Kaern'uus

Uit Wiki ZB
Versie door Johan Francke (overleg | bijdragen) op 7 okt 2014 om 14:59
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken
Kaern'uus (karnhuis)
Teêltuun bij een boerderij in Arnemuiden, foto: J. Midavaine, 1961, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 91436.

Bijgebouw op het erf van de boerderij, waarin de melk werd gekarnd, eventueel in één gebouw ondergebracht met de bakkeête. In dat geval waren bakkeête en de ruimte waar gekarnd werd door een binnenmuur van elkaar gescheiden en hadden ze elk een aparte toegangsdeur.

Functie en plaats

In het kaern’uus stonden onder meer een ontromer waarin de room van de melk werd gescheiden, een karn(ton) waarin boter werd gemaakt, en melkemmers. Op de vloer lagen plavuizen. De melkemmers stonden op een rek of teêltuun.

Teêltuun bij een karnhok van een boerderij bij Koudekerke,foto: C. Kotvis, 12 mei 1969, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 9539.

Hier en daar was kaernkot de naam voor het aparte hok waarin het karnwiel zich bevond dat door een hond in beweging werd gebracht. Later werden hiervoor een slinger en menskracht gebruikt. Andere karninstallaties (karnmolens) werden door een paard dat buiten rondjes liep aangedreven. Het eigenlijke kaern’uus werd ‘kaernkot’ genoemd wanneer het niet gecombineerd was met de bakkeête en dus kleiner was. Onder het karnhuis was een kelder waar de room bewaard werd, in roombusjes, tot ze aan de weg werd gezet om door de melkauto te worden opgehaald – althans in een aanzienlijk deel van de twintigste eeuw. In de kelder werden ook andere producten bewaard, zoals aardappels en appels. De boter werd na het karnen gekneed, opgemaakt en voorzien van het merk van de boerderij.

Was de karnruimte aanvankelijk in de boerenwoning, sinds de negentiende eeuw werden op het erf karnhuizen gebouwd, vaak tegen de al bestaande bakkeêt aan. In het tweede kwart van de negentiende eeuw waren bijvoorbeeld in West-Zeeuws-Vlaanderen de meeste karnhuizen al onder hetzelfde dak als de bakkeête ondergebracht. Later in de negentiende eeuw werden kaern’uus en bakkeête tezamen nieuw gebouwd. Enkele karnhuizen waren zo groot dat ze, als ze bleven bestaan, later als vakantieverblijf verhuurd konden worden.

Een tot vakantiewoning verbouwd karnhuis in Schoondijke, 2013, bron: http://www.boerderijkamers.nl/accomodaties/het-karnhuis-de-bedstee-de-arke

AUTEUR

-Jan Zwemer, 2013.

LITERATUUR

-P. van Cruyningen, Van aardappelkelder tot zaadzolder. Zeeuwse boerderijen sinds de Middeleeuwen (Middelburg, 2003) 46.

-P.J. van Cruyningen, ‘Schone, welbetimmerde hofsteden.’ Boerderijbouw in Zeeland van de tiende tot de twintigste eeuw, Utrecht, 2002, 162.

-H.C.M. Ghijsen (red.), Woordenboek der Zeeuwse dialecten (Den Haag, 1974) 392-393.

-W. Halfwerk, Cursus Streekeigen Erven in Zeeland (Goes, 1999) 29.

-G. Smallegange, Leven op ’t hof. Mensen en beesten op Zeeuwse boerderijen (Goes, 2005) 121-122.

-G. Smallegange, Rond ’t hof. Boerderijen en boerenleven in Zeeland (Goes, 2003) 139.

WEBSITES

boerderijkamers