Piëtisme

Uit Wiki ZB
Versie door Hans Clement (overleg | bijdragen) op 25 feb 2015 om 12:00 (Hans Clement heeft pagina PiËtisme hernoemd naar Piëtisme: Spellingsfout)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken
Piëtisme

Protestantse religieuze opwekkingsbeweging die de nadruk legde op persoonlijke vroomheid en praktisch christendom. Zonder het piëtisme geen protestantisme, zeker niet in Zeeland, waar het een sterke invloed heeft uitgeoefend. Op de synode van Dordrecht (1618/19) was de leer van de kerk vastgelegd. In 1625 verscheen de Synopsis purioris theologiae (Kort begrip van de zuivere theologie). Daarnaar werd gepreekt en bijbelteksten moesten dienen ter ondersteuning van deze leer. In de 17e eeuw werd de invloed van Descartes groter. Hij gaf aan het menselijk denken een hoge prioriteit. Daartegen zijn de Walcherse artikelen opgesteld. Anderen kwamen in verzet omdat het woord van de Schrift voor hen belangrijker was dan het woord van de belijdenis (strijd tussen coccejanen en voetianen). Een derde groep begon nadruk te leggen op het persoonlijke geloof en op de binding aan het hart van Christus. Zo kwamen de persoonlijke geloofservaringen op een belangrijke plaats te staan. Zoals bij de volgelingen van Descartes de mens met zijn rede in het middelpunt kwam te staan, zo stond bij deze derde groep eveneens de mens in het middelpunt, maar nu de vrome, de bekeerde mens, waarbij een zekere mystieke inslag niet ontbrak. Het is moeilijk voor Zeeland de overgang van de nadere reformatie naar het piëtisme te bepalen. In de andere gewesten is dit iets gemakkelijker omdat het piëtisme daar onmiddellijk samenviel met de invloed van Voetius. In Zeeland hebben in sterkere mate dan elders ook Engelse invloeden meegespeeld. Na het hoog oplaaiende incident in Middelburg tussen coccejanen en voetianen rond om Momma, is er in Zeeland betrekkelijk weinig strijd meer geweest tussen deze twee groepen. De verbondstheologie was in Zeeland geaccepteerd. Met de komst van Jean de Labadie naar Middelburg in 1666, kreeg Zeeland ineens volop met het piëtisme te maken en wel in zijn meest consequente vorm. Maar reeds voordien waarden zulke gedachten hier rond: Jodocus van Lodenstein was van 1650-'52 predikant te Sluis geweest en had in deze richting reeds invloed uitgeoefend. Bovendien was Zeeland sterk op de universiteit van Utrecht gericht, waar Voetius overheerste. Deze was niet alleen de kampioen voor de zuiverheid der leer van Dordrecht, maar ook de man van een piëtistische mystieke vroomheid die in zijn 'Praxis Pietatis' de praktijk van de godzaligheid en de oefening in de vroomheid beschreef. In het begin van het optreden van de Labadie had Voetius nogal met hem op. Later keerde hij zich tegen hem. Evenzo lag het bij Koelman. Niettemin zijn Voetius en Lodenstein te beschouwen als leiders van het piëtisme, dat in Zeeland een gereed liggende akker vond. Men is hier dikwijls verder gegaan dan de Utrechtse leermeester. Vele van de kenmerken van de nadere reformatie vinden we terug in het piëtisme, zoals de heiliging van de zondag en de hervorming van het open bare leven, waarbij de volkszonden vanuit de kerken met behulp van de overheid scherp werden bestreden. Maar bij het piëtisme vinden we een zwenking naar het innerlijk leven. Dit bracht inderdaad een bezieling en verlevendiging van de prediking. Daarbij werd ook het christelijk leven van alle dag na aan het hart gelegd. Maar door de levensheiliging, die gepredikt werd, kreeg men te maken met bepaalde uiterlijke kenmerken van het geloof en de bekering, zoals afkeer van vermaak en weelde, zuivering van het levenspatroon enz. Het aardse leven werd gezien als een voorbereiding op de eeuwigheid en zo kwam men er toe de samenleving zoveel mogelijk te mijden en het kerkelijk te zoeken in conventikels. 'Des christens reis naar de eeuwigheid' van Bunyan is in Zeeland een veel gelezen boek geweest. Niet alleen is men gaan zoeken naar kenmerken om bekeerden en onbekeerden te kunnen onderscheiden, men ging ook vooruitlopen op het oordeel dat alleen aan God toe komt. Dit piëtisme heeft gedurende de 18e eeuw belangrijke delen van Zeeland beheerst. Daarin zijn klanken geweest (ook wat het taalgebruik betreft) die hier tot op heden worden gehoord. Willem Teellinck wordt nogal eens als eerste Zeeuwse piëtistische predikant genoemd, met zijn streven naar geestelijke opwekking, ingetogen levensgedrag en innige mystieke vroomheid. Er zijn bij hem zeker aanknopingspunten tot het piëtisme, maar hij behoort veel meer tot de nadere reformatie, ook in zijn aansluiting bij het Engelse puritanisme. In de Labadie breekt het piëtisme ten volle door, terwijl Koelman hier ergens op een grens staat. Behalve Van Lodenstein, wiens verblijf in Sluis slechts een kleine tussenperiode in zijn leven was, is het vooral de voetiaan Bernardus Smytegelt die landelijke betekenis heeft gekregen. Het piëtisme is hier geen zaak van predikanten geweest, zoals trouwens nergens. Dat valt reeds op te maken uit de vele conventikels en uit de boeken die er verschenen. Hier blijkt ook weer de aansluiting bij het Engelse piëtisme. Johannes Louyssen schreef in 1714 `De zaligmakende leer, of de gelukzaligheid van den oprechten van wandel die in den weg des Heeren gaan' enz. Voordien had de Vlissingse notaris Thomas Morris reeds boeken van John Andrews en John Hayward uit het Engels vertaald, zoals 'Hemelse spiegel en alle uitverkoren kinderen Gods' en 'Heiligdom der benauwde zielen'. Tot de piëtisten behoren ook de hernhutters, die in Middelburg in de tweede helft van de 18e eeuw een paar kleine conventikels hebben gevormd, maar dit is een wat ander soort piëtisme geweest.


AUTEUR

S.J.M. Hulsbergen

LITERATUUR

Weeda, Psychologische kenmerken. De Vrijer, Schortinghuis. De Vrijer, Smytegelt.