].

ê, eê, voorklinkers in zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden

Klanken die het meest overeenkomen met een AN-ee, maar waarvan de dialectuitspraak duidelijk anders klinkt worden weergegeven met eê en ê zoals in been en benen [beên] [bênen]. Zeer korte gesloten uitspraak van ‘weer’ en ‘meer’ wordt met ì genoteerd [wì] en [mì]. Voor het aantal klinkers wordt de AN-spelling aangehouden

Zelfstandige naamwoorden met een dubbele klinker in het AN-enkelvoud, die in het Zeeuwse dialect doorgaans de uitgang –e krijgen, worden met een dubbele klinker geschreven zoals ‘teil’ [teêle] en ‘uur’ [uure] (het is overigens wel twee uren [tweê uren].

Een AN-ij geldt daarbij als twee klinkers zoals in vijf [vuuve], pijp [puupe]. Dezelfde regel geldt voor bijvoeglijke naamwoorden zoals ‘hoog’ [‘oôge].

ô, oô, half gesloten of halfopen achterklinkers

Klanken die staan voor AN-oo, maar waar de dialect uitspraak anders klinkt [òò] of tweeklanken [oe-a] en [oo-a] worden weergeven met oô en ô, zoals in boot, boten en lopen [boôt, bôten en lôpe]. Voor wat betreft het aantal klinkers wordt de AN spelling aangehouden.

In een aantal gebieden is er een afwijking tussen de uitspraak van de oo voor met name dentalen ([doôd] klinkt als [doe-ad]) en de oo voor labialen (boôm klinkt als [bòòm] of boam]). Die tegenstelling wordt verduidelijkt door de éénklank oo, zoals in boôm, te spellen als oa. Dat is voor veel noord- en midden-Zeeuwse dialecten wenselijk zoals in: ‘Hij loopt met lood in zijn schoenen naar school’ [Ie loapt mie ’t loôd in z’n schoeën naè schoole]. Zie ook: ê en eê.

ì, korte half gesloten voorklinker

Iets minder gesloten voorklinker dan de é, zoals in [pìt en lìk]. Gebezigd indien dit ter verduidelijking nodig is.

ù, half gesloten middenklinker

Deze letter wordt gebruikt indien dit ter verduidelijking nodig is; zoals in put en ruk [pùt en rùk].

ò en à, a

Als een klinker in het AN lang wordt uitgesproken, maar in het Zeeuws een korte klinker is, wort deze weergegeven met een accent grave. ‘Zo’ wordt dus [zò].

Bij het wegvallen van een medeklinker voor of na een ook in het AN korte klinker, wordt geen accent gebruikt. Tenzij dat verwarrend is. In plaats van wel schrijven we dus [wè], maar maar [we] in plaats van ‘wij’: ‘We zijn al wel een keer wezen fietsen langs dat nieuwe pad.’ [We èn wè a een keêr weze fietse langs da nieuwe padje.’

ie en iee, oe en oee, ieë en oeë

Een verlengde ie- of oe-klank worden slechts dan als verlengd weergegeven wanneer deze als bijzonder lang wordt ervaren het woord op een verlengde klank eindigt of wanneer er verwarring mogelijk is met een woord met een niet-verlengde oe of ie. Indien een verlengde klank weergegeven dient te worden, wordt daartoe de laatste klinker van de klank tweemaal genoteerd. Bijvoorbeeld: doe [doee], thee [teêe], schieten [schieete(n)]. Als eer een duidelijke lettergreepwisseling of zelfs een tussenletter in de verlengde klank te horen is wordt een ë gespeld: spie [spieë]

uu, gesloten geronde voorklinker

Het gebruik van uu correspondeert met het gebruik van ui in AN, bijvoorbeeld: ‘uien of ajuin’ [juun]. De uitspraak ui zelf is onbekend in Zeeuws dialect.


Medeklinkers

stomme h, andere stomme medeklinkers en g

De h wordt niet uitgesproken, uitgezonder op Goeree-Overflakkee. De h wordt dus een stomme h. Deze wordt aan het begin van een woord in het Zeeuws weergegeven met een apostrof, zoals in hond en haard [‘ond en ‘aerd]. Een stomme h wordt niet weergegeven wanneer die niet aan het begin van een woord staat of wanneer de Zeeuwse vorm sterk afwijkt van de AN-vorm en een apostrof zodoende niets bijdraagt aan de herkenning van het woord: ‘uto en aerop’ (rechts- en linksom, etymologisch wel met h), verabbezakken, ik è.

