Lampsins (Lampsens, Lamsen)

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken
Lampsins (lampsens, Lamsen)

Familie van rijke kooplieden en reders te Vlissingen. Na de val van Antwerpen in 1584 vestigde Cornelis Lampsins (overleden te Vlissingen november 1624) zich met zijn vrouw, Maria Meunicx, en kinderen te Vlissingen. Zij waren afkomstig uit Oostende waar Cornelis - schepen en burgemeester - grond bezat.

Jan Lampsins

Jan (Oostende Vlissingen 2 febr. 1619). Zoon van Cornelis. Bewindhebber van de Noordsche- of Groenlandsche Compagnie. Gehuwd met Janneke Vetters.

Cornelis II Lampsins

Cornelis II (Oostende Vlissingen april 1625). Zoon van Cornelis. Raad en schepen van Vlissingen. Gehuwd met Maayke Chareis van Groede.

Adriaan Lampsins

Adriaan (Vlissingen Middelburg 1665). Zoon van Jan. Bewindhebber van de Oost Indische Compagnie. Huwde in 1629 met Jozina de Haze en woonde in Middelburg in de Korte Delft in het huis Bourgogne.

Cornelis III Lampsins

Cornelis III (Vlissingen 17 sept. 1600 - Vlissingen 2 sept. 1664). Zoon van Jan. Raad (1631), schepen (1636-1649) en burgemeester (1650-1652) van Vlissingen. Sinds 1633 bewindhebber van de West-Indische Compagnie. Gecommitteerde ter Staten-Generaal (1654). Gehuwd met Tanneke Geleins Boers (gezegd Schot). In 1633 liet hij het buiten Lammerenburg, even buiten Vlissingen gelegen, opnieuw aanleggen. Op een schilderij, in het museum te Vlissingen, staat dit buiten afgebeeld met op de voorgrond Cornelis, gezeten in een karos, waarvan werd gezegd dat het de eerste karos in Zeeland was.Cornelis liet in 1641 op de Nieuwedijk (thans nr. 11) te Vlissingen een monumentaal patriciërshuis in renaissancestijl bouwen. Hierin heeft hij tot zijn dood gewoond. Nu is het Rijkseigendom en in gebruik bij het Directoraat Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken. In Zeeuws-Vlaanderen bezat hij grond onder andere in de in 1650 bedijkte Willemspolder. In 1656 schonk Cornelis aan de kerk van het in deze polder gestichte dorp Schoondijke, eengebrandschilderd raam met zijn wapen. In 1662 kocht hij door bemiddeling van Justus de Huybert, Zeeuws afgevaardigde bij de vredesonderhandelingen tussen de Republiek en Frankrijk, voor veel geld de titel van baron van Tobago van Lodewijk XIV. Cornelis had twee zonen, Johan en Gelein. Naar hen is de Lampzinspolder in de gemeente Oostburg genoemd. Onder de zonen van Jan, Adriaan en Cornelis (verder de gebroeders Lampsins te noemen), heeft het handelskantoor van de Lampsins zijn grootste bloei beleefd. Zij behoorden tot de aanzienlijkste kooplieden en reders van de 17e eeuw. Hun schepen voeren op havens in alle werelddelen. Een belangrijk onderdeel van de rederij was de kaapvaart. Er waren voortdurend twaalf uitstekend uitgeruste oorlogsschepen in zee. In 1632 wisten twee van deze schepen, 'Samson' (kapitein Jan Gideons) en 'Vlissingen' (kapitein Abraham Crijnssen) de Duinkerker kapers grote schade toe te brengen. Veel beroemde zeehelden hebben op de schepen van de gebroeders Lampsins gevaren zoals Abraham Crijnssen en Michiel Adriaanszn. de Ruyter. De Ruyter begon als touwslagersjongen op de in 1617 opgerichte lijnbaan van de Lampsins. Later voer hij als schipper en koopman voor rekening van de Lampsins. In 1649 verkregen de gebroeders Lampsins van de West-Indische Compagnie het patronaatschap over het Nederlandse deel van Sint-Maarten. Ze mochten het koloniseren, in staat van verdediging brengen, er een commandeur aanstellen en kregen kaperbrieven tegen de toenmalige vijand, de Portugezen. De kolonisten en negerslaven werden met schepen van de Lampsins aangevoerd. Tijdens het patronaatschap van de Lampsins telde de kolonie ongeveer 300 blanke bewoners. In 1667 en 1668 stond Sint-Maarten bloot aan plunderingen door Engelsen zodat de kolonisten hun have en goed verloren. Vele inwoners trokken weg. In 1672 werd het Nederlandse deel van Sint Maarten door de Fransen in bezit genomen en verviel het patronaatschap van de Lampsins, die zich al sinds enige jaren weinig van Sint-Maarten hadden aangetrokken. In 1654 besloten de Lampsins het sinds lang ontvolkte eiland Tobago (ook Nieuw Walcheren genoemd) opnieuw te koloniseren. Bijna gelijktijdig stichtte de hertog van Koerland aan de noordkust van Tobago een kolonie. Cornelis wendde zijn invloed als Gecommitteerde ter Staten-Generaal aan om het patronaatschap van Tobago te verkrijgen. Op 5 mei 1655 verleenden de Staat en de West-Indische Compagnie aan de Lampsins octrooi om op Tobago een kolonie te stichten, o.a. op voorwaarde dat de gouverneur benoemd zou worden onder goedkeuring van de Staten-Generaal. De schepen van de Lampsins onderhielden een geregelde dienst op het eiland en brachten kolonisten uit Europa over. In 1665 telde de kolonie 1200 inwoners die tabak, gember, katoen, indigo en suikerriet verbouwden. Er waren zes suikermolens. Ter bescherming van de nederzetting 'Nieuw Vlissingen' werden er drie versterkingen met geschut gebouwd. In de Tweede Engelse oorlog werd Tobago geplunderd en bleef er weinig van de welvaart over. Het octrooi, voor tien jaar verleend en in 1665 verlengd, verliep in 1675. De erfgenamen van de gebroeders Lampsins lieten zich in 1676 door de Admiraliteit van Amsterdam voor f 360.000,— uitkopen. Wel behielden ze in eigendom hun vier plantages, de Ram, het Lam, de Koeyman en 't Schaep.

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984

Bekijk de originele tekst uit de Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984

Auteur

-F.C. van Oosten, J.H. Kluiver?

Literatuur

  • Nagtglas, Levensberichten.
  • N.N.B.W. II.
  • G.J. van Grol, De grondpolitiek in het West-Indische Domein.

Adelsdiploma van Cornelis Lampsins, door Lodewijk XIV tot baron van Tobago verheven. Zilveren foudraal van het adelsdiploma van C. Lampsins, vervaardigd door Nic. Loochemans.