Andere stomme medeklinkers worden in principe niet weergegeven. Onder meer de Walcherse en Schouwse vorm van ‘worden’wordt dan [ore] ; dit in tegenstelling tot het woord horen [‘ore]. Andere stomme medeklinkers zijn bijvoorbeeld de t in poetsen [poese], kast [kasse], iets [ies]. Omwille van de leesbaarheid wordt in het laatste geval ook wel gewoon ‘iets’ geschreven.

De uitspraak van de g is zeer genuanceerd. Ze wisselt van duidelijke, hoewel zachte (velare) g-klank tot zuivere h, naar gelang van de positie in woord en zin, terwijl plaatselijk en zelfs individueel ook verschil aanwezig is. Als h uitgesproken g’s worden als g genoteerd; Een Zeeuwse g is echter geen volkomen h, er zit vaak een licht g-achtig element in, zoals in gewoon [gewoon (uitspraak hewoon)], goedkoop [goe’koop (uitspraak hoe’koop)], godverdorie [gosternokke (uitspraak hosternòkke)].

f, v, s, z

In het Zeeuws worddt vaak een fo of een s gehoord, waar het AN een v of een z laat zien. Deze medeklinkers worden echter als in het AN genoteeerd: vijftig [vuuftig], zestig [zestig] en geen ‘fuuftig of sestig.’ Zo wordt er ook [’t za wè], ‘het zal wel’, gezegd in plaats van ’t sà wè.’

‘m, ‘k, da’s, ‘s, d’r, t’r, n, t’n

Verkorte weergaven zoals da’s, d’r, ‘s, ‘k en ‘m (die ook in AN niet ongebruikelijk zijn) worden in als gewone vorm gebruikt. Indien het in dat verband met de uitspraak wenselijk is, kan in plaats van d’r ook t’r worden geschreven: ‘Als er weinig mensen zijn, ga ik weer naar huis. [a t’r weinig volk is, gaen ik wì naer ‘uus].

Het wederkerend voornaamwoord n (plaatselijk m) wordt zonder apostrof geshreven om de tegenstelling tot het lidwoord ’n uit te drukken: ‘dat heeft hij wel meer gedaan’ [dat eit n wè meer gedae’ Een ’t die niet als lidwoord wordt gebruikt wordt eveneens zonder apostrof geschreven.

lidwoorden et, ‘t, een, ’n en den

Het lidwoord een wordt bij voorkeur als in het AN genoteerd. De notatie ’n is minder juist; als er in de meesete Zeeuwse dialecten al een letter wegvalt in de uitspraak van een, zal dat eerder de n dan de ee zijn. Het lidwoord het wordt als ’t gespeld. De AN h is etymologisch onjuist (in vergelijking met het Engelse ‘it’ of het Duitse ‘es’) Bij nadruk wordt et gebruikt. Bijvoorbeeld ‘de Drie Koningen is hét café’ [de drie keuniengn is et café].

Het lidwoord de wordt in het Zeeuws uitgesproken als ‘dun’, maar opgeschreven als ‘den’, ook wanneer dat niet benadrukt wordt.


Voltooid deelwoord

Voltooide deelwoorden zonder g [‘edaèn, elôpe] krijgen geen apostrof aan het begin. Slechts wanneer dat voor de leesbaarheid wenselij is, krijgt zo ’n vorm in samenstellingen wel een apostrof: ‘ik ben het nagegaan.’ [‘k è ’t naè égaè] Een weggevallen e aan het begin van een voltooid deelwoord at wel met een g begint wordt weergegeven met een apostrof: gehad [g’aod of g’ad] en vastgehouden [vastg’ouwn].


Verkleinwoorden

Als uitgang bij verkleinwoorden worden alleen –(t)je, -(t)sje en –(s)ke(n) gebruikt.


Verschoven medeklinkers

Medeklinkers die in de uitspraak van veel Zeeuwse dialecten regelmatig naar voren of achteren verschuiven, worden zonder deze verschuiving weergegeven: ‘dat hebben we’ (spreek uit als ‘dà t-è me’) wordt [dat è me].


Vreemde woorden, uitgangen –tie, -eau, en dergelijke

Vreemde woorden worden niet verzeeuwst, tenzij de Zeeuwse uitspraak dusdanig van de Nederlandse afwijkt dat een Zeeuwse notatie gerechtvaardigd is. Computer en walkman blijven dus hetzelfde, maar wel [sukelao] voor chocola.

Bij uitgangen als –ie, -tie en –eau wordt de AN=spelling aangehouden. Democratie wordt dus [democraotie].


Glottislagen

Zogenaamde glottislagen (wegvallende medeklinkers middenin een woord, waar een plofje van de stembanden voor in de plaats komt) worden niet weergegeven. Er wordt dus gewoon bakker en tikkende geschreven.


Slot-n in werkwoorden en meervoudsvormen

Buigings-n van lidwoorden komt bij mannelijke substantiva zowel in nominatief als in verbogen navolgingen voor. Dit is het geval als het volgende woord begint met klinker b of d, bijvoorbeeld ‘de oude man is dood’[d’n ouwe man is dôôd] of ‘is de baas thuis?’ [is d’n baos tuus?]. Daar waar de h wordt uitgesproken geldt dit eveneens: ‘als de hemel valt’ [as d’n hemel valt].

Wanneer in de werkwoorden en meervoudsvormen een –n wordt gehoord, wordt die ook weergegeven. Op de Zeeuwse eilanden wordt de voorafgaande e meestal wel gehoord (zij het soms bijna stemloos) en dus ook gespeld: we lopen naar huis, volgens mij is het te (be)lopen [me lôpe naer úus, volgens mien is ’t te lôpen].

In Zeeuws-Vlaanderen wordt die voorafgaande e niet gehoord en dus ook niet geschreven: roepen en stikken wordt [roepn en stikn]. De voorafgaande medeklinker wordt niet meer verdubbeld [pakn] en niet ‘pakkn.’In oostelijk Zuid-Beveland vertonen de dialecten vergelijkbare kenmerken. Auteurs uit dat gebied kunnen op basis van hun eigen uitspraak zelf een keuze uit de twee bovenstaande basisregels (-en of –n) maken. Die keuze dient echter wel consequent te worden doorgevoerd.


oude e-uitgang van substantiva

Een groot aantal vrouwelijke en een beperkt aantal mannelijke substantiva hebben de e-uitgang, zoals in het Middelnederlands het geval is. Hetzelfde doet zich voor bij zelfstandig gebruikte telwoorden, adjectiva (als naamwoordelijke deel van het gezegde) en adverbia. Dit verschijnsel geldt voor het gehele gebied uitgezonderd de steden, Land van Hulst en Oost-Flakkee, terwijl het in oostelijk Tholen sterk is afgesleten. Verwaarlozing van e-uitgang ten gevolge van ‘niet vrije’ positie in de zin komt over het gehele gebied voor.


Voorvoegsel van het verleden deelwoord

Hierbij zijn twee typen te onderschieden; de ge- en de e- gebieden.

Ge- gebieden zijn: Walcheren (uitgezonderd Westkapelle), Tholen, St. Philipsland, westelijk- en oostelijk Zeeuws-Vlaandren en Overflakkee. Bijvoorbeeld: hij heeft daar gewoond [ie ei’t dì geweund]

E- gebieden zijn: Westkapelle, Zuid-Beveland, Schouwen-Duiveland, Goeree. Bijvoorbeeld, hij heeft daar gewoond [ie ei’t dì ‘eweund]

Noord-Beveland kent beide vormen. Bij werkwoorden aanvangend met een klinker of stomme h wordt op Schouwen-Duiveland en soms op Zuid-Beveland het voorvoegsel geheel verwaarloosd.


AUTEUR

-Johan Francke, 2013


BRONNEN

-H.C.M. Ghijsen (red.), Woordenboek der Zeeuwse dialecten (Den Haag, 1964).

-De Zeêuwse schriefwiezer (Oost-Souburg: Stichting Zuudwest 7, 1999